ECLI:NL:GHSHE:2004:AR5959

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R200400407
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Koens
  • M. van Teeffelen
  • H. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging ouderlijk gezag en omgangsregeling in het belang van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 september 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag. De vrouw, appellante, verzocht om alleen belast te worden met het ouderlijk gezag over haar zoon, geboren op 1 december 1999, na een echtscheiding die op 9 augustus 2001 was uitgesproken. De rechtbank te Maastricht had eerder geoordeeld dat het gezamenlijk ouderlijk gezag in het belang van het kind moest blijven bestaan, ondanks de communicatieproblemen tussen de ouders. De vrouw stelde dat deze problemen ernstig waren en dat de man in het verleden had gedreigd met ontvoering van hun kind, wat haar vrees voor de veiligheid van het kind vergrootte.

Het hof overwoog dat de enkele omstandigheid dat er momenteel geen communicatie tussen de ouders bestaat, onvoldoende is om het verzoek van de vrouw toe te wijzen. Het hof benadrukte dat een verzoek tot eenhoofdig gezag alleen kan worden toegewezen als dit in het belang van het kind is. In dit geval was er geen onaanvaardbaar risico dat het kind klem of verloren zou raken door de communicatieproblemen, aangezien de man instemde met een regeling waarbij de vrouw zelfstandig beslissingen kon nemen over de verzorging en opvoeding van het kind. Het hof concludeerde dat het in het belang van het kind was om te weten wie zijn vader is en dat de vrouw haar informatieplicht jegens de man niet had nageleefd.

De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof oordeelde dat de vrouw niet in staat was om aan te tonen dat het gezamenlijk gezag schadelijk was voor het kind. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.

Uitspraak

9 september 2004
Rekestenkamer
Rekestnummer R200400407
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[Appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
de vrouw,
procureur mr. Ph.C.M. van der Ven,
t e g e n
[Geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
de man,
procureur mr. M.J.C. Zuurbier.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank te Maastricht van 1 maart 2004, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 28 mei 2004, heeft de vrouw verzocht de beschikking van de rechtbank Maastricht van 1 maart 2004 te vernietigen en te bepalen dat de vrouw met ingang van een door het hof te bepalen datum het eenhoofdig ouderlijk gezag zal verkrijgen over haar zoon [naam zoon].
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 23 juni 2004, heeft de man het hof verzocht het verzoek van de vrouw af te wijzen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2004. Bij die gelegenheid zijn gehoord de vrouw en haar raadsman, mr. Sigmond, de man en zijn raadsman, mr. Keulens, en mr. H. Werger namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad).
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift en het verweerschrift;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Maastricht van 4 februari 2004.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit hun huwelijk is op 1 december 1999 geboren [naam zoon](hierna: [roepnaam]). Bij beschikking van 9 augustus 2001 (ingeschreven op 4 oktober 2001 in de registers van de burgerlijke stand) is de echtscheiding uitgesproken. De rechtbank te Maastricht oordeelde onder meer dat [roepnaam] werd toevertrouwd aan de vrouw en dat de man de echtelijke woning moest verlaten. De beslissing omtrent de omgang werd aangehouden in afwachting van het verloop en de afronding van een begeleide omgangsregeling (BOR), die plaatsvond in de periode augustus-september 2001. De raad had hiertoe geadviseerd in verband met de dreiging van ontvoering van [roepnaam] door de man naar het buitenland en om de man te ondersteunen in het vinden van aansluiting bij de leef- en belevingswereld van [roepnaam].
Bij beschikking van 14 januari 2002 heeft de kinderrechter het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en [roepnaam] afgewezen. De omgangsregeling zou alleen onder aanwezigheid van een betrouwbare derde kunnen plaatsvinden omdat het risico van een ontvoering niet valt uit te sluiten, nu de vader daarmee heeft gedreigd. Omdat een betrouwbare derde niet voorhanden bleek te zijn heeft de rechtbank geoordeeld dat omgang tussen [roepnaam] en de man op dat moment niet verantwoord zou zijn.
Op 16 juli 2002 heeft het gerechtshof te 's-Hertogenbosch deze beschikking bekrachtigd onder verbetering van gronden. Het hof achtte het aannemelijk dat het (gezins)leven van de vrouw door toedoen van de man is ontwricht. De man heeft [roepnaam] gedurende een weekeinde achtervolgd; hij had kunnen begrijpen dat dat intimiderend kon zijn voor de vrouw. Daarnaast heeft de raad aangegeven dat het gevaar voor ontvoering van [roepnaam] door de man niet valt uit te sluiten. Gelet op deze feiten en omstandigheden oordeelde het hof dat het vaststellen van een omgangsregeling een te zware druk zou leggen op de vrouw en haar gezin en om die reden niet in het belang van [roepnaam].
4.2. Op 15 januari 2003 heeft de vrouw een verzoekschrift ingediend tot wijziging ouderlijk gezag; zij wenst alleen belast te worden met het ouderlijk gezag. De man heeft bij verweerschrift een zelfstandig verzoek ingediend tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en [roepnaam]. Bij tussenbeschikking van 18 april 2003 heeft de rechtbank te Maastricht de raad verzocht onderzoek te verrichten naar de gezagsvoorziening en de omgangsregeling betreffende [roepnaam]. De raad heeft op 4 december 2003 rapport uitgebracht met daarin onder meer het advies het verzoek van de vrouw af te wijzen en de vrouw te verplichten tot statusvoorlichting. De raad komt tot dit advies omdat het gezamenlijk ouderlijk gezag het laatste draadje voor de man met [roepnaam] is. De raad acht het niet in het belang van [roepnaam] om de enige band met zijn vader door te snijden, temeer niet nu [roepnaam] niet is ingelicht over zijn status en de vrouw daar ook nauwelijks toe bereid is. Daarnaast heeft de raad vastgesteld dat er geen gronden zijn voor de ontzegging van een omgangsregeling tussen de man en [roepnaam], maar dat een dergelijke regeling praktisch niet uitvoerbaar is omdat de vrouw haar medewerking weigert.
Bij beschikking van 1 maart 2004 heeft de kinderrechter te Maastricht geoordeeld dat het niet in het belang van [roepnaam] is het eenhoofdig gezag aan de vrouw toe te kennen. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat het in het belang van [roepnaam] is en dat het [roepnaam]s recht is dat hij opgroeit met een duidelijk beeld van wie zijn vader is. De rechtbank heeft de vrouw een informatieplicht opgelegd inhoudende dat zij de man eenmaal per kwartaal zal inlichten over [roepnaam] door middel van het sturen van een recente foto, kopieën van schoolrapporten en uitslagen van toetsen, alsmede over de gezondheid en de ontwikkeling van [roepnaam].
4.3. Van deze laatste beschikking is de vrouw in hoger beroep gekomen. Zij voert daartoe het volgende aan.
4.3.1. De rechtbank is er ten onrechte vanuit gegaan dat de communicatieproblemen tussen de man en de vrouw niet belastend zijn voor [roepnaam]. Gezamenlijk gezag moet, aldus de vrouw, berusten op een goede communicatie tussen de beide ouders - het kind mag, zo stelt de Hoge Raad, niet klem of verloren raken in de strijd tussen beide ouders. De vrouw acht het uitgesloten dat er ooit nog sprake zal zijn van goede communicatie tussen haar en de man gezien de voortdurende intimidaties in het verleden door de man. Het hof heeft daar in zijn beschikking 16 juli 2002 uitgebreid bij stilgestaan. De vrouw vindt het dan ook niet terecht dat de raad noch de rechtbank wat dat betreft een kritische houding heeft aangenomen ten aanzien van de man. De vrouw is van mening dat de rechtbank had moeten constateren dat nu de communicatie tussen haar en de man ernstig is verstoord op grond hiervan geen vorm gegeven kan worden aan het gezamenlijk ouderlijk gezag zonder dat [roepnaam] hiertussen bekneld raakt. De rechtbank had daarbij in aanmerking moeten nemen dat de ernstige verstoring van de communicatie veroorzaakt is door het gedrag en de uitlatingen van de man en dat hij ondanks het verstrijken van de tijd geen enkele poging heeft ondernomen zijn gedrag en visie bij te stellen.
4.3.2. Gezien de inhoud van het ouderlijk gezag kan de rechtbank met haar oordeel niet anders bedoelen dan dat de man op enig moment in de gelegenheid moet worden gesteld daadwerkelijk gebruik te maken van zijn rechten en plichten. Dat betekent dat er voor de vrouw de voortdurende dreiging zal bestaan dat de man op enig moment een voor haar onaanvaardbare inbreuk zal maken op haar familieleven en dat van [roepnaam].
4.3.3. Het ouderlijk gezag is niet bedoeld om een feitelijke relatie tussen de man en [roepnaam] te realiseren. Hiervoor zijn omgang en informatie de aangewezen middelen. De rechtbank heeft de man er ten onrechte niet op gewezen dat het recht op omgang en familieleven verdiend moeten worden en dat hij daarvoor zijn gedrag en opvattingen dient bij te stellen.
4.4. Bij verweerschrift heeft de man het volgende aangevoerd.
4.4.1. Er is naar mening van de man geen reden om aan te nemen dat de communicatie tussen hem en de vrouw zodanig ernstig verstoord is dat [roepnaam] klem of verloren dreigt te raken tussen beide ouders.
4.4.2. De raad heeft in zijn laatste rapport (van 4 december 2003) aangegeven geen reden te zien voor wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Juist door het gezamenlijk ouderlijk gezag blijft de man nog een rol spelen in het leven van [roepnaam]. De man heeft aangegeven mee te zullen werken aan wat de vrouw in het belang van [roepnaam] acht.
4.4.3. Uit niets blijkt dat de raad hetgeen de vrouw naar voren heeft gebracht niet heeft meegewogen en uit niets blijkt dat de rechtbank daarmee geen rekening zou hebben gehouden.
4.5. Uit de stukken en ter zitting is het hof het volgende gebleken.
4.5.1.De voornaamste reden voor de vrouw om te verzoeken alleen belast te worden met het ouderlijk gezag is voor haar gelegen in de vrees dat [roepnaam] door de man ontvoerd zal worden naar het buitenland; de man heeft immers niets gedaan waaruit blijkt dat hij zijn leven hier in Nederland wil voortzetten en in het verleden verschillende keren gedreigd met ontvoering van [roepnaam]. Communicatie is al lange tijd niet meer tussen partijen mogelijk hetgeen - zo stelt de vrouw - grondslag vindt in ernstige intimidaties, mishandelingen en bedreigingen. De man is inmiddels opnieuw getrouwd; zijn vrouw en hij hebben een dochtertje. Sinds korte tijd heeft hij een vaste baan. De man wil in Nederland blijven wonen en werken. De vrouw is verhuisd en heeft de man recentelijk haar nieuwe adres gegeven. De vrouw gaat ondanks haar verhuizing naar een tien kilometer verderop gelegen dorp nog regelmatig gaat winkelen in het winkelcentrum in de buurt waar de man woont en de boodschappen doet.
4.5.2. De man heeft verklaard dat met betrekking tot de dagelijkse verzorging en opvoeding van [roepnaam] de vrouw alle beslissingen mag nemen die haar juist voorkomen en dat hij zijn medewerking zal verlenen voor zover dat noodzakelijk is. De man gaat akkoord met deze invulling van het gezamenlijke gezag en hoopt dat er na verloop van tijd verandering zal ontstaan in de houding van de vrouw. Hoewel er nu geen sprake is van enig contact tussen de man en [roepnaam] blijft de man hopen dat dit in de toekomst toch mogelijk is.
4.5.3. Met betrekking tot de statusvoorlichting heeft de vrouw [roepnaam] nog (steeds) niet verteld dat de man zijn vader is. Zij heeft verklaard dit eens te zullen doen, maar niet te weten wanneer dat zal zijn; zij vindt [roepnaam] nu te jong en is bang dat het te veel onrust met zich meebrengt voor [roepnaam] en haar gezin.
De vrouw is van plan wanneer zij vijf jaar alleen voor [roepnaam] heeft gezorgd een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [roepnaam] in te dienen.
4.6. Het hof overweegt als volgt.
De enkele omstandigheid dat er thans geen communicatie bestaat tussen partijen is op zich onvoldoende om de door de vrouw verzochte wijziging in het ouderlijk gezag toe te staan. Een verzoek tot eenhoofdig gezag kan immers alleen maar worden toegewezen als dit in het belang van het kind is. Daarvan is sprake indien er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind door de communicatieproblemen van de ouders klem of verloren dreigt te raken bij voortzetting van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Dit doet zich hier niet voor nu de man akkoord gaat met een invulling van het ouderlijk gezag die hierop neerkomt dat de vrouw alle beslissingen die nodig zijn in het kader van de verzorging en opvoeding zelfstandig kan nemen en hij waar nodig zijn medewerking verleent en zal blijven verlenen. Waren er in het verleden ernstige intimidaties, mishandelingen en bedreigingen (met ontvoering), thans blijken die zich niet (althans niet substantieel) voor te doen. De man heeft de echtscheiding inmiddels geaccepteerd, heeft een nieuw gezin gesticht en een vaste baan in Nederland. Dat de man confrontaties met de vrouw zoekt is niet aannemelijk geworden. Recente aanwijzingen die de (huidige) angst van de vrouw voor ontvoering kunnen rechtvaardigen, zijn er niet. Kennelijk ook niet bij de vrouw zelf nu zij haar huidige adres aan de man heeft verstrekt en zelf boodschappen gaat doen in het winkelcentrum in de buurt waar de man en zijn gezin wonen. Toewijzing van het verzoek van de vrouw is ook daarom niet in het belang van het kind omdat dit er recht op heeft te weten wie zijn vader is. Voorlichting daarover is een wezenlijk onderdeel van de verzorging en opvoeding door de ouder bij wie het kind woont. Tot op heden heeft moeder aan deze gezagstaak nog geen uitvoering willen geven en er zijn nog geen waarborgen dat zij dat in de toekomst wel zal doen. Onder die omstandigheden is het niet in het belang van het kind dat zijn vader het gezag over hem - en daarmee ook een mogelijkheid tot effectuering van de statusvoorlichting in de toekomst - verliest.
Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank terecht het verzoek van de vrouw afgewezen. De bestreden beschikking dient derhalve bekrachtigd te worden.
4.7. De proceskosten van dit hoger beroep worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank te Maastricht van 1 maart 2004;
compenseert de op het hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Koens, Van Teeffelen en Van der Linden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 9 september 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.