Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van het gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009. De vader, verzoeker in hoger beroep, was niet ter zitting verschenen, terwijl de moeder, verweerster in hoger beroep, bijgestaan werd door haar advocaat. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure. De rechtbank Oost-Brabant had eerder op 30 juli 2021 de beschikking gegeven waarin het gezamenlijk gezag werd beëindigd en het gezag aan de moeder alleen werd toebedeeld. De vader was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 maart 2022 heeft de vader zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij tijdelijk niet in staat was om het gezag uit te oefenen door persoonlijke omstandigheden, waaronder dakloosheid en opname in de GGZ. Hij hoopte zijn rol als vader te kunnen hervatten en het contact met [minderjarige] te herstellen. De moeder daarentegen betwistte de claims van de vader en stelde dat er geen vertrouwen in hem was, gezien zijn verleden van onbereikbaarheid en de verstoorde communicatie tussen hen.
Het hof heeft overwogen dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, maar dat de vader niet voldoende heeft aangetoond dat zijn situatie is verbeterd. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij het gezag over [minderjarige] aan de moeder is toebedeeld. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.