3.1.De rechtbank heeft in het vonnis van 22 juli 2020 onder 2 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Die feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen, voor zover in hoger beroep van belang, derhalve ook het hof als uitgangspunt. Deze feiten, aangevuld met tussen partijen vaststaande feiten die voor de beoordeling in hoger beroep van belang zijn, luiden als volgt.
i. De Maaspoort exploiteert een theater c.a. aan [adres] te Venlo.
CEV is een vennootschap werkzaam op het gebied van catering.
Het theater van De Maaspoort is geopend in 1984. De exploitatie van de bijbehorende horeca was tot 2011 in handen van De Maaspoort zelf. In 2011 heeft (het bestuur van) De Maaspoort besloten het beheer van de horeca bij een externe partij neer te leggen. Voor de onderhandse gunning daarvan is een informatiedocument opgesteld d.d. 10 juli 2011 met als titel "Informatie inzake beheerovereenkomst horeca" (hierna: het informatiedocument). In het informatiedocument is onder andere opgenomen, dat de directie van De Maaspoort voornemens is haar volledige horecaexploitatie per eind 2011 uit te besteden en in overleg met haar Raad van Toezicht heeft besloten om de volledige horecaexploitatie exclusief door een externe partij te laten beheren, waarbij de beheerder het volledige exploitatierisico voor haar rekening neemt. Verder is onder “Type overeenkomst” opgenomen de tekst: "
Theater de Maaspoort biedt een beheerovereenkomst aan, geen huurovereenkomst.”
Na een selectie van kandidaten is besloten een overeenkomst aan te gaan met een samenwerkingsverband genaamd "de Alliance van hier" (hierna: de Alliance). Dit was een samenwerkingsverband tussen CEV en een derde vennootschap, welke derde vennootschap op een later tijdstip uit het samenwerkingsverband is getreden en in deze procedure verder geen rol speelt. Na uittreding van deze derde vennootschap is CEV doorgegaan als enige contractuele wederpartij van De Maaspoort (ten aanzien van de hierna te noemen beheerovereenkomst).
Op 7 september 2011 hebben enerzijds De Maaspoort en anderzijds CEV en de derde vennootschap een intentieverklaring getekend om de horeca in beheer te geven aan de Alliance (hierna: de intentieverklaring). In de intentieverklaring staat onder meer dat De Maaspoort voornemens is op korte termijn een zakelijke relatie aan te gaan met een horecapartner om haar volledige horecaexploitatie exclusief door deze partner te laten verzorgen door middel van een zogenaamde beheerovereenkomst. In de intentieverklaring staat ook dat onder andere het informatiedocument als basis voor de te sluiten beheerovereenkomst zal dienen. De omvang van de horeca is in de loop der tijd uitgebreid en uiteindelijk gaat het bij de aan De Maaspoort verbonden horeca om een brasserie op de begane grond van het theatergebouw (hierna: de brasserie), een restaurant (hierna: het restaurant), een terras (hierna: het terras) op de eerste verdieping van het theatergebouw en daarnaast om - kort samengevat - de catering rondom voorstellingen en evenementen in een aantal horecauitgiftepunten gelegen rondom de theaterzalen van De Maaspoort (hierna: de buffetten).
De partijen genoemd onder v hebben vervolgens een overeenkomst gesloten genaamd "Beheerovereenkomst horeca-exploitatie Theater de Maaspoort te Venlo", gedateerd 15 maart 2012. In de overwegingen staat onder andere: “
AL (bedoeld wordt Alliance, toev. hof) gaat gedurende de looptijd van deze beheerovereenkomst voor eigen rekening en risico de horeca-exploitatie van Theater de Maaspoort beheren”. Van deze overeenkomst maakt deel uit een bijgevoegd stuk genaamd "Service Level Agreement" (hierna: SLA). Dit geheel wordt hierna aangeduid als: de beheerovereenkomst.
De beheerovereenkomst voorziet erin dat de beheerder aan De Maaspoort een aantal vergoedingen betaalt:
een vast jaarlijks bedrag voor de brasserie en voor het in bruikleen hebben van inventaris en apparatuur;
een percentage van 10% over de totale omzet van de beheerder exclusief de omzet van de brasserie en met een bepaalde vrijstelling, en
inzake huisvestingskosten een percentage van 2% over de totale omzet van de beheerder inclusief de brasserie en zonder vrijstelling.
De beheerovereenkomst is (na het vertrek van de derde vennootschap eind 2012) vanaf 3 december 2012 voortgezet door CEV. Dit is door CEV en De Maaspoort is vastgelegd in een document, genaamd “Sideletter Aanvulling op beheerovereenkomst inzake de horecaexploitatie van Theater De Maaspoort” (hierna: de sideletter). De sideletter bepaalt onder andere dat de door CEV te betalen vaste vergoeding voor de brasserie wordt omgezet in een omzetafhankelijke vergoeding en dat de vrijstelling voor het bepalen van de omzetafhankelijke vergoedingen wordt verhoogd.
De beheerovereenkomst bepaalt in artikel 15 van de SLA onder andere:
"
De beheerovereenkomst vangt aan op zaterdag 29 oktober 2011 en loopt tot 1 juli 2017. Partijen spreken de intentie uit om deze overeenkomst na 1 juli 2017 onder vergelijkbare voorwaarden voort te zetten indien de samenwerking tot wederzijdse tevredenheid is verlopen. (...) Ieder van de partijen heeft de bevoegdheid tot opzegging van de overeenkomst tegen 1 juli 2017 met inachtneming van een opzegtermijn van een jaar. (...)"
Op 30 april 2014 zijn partijen mondeling een verlenging van de beheerovereenkomst overeengekomen. In het door beide partijen ondertekende gespreksverslag van het betrokken overleg staat daarover geschreven: "
partijen spreken ter vergadering uit hun samenwerking na 1 juli 2017 met drie jaar voort te zetten i.c. tot 1 juli 2020.''
In 2016 is het restaurant heropend onder een nieuwe naam "Cabillaud". Deze naam behoort toe aan De Maaspoort.
De Maaspoort heeft vanwege ontevredenheid over de bestaande situatie op enig moment besloten om de beheerovereenkomst op te zeggen tegen het einde van de lopende termijn. Schriftelijk is opgezegd bij brief van 28 juni 2018 tegen 1 juli 2020, nadat al eerder in juni daarvan mondeling mededeling was gedaan aan CEV. Aldus heeft De Maaspoort een opzegtermijn van twee jaar gehanteerd.
CEV heeft deze opzegging niet geaccepteerd en geweigerd uit het theatergebouw te vertrekken.
De Maaspoort heeft CEV bij e-mail van 12 maart 2020 aansprakelijk gesteld voor de schade die zij zal lijden als gevolg van het door CEV niet respecteren van de einddatum 30 juni 2020.
Kort na het in dit hoger beroep bestreden eindvonnis van 22 juli 2020 is CEV vertrokken uit het gebouw van De Maaspoort. Sindsdien exploiteert De Maaspoort de horeca in haar gebouw weer zelf, door middel van een aan haar gelieerde vennootschap.
De vorderingen van De Maaspoort en de procedure in eerste aanleg
3.2.1.In deze procedure heeft De Maaspoort, na eiswijziging en kort samengevat, gevorderd:
1. primair:
- te verklaren voor recht dat de beheerovereenkomst niet kwalificeert als huurovereenkomst;
- te verklaren voor recht dat de beheerovereenkomst eindigt, althans is geëindigd, op 30 juni 2020, c.q. dat deze eindigt op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
subsidiair:
- de ontbinding van de beheerovereenkomst uit te spreken;
2. CEV te veroordelen uiterlijk 30 juni 2020, althans binnen 8 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, de bij haar in gebruik zijnde ruimtes van De Maaspoort te ontruimen en alle (groot)inventaris en apparatuur van De Maaspoort zoals vermeld op de door CEV overgelegde lijst terug te geven, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag dat CEV daarmee in gebreke blijft en met machtiging aan eiseres om die ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen op kosten van CEV;
3. CEV te veroordelen om een bedrag ad € 7.038,94 ter zake de factuur d.d. 3 juli 2017 aan De Maaspoort te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente althans de wettelijke rente, vanaf 17 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
4. CEV te veroordelen om met ingang van 1 juli 2020 elk gebruik, zowel direct als indirect, van de (handels)naam en het beeldmerk, althans de afbeelding, van "Cabillaud" met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden en op uiterlijk 1 juli 2020 zorg te hebben gedragen voor verwijdering uit het handelsregister van de handelsnaam "Cabillaud",
op straffe van een dwangsom ad € 1.000,- voor elke dag dat CEV dit gebod en/of verbod overtreedt;
5. CEV te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting alle door De Maaspoort als gevolg van het door CEV niet respecteren van de einddatum van de tussen partijen vigerende overeenkomst van 30 juni 2020, althans enige andere datum, waaronder doch niet uitsluitend, het niet toestaan van het benaderen van de werknemers van CEV, en/of het later dan 30 juni 2020 c.q. enige andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, ontruimen en opleveren van de onroerende en roerende zaken van eiseres, geleden en nog te lijden schade te vergoeden, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 februari
2020, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet; 6. CEV te veroordelen om aan De Maaspoort te betalen een bedrag ad € 726,95 ter zake buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf 8 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,
met veroordeling van CEV in de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.2.CEV heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.3.CEV heeft bij incidentele conclusie een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen en gevorderd om De Maaspoort niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen en de zaak te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken (rechtbank Roermond). Aan deze vordering heeft CEV ten grondslag gelegd dat volgens haar de kern van de zaak betreft of de tussen partijen gesloten overeenkomst een huurovereenkomst is of niet. Volgens haar gaat het dan ook om een zaak betreffende een huurovereenkomst ten aanzien waarvan de rechtbank niet bevoegd is. De Maaspoort heeft gemotiveerd verweer gevoerd in het incident.
3.2.4.In het tussenvonnis van 15 januari 2020 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank voorlopig geoordeeld dat de dagvaarding in redelijkheid kan worden uitgelegd in die zin dat zij een vordering inhoudt met betrekking tot de beoordeling van een beheerovereenkomst, niet zijnde een huurovereenkomst, en dat de rechtbank derhalve bevoegd is om van de vorderingen van De Maaspoort kennis te nemen. Op basis van dit voorlopige oordeel heeft de rechtbank de vordering tot niet-ontvankelijkverklaring van De Maaspoort afgewezen.
3.2.5.In het eindvonnis van 22 juli 2020 (hierna: het eindvonnis) heeft de rechtbank kort gezegd ter zake vordering 1 van De Maaspoort voor recht verklaard dat de beheerovereenkomst niet kwalificeert als huurovereenkomst en is geëindigd op 30 juni 2020, en de overige vorderingen van De Maaspoort toegewezen zoals in het dictum is vermeld, met veroordeling van CEV in de proceskosten.
De procedure in hoger beroep