Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[de onderbewind gestelde],
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/348124 / HA ZA 18-520)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- de bij H12-formulier van 26 november 2021 door mr. Smeekes toegezonden producties 1 en 2, die hij bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht;
- de bij H12-formulier van 7 december 2021 door mr. Smeekes op verzoek van het hof overgelegde ontbrekende pagina’s (pagina 6 van de inleidende dagvaarding en pagina 2 van het proces-verbaal van 28 februari 2019) van het procesdossier eerste aanleg,
- de mondelinge behandeling op 8 december 2021.
3.De beoordeling
Partijen verklaren de volgende werkafspraken met elkaar te hebben gemaakt.
Verder staat vast dat alleen [geïntimeerde] de opdracht voor de taxatie aan [persoon B] heeft gegeven alsook dat zij de kosten daarvan voor haar rekening zou nemen. [persoon B] heeft in zijn taxatierapport ook geschreven dat [geïntimeerde] de opdrachtgever was en dat hij de taxatie uitsluitend voor haar heeft gedaan. Anders dan [appellant] lijkt te suggereren , is geen sprake van een deskundigenbericht als bedoeld in art. 194 Rv.
aan de Voorwerpen (…) een waarde – op datum overlijden 2015 – in het economisch verkeer als bedoeld in art 21 van de Successiewet toe te kennen (…)’.
Het begrip waarde in het economische verkeer in de Successiewet is niet gedefinieerd, maar dit begrip kan op basis van vaste jurisprudentie worden omschreven als de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor het goed meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde zou zijn besteed. Dat deze waarde in het onderhavige geval anders zou zijn dan [persoon B] heeft vastgesteld, heeft [appellant] niet, althans onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat de werken honderden en zelfs vele duizenden euro’s waard zijn, thans een waardering wordt gegeven op tientjes-niveau en dat op rommelmarkten hogere prijzen worden gerealiseerd voor onbekende kunstenaars, leidt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet tot een ander oordeel. Het hof gaat dan ook aan deze stelling voorbij.
Vrijstaande woning’ aan de [adres] in [plaats] . [appellant] heeft ter zitting gesteld dat er nog een groot stuk grond achter de woning ligt dat niet in de taxatie is meegenomen. Het hof kan dit niet uit het taxatierapport afleiden. Daar komt bij dat [geïntimeerde] ter zitting heeft aangegeven dat de gemeente al jarenlang de WOZ-waarde van de woning op € 356.000,- heeft vastgesteld en dat het taxatierapport met een lagere marktwaarde voor haar geen aanleiding is geweest om bezwaar te maken tegen de hogere WOZ-waarde.
Op grond van artikel 150 Rv is het aan [appellant] om de door hem gestelde waarde van de woning te bewijzen. Nu [appellant] de waarde van € 225.000,- gemotiveerd heeft betwist, zal het hof hem conform zijn bewijsaanbod in de gelegenheid stellen om te bewijzen dat de waarde van de echtelijke woning op het tijdstip onmiddellijk na het overlijden van erflater meer dan € 225.000,- bedroeg.
heeft vervolgens in haar berekening van de legitimaire massa verwezen naar ‘
Hypothecaire Geldleningen (…) b) Akte 23-10-2018 tbv SVB -/- € 30.398,75’. Uit een notariële akte van 23 oktober 2018 met de daarachter gehechte beschikking van de SVB blijkt volgens [geïntimeerde] dat de restantschuld van uiteindelijk € 30.398,75 (door erflater ten onrechte ontvangen AOW) betaald is door de hypotheek op het huis met de schuld te verhogen. Volgens [appellant] is deze vermeende vordering van de SVB onvoldoende onderbouwd.
“Graag beantwoord ik uw vraag naar de hoogte van de vorderingen op het moment van overlijden van uw echtgenoot:
Mr. Smeekes zal na zijn bezoek aan de woning in het kader van de taxatie van de kunst namens de heer [appellant] beslissen of hij een taxatie van de inboedel wenst. Hij zal dat binnen 1 week na genoemd bezoek aan mr. Oude Luttikhuis laten weten. Partijen zullen in dat geval ter zake die taxatie vergelijkbare afspraken maken.” Ter zitting heeft mr. Smeekes desgevraagd aangegeven dat hij na het bezoek aan de woning in verband met de taxatie van de kunstwerken van erflater niet alsnog om een taxatie van de inboedel heeft verzocht en dat er geen nadere taxatie voor de inboedel is gemaakt. Nu hij dit niet heeft gedaan, gaat het hof ervanuit dat [appellant] met de tijdens de taxatie aangegeven waarde van de inboedel ad € 5.000,- heeft ingestemd. [appellant] stelt nu weliswaar dat de waarde van de inboedel hoger moet zijn, maar heeft dit niet nader onderbouwd. Dit had op zijn weg gelegen, met name nu [geïntimeerde] gemotiveerd heeft betoogd dat de door [appellant] genoemde verzekerde waarde van de kunstobjecten op de sterfdatum van erflater (al lang niet) meer actueel was en dat de piano geen waarde had omdat die onbespeelbaar en niet te stemmen was.
Het hof zal dan ook uitgaan van een waarde van de inboedel van € 5.000,-.
- Basisrekening Rabobank [rekeningnummer 1] per 12 januari 2015: € 110,30
- Comfortspaarrekening ING, [rekeningnummer 3] per 6 januari 2015: € 59,94
- Betaalrekening ING, [rekeningnummer 4] per 20 januari 2015: € 2.987,20
4.De uitspraak
[bewindvoerder 3]in haar hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [de onderbewind gestelde] , wonende te [woonplaats] ’ in het roljournaal te wijzigen in ‘
[bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2]’ in hun hoedanigheid van bewindvoerders over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [de onderbewind gestelde] , wonende te [woonplaats] ;
- [appellant] met de hiervoor in r.o. 3.14 vermelde doeleinden; en
- [geïntimeerde] met de hiervoor in r.o. 3.20 vermelde doeleinden;