Ter toelichting op zijn grieven betoogt [appellant] , zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter ten onrechte eraan is voorbijgegaan dat [geïntimeerde] actief het klantenbestand van pop-up restaurant ‘Veldkas’ aanschrijft en pop-up restaurant Löss op diverse wijzen en via diverse kanalen presenteert als de voortzetting van pop-up restaurant ‘Veldkas’. Er zijn grote gelijkenissen tussen de beide eetgelegenheden, waaronder ten aanzien van de locatie, het uiterlijk, de inrichting, de periodisering, de prijsstelling en de verdere werkwijze. Löss is de facto de voortzetting van Veldkas. Ook de klanten en volgers van Veldkas denken dat Löss de volgende editie is van Veldkas. Uit een recente publicatie van
[website]blijkt dat het grote publiek Löss ziet als de volgende editie van Veldkas en dat [geïntimeerde] Löss zo presenteert.
De voorzieningenrechter verbindt ten onrechte geen gevolgen aan het gegeven dat Veldkas, althans haar onderneming, juridisch niet op de juiste wijze is voortgezet, zo vervolgt [appellant] zijn betoog. Voordat één der vennoten de onderneming van de vof c.q. de vof zelf kan en mag voortzetten, moet tussen hen eerst worden afgewikkeld. Dat is niet gebeurd, want de verdeling heeft nog niet plaatsgevonden. [geïntimeerde] heeft het recht in eigen hand genomen en is met vermogensbestanddelen van een medevennoot aan de haal gegaan. Dat mag rechtens niet.
Ter zitting bij de voorzieningenrechter heeft [appellant] uitdrukkelijk aangegeven de onderneming c.q. de vof ook te willen voortzetten. Voor zo’n voortzetting is de medewerking van [[ Y ]] niet nodig. Weliswaar is Veldkas plaatsgebonden, maar dat gaat niet zo ver dat de onderneming per se op het landgoed van [[ Y ]] moet plaatsvinden. Dat kan ook op een nabijgelegen landgoed. De voorzieningenrechter overweegt daarom ten onrechte dat onvoldoende aanknopingspunten voorhanden zijn waaruit blijkt dat [appellant] de onderneming c.q. de vof zou willen en/of kunnen voortzetten en dat geen afspraken met [[ Y ]] zijn gemaakt.
Anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, is Veldkas uniek, zo betoogt [appellant] verder. Het is een concept dat zich in 2020 in meerdere opzichten heeft bewezen met als gevolg een enorme aantrekkingskracht bij de (lokale) doelgroep, mede ten gevolge van de unieke ligging in het Limburgse heuvellandschap en de gecreëerde sfeer. Zelfs als Veldkas niet uniek is, heeft nog steeds te gelden dat [geïntimeerde] niet gerechtigd was een tweede editie ervan (met weliswaar een andere naam) te exploiteren zonder dat conform de vof-overeenkomst een bepaalde toedeling van de aan de vof toebehorende onderneming had plaatsgevonden. Buiten kijf staat dat [geïntimeerde] de naam van Veldkas en de daaraan verbonden goodwill heeft aangewend om Löss onder de aandacht te brengen van het grote publiek.
De waarde van Veldkas wordt mede bepaald door de goodwill. Er is waardevolle goodwill, zoals blijkt uit de reacties van onder andere volgers op social media. Daaraan doet niet af dat er op papier bij de exploitatie van Veldkas een klein verlies is geleden. De goodwill is nog niet verdeeld. Omdat (de onderneming van) Veldkas vof en de goodwill nog niet zijn verdeeld, is [geïntimeerde] geen eigenaar c.q. rechthebbende van Veldkas en haar goodwill. Löss is echter wel een continuering van Veldkas. [geïntimeerde] maakt zodoende zonder recht of titel gebruik van de goodwill en de onderneming van Veldkas. [geïntimeerde] kan deze dus niet zomaar aanwenden ten behoeve van een tweede editie. [geïntimeerde] handelt dan ook in strijd met de vof-overeenkomst dan wel onrechtmatig, zo zet [appellant] zijn betoog voort.
De voorzieningenrechter past de vof-overeenkomst op onjuiste wijze toe door daarover alleen te overwegen dat de vraag rijst of artikel 14 lid 1 op de onderhavige situatie van toepassing is. De voorzieningenrechter bedient zich daarbij van ‘cherry picking’. In ieder geval is artikel 15 lid 1 van de vof-overeenkomst van toepassing, op grond waarvan kan worden afgewikkeld en de onderneming met goodwill aan een van de beide vennoten kan worden toebedeeld. De vof-overeenkomst eindigt door tijdsverloop, gelet op wat artikel 4 lid 1 bepaalt. Het einde van vof Veldkas volgt dus niet uit artikel 13, zodat artikel 14 lid 1 van de vof-overeenkomst van toepassing is.
Door te handelen op de door [appellant] aan [geïntimeerde] verweten wijze, heeft [geïntimeerde] zijn verplichtingen onder de vof-overeenkomst geschonden alsook tegenover [appellant] onrechtmatig gehandeld, zo begrijpt het hof de stellingen van [appellant] .