6.2.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
( a) [appellant] heeft gehandeld onder de naam [naam website] .
( b) Tussen Global Pigeon Group Ltd (hierna: GPG ) als ‘Party I’ en Shenzen Industrial Co. Ltd. (hierna Shenzen Co ) als ‘Party II’ is in augustus 2015 een ‘
Cooperation Agreement pigeon export’ gesloten (hierna: de samenwerkingsovereenkomst). Deze overeenkomst, die ook door [appellant] is ondertekend, houdt onder meer het volgende in ‘
Party II is commissioned by Party I tot undertake the import of pigeons from Europe to China. (…) Party II responsible for customs clearing, quarantine clearing and China inland transport matters to the Quarantine destination of Part II. (…) Party I will outsource the services resulting from this contract to a Netherlands-based company called [naam website] .’
( c) [geïntimeerde] heeft [appellant] opdrachten gegeven met betrekking tot het vervoer van 43, 35 en 6, zijnde in totaal 84 duiven naar China. [geïntimeerde] zond op 15 september 2015 een email aan [e-mailadres] met een lijst van 43 te transporteren duiven
( d) [geïntimeerde] heeft ter zake de overeenkomst met [appellant] tot het vervoer van 43, 35 en 6 duiven aan [appellant] bedragen van respectievelijk € 5.375,00, € 5.125,00 en € 750,00 contant voldaan. Aanvullend heeft [geïntimeerde] per duif nog een bedrag van € 10,00, zijnde in totaal € 840,00, contant aan [appellant] voldaan. [appellant] heeft aan [geïntimeerde] geen facturen verstrekt.
( e) [appellant] heeft deze duiven, elk voorzien van een ringnummer, bij [geïntimeerde] opgehaald.
( f) [geïntimeerde] heeft op 12 november 2015 resp. op 29 november aan [appellant] (op het mailadres van [naam website] ) een lijst gezonden van alle ringnummers van de 78 resp. 6 duiven die “
nu bij jou zitten”.
( g) [appellant] heeft de duiven vervoerd vanaf [geïntimeerde] naar Clear Customs bvba (hierna: Clear Customs), een douanetussenpersoon, te België.
( h) Op 14 november 2015 heeft [appellant] aan Clear Customs opdracht gegeven met betrekking tot 272 duiven. Hij stuurde daarbij een lijst met ringnummers, de vermelding dat Clear Customs voor opslag, quarantaine, enting en controle moest zorgen en dat de verzending per vliegtuig door Rhenus Fresh B.V. (Rhenus) werd uitgevoerd. De importeur in China was Shenzen Co , het quarantaine adres aldaar op het vliegveld van Shenzen , en de vermelding voor wie de duiven uiteindelijk bestemd waren (het hof neemt aan: de kopers in China).
( i) Bij Clear Customs zijn de duiven in quarantaine geplaatst. Clear Customs heeft op 1 december 2015 een paklijst opgemaakt van 272 duiven.
( j) Rhenus heeft bij opdrachtbevestiging van 7 december 2015 aan [naam website] (t.a.v. [appellant] ) de opdracht bevestigd tot het doen vervoeren van de luchtvrachtzending bestaande in 272 levende duiven van Brussel naar Guangzhou (aankomst op 16 december 2015).
( k) Deze opdrachtbevestiging maakt melding van de CPT (carriage paid to) Incoterms.
( l) Overgelegd is een “
Certificate of origin” d.d. 7 december 2015 met betrekking tot duiven, met als afzender Clear Customs en als geadresseerde Shenzen Co .
( m) Overgelegd is een “
Veterinary certificate for pigeons to be exported to China” d.d. 14 december 2015. Als afzender staat vermeld Clear Customs, als geadresseerde Shenzen Co , als “
Country of origin”: België. Als verschepingsdatum en - plaats staat vermeld 15 december 2015 vanaf Brussels Airport. Aangehecht aan dit certificaat is een lijst met 272 ringnummers van duiven, alles voorzien van handtekening en stempel van een dierenarts van het Belgische Veterinair Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. In dat certificaat is, kort weergegeven, verklaard dat de duiven vrij zijn van symptomen van infectieuze en besmettelijke ziekten.
( n) Overgelegd is een Air Waybill van het transport van de 272 duiven. Hierin staat als ‘
shipper’ vermeld ‘ [naam website] c/o Clearcustoms’. Shenzen Co staat als ‘
consignee’ vermeld en Rhenus als ‘
Issuing Carrier’s Agent’. Verder zijn in de Air Waybill Brussel als luchthaven van vertrek en Guangzhou in China als luchthaven van aankomst genoemd. Tevens staat in de Air Waybill het verzoek om bij aankomst direct contact op te nemen met [persoon A] namens Shenzen Co . De Air Waybill is door Rhenus ondertekend ‘
as agent for above shipper’ en ‘
as agent for carrier China Southern Airlines’.
( o) De duiven zijn op 15 december 2015 per vliegtuig met China Southern Airlines naar China vervoerd.
( p) Op 18 december 2015 (22.22 uur) schreef Clear Customs een mail aan (o.a.) [naam website] (
Beste [appellant]), met als onderwerp: “
invoerweigering china”. Hij vermeldde dat wederinvoer uit China van vogels in de EU niet is toegelaten:
“
De kans dat we de duiven weer in Europa krijgen is dus zeer klein (of bijna niet bestaande). De procedures ingeval van invoerweigering voorzien echter wel dat de ambassade van het exporterende land een bemiddelingspoging moet ondernemen. (..) Om een bemiddeling te kunnen opstarten heb ik de contactgegevens nodig van de verantwoordelijke van de Chinese overheid en de importeur, alsook een kopie van de airwaybill (..) Ik denk dat deze werkwijze ons de meeste kansen bied[t]
om een vernietiging te voorkomen (..)”
[appellant] antwoordde daarop op 18 december 2015 (22.32 uur) onder meer:
“Goed initiatief de documenten heb je toch (..)”.
( q) Shenzen Co schreef op 22 februari 2016 aan [appellant] :
“
Dear [appellant]
1. About December 18, 2015 violations imported from Belgium to China.
a. Exporter has not complied with the stipulated route by the approval documents.
b. Exporter exports the pigeon from the affected areas of the Netherlands to China.
(..)
e. In the above cases, the destruction of the pigeon exported to China has already agreed by Embassy and consulates of Belgium in China
(..)”
( r) De gemachtigde van [geïntimeerde] heeft [appellant] op 18 oktober 2017 aansprakelijk gesteld voor het verlies van 84 duiven.
( s) Onder de opdrachtbevestiging van [appellant] aan Rhenus en aan Clear Customs vielen ook duiven die door een zekere [persoon B] en/of [persoon C] van [appellant] waren gekocht. Deze duiven spelen in hoger beroep geen rol meer.
6.2.1.[geïntimeerde] heeft [appellant] in rechte betrokken en gevorderd, samengevat, ontbinding van de tussen [geïntimeerde] en [appellant] en tussen [persoon B] en/of [persoon C] en [appellant] gesloten overeenkomsten en veroordeling van [appellant] tot betaling van in totaal € 57.510,00 en schadevergoeding op te maken bij staat, vermeerderd met rente en kosten. [appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6.2.2.De rechtbank heeft de vorderingen, voor zover die zagen op de door [persoon B] en/of [persoon C] aan [geïntimeerde] overgedragen vordering op [appellant] , afgewezen.
De tussen [geïntimeerde] en [appellant] gesloten mondelinge overeenkomsten heeft de rechtbank ontbonden. [appellant] is veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 11.340,00 uit hoofde van transportkosten/vrachtprijs, met de wettelijke rente hierover vanaf 9 april 2018, en tot betaling van schade nader op te maken bij staat, proceskosten en nakosten. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
6.2.3.[appellant] is met 9 grieven in hoger beroep gekomen tegen het vonnis. [geïntimeerde] heeft zijnerzijds geen hoger beroep ingesteld.
Partijen bij overeenkomst
6.3.1.[appellant] stelt dat hij slechts als vertegenwoordiger van Global Pigeon Group ( GPG ) is opgetreden en dat hij slechts een overeenkomst tot stand heeft gebracht tussen [geïntimeerde] en GPG . De rechtbank heeft dit standpunt verworpen in rov 4.6. Grief 3 is hiertegen gericht.
6.3.2.Aan zijn vordering heeft [geïntimeerde] ten grondslag gelegd dat [appellant] aan een of meer verplichtingen uit de met hem gesloten overeenkomst niet heeft voldaan. Bij de beoordeling hiervan dient als uitgangspunt dat, aangezien [geïntimeerde] zich op een overeenkomst beroept en door [appellant] gemotiveerd wordt betwist dat hij de wederpartij bij die overeenkomst is (en dat hem een tekortkoming kan worden verweten), op [geïntimeerde] de stelplicht en bewijslast rusten van de voor zijn vordering relevante feiten en omstandigheden.
Daarbij hangt het antwoord op de vraag of [appellant] jegens [geïntimeerde] bij het sluiten van de overeenkomst in eigen naam is opgetreden en de overeenkomst dus op eigen naam heeft gesloten, af van hetgeen [appellant] en [geïntimeerde] daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en hebben mogen afleiden.
6.3.3.Het hof neemt de volgende feiten en omstandigheden in overweging. Ter comparitie bij de rechtbank heeft [appellant] verklaard dat hij [geïntimeerde] heeft meegedeeld de overeenkomst voor GPG te sluiten (zonder daarbij de samenwerkingsovereenkomst expliciet te noemen). [geïntimeerde] heeft dit toen gemotiveerd betwist. Uit de bijgebrachte bewijsmiddelen – met name de e-mail correspondentie tussen [appellant] en [geïntimeerde] – vloeit ook op geen enkele wijze voort dat [appellant] zou hebben verklaard dat hij slechts als vertegenwoordiger van GPG handelde, noch dat [geïntimeerde] dit had moeten begrijpen. Onbetwist is de stelling van [geïntimeerde] dat alle contacten via [appellant] verliepen. Het staat tussen partijen vast dat [appellant] handelde onder de naam [naam website] . Het is aan dit e-mailadres dat [geïntimeerde] zijn opdracht zond en van waaruit [appellant] correspondeerde, zonder ooit melding te maken van GPG . Op de luchtvrachtbrief staat ook de naam van [naam website] als afzender vermeld. Uit het door [appellant] overgelegde uittreksel uit het handelsregister blijkt dat [naam website] de handelsnaam is van de eenmanszaak van [appellant] . Gesteld noch gebleken is dat [appellant] aan [geïntimeerde] een volmacht van GPG heeft getoond. Uit de overgelegde samenwerkingsovereenkomst tussen [appellant] en GPG - los van de vraag of [appellant] die aan [geïntimeerde] heeft getoond of gegeven, hetgeen door [geïntimeerde] betwist wordt - blijkt niet dat [appellant] altijd als vertegenwoordiger van GPG handelde bij zijn zaken, maar veeleer dat [appellant] bepaalde taken voor GPG verrichtte (“
Party I will outsource the services to (..) [naam website]”).
Voorshands is het hof daarom van oordeel dat [geïntimeerde] voldoende heeft aangetoond dat zijn wederpartij [appellant] zelf was.
6.3.4.De verklaring van [persoon D] (“
Hierbij verklaar ik dat [geïntimeerde] wist dat ( [appellant] ) voor Global Pigeon Ltd werkte”), overgelegd als prod. 1 mvg, is als tegenbewijsmiddel volstrekt onvoldoende, niet alleen omdat niet duidelijk is gemaakt wie deze mevrouw [persoon D] is en hoe zij aan de verklaarde wetenschap komt, maar ook omdat het feit dat [appellant] (in het algemeen) voor GPG werkte, nog niets zegt over de onderhavige specifieke overeenkomst. Omdat [appellant] evenwel (tegen)bewijs heeft aangeboden van zijn stelling dat hij geen wederpartij was van [geïntimeerde] , zal het hof hem daartoe toelaten, als in het dictum vermeld.
6.3.5.Indien [appellant] slaagt in deze (tegen)bewijsopdracht, zullen de vorderingen van [geïntimeerde] worden afgewezen. Indien hij niet slaagt, overweegt het hof thans reeds als hierna volgt. Voor de leesbaarheid gaat het hof in het navolgende er van uit dat [appellant] niet zal slagen in het opgedragen tegenbewijs tegen de aanname dat een overeenkomst is gesloten tussen [appellant] en [geïntimeerde] .
6.4.1.[geïntimeerde] stelt dat hij met [appellant] een vervoerovereenkomst heeft gesloten. [appellant] verweert zich door erop te wijzen dat hij slechts expediteur is. In hun formuleringen zijn beide partijen niet geheel zuiver. Ruwweg worden verbintenissen geschetst die passen bij het etiket “Overeenkomst tot het doen vervoeren van goederen” (artikel 8:60 BW) en bij een vervoerovereenkomst. Boek 8 BW kent verschillende gedefinieerde vervoerovereenkomsten. Daarnaast komt, vanwege het luchtvervoer, ook de definitie daarvan in aanmerking (artikel 1 Verdrag van Montreal/artikel 8:1350 BW).
6.4.2.Nu [geïntimeerde] [appellant] aanspreekt uit hoofde van een gestelde vervoerovereenkomst, is het aan hem om de feiten en omstandigheden te stellen en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen die de grondslag van zijn vordering staven. Het mag dan zo zijn dat degene die zich, ter betwisting van aansprakelijkheid wegens een beweerdelijk tekortschieten als vervoerder, op een expediteurshoedanigheid wenst te beroepen daartoe het nodige zal moeten aanvoeren, dit laat onverlet dat, indien wat hij aanvoert een gemotiveerde betwisting inhoudt, het aan de andere, eisende partij is om de vervoerovereenkomst te onderbouwen en zo nodig te bewijzen (vgl. bijvoorbeeld hof ’s Hertogenbosch 4 augustus 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3003). 6.4.3.Het hof is van oordeel dat sprake is van een hoedanigheid van vervoerder van [appellant] in zijn relatie tot [geïntimeerde] , waarbij [appellant] het vervoer door bemiddeling van Rhenus deels heeft uitbesteed aan China Southern Airlines, zonder dat [appellant] een eigen (lucht)vrachtbrief aan [geïntimeerde] heeft afgegeven.
Het hof heeft daarbij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen. [appellant] stond als “shipper” op de (door China Southern Airlines uitgegeven) luchtvrachtbrief vermeld. Het was [appellant] die de duiven zelf bij [geïntimeerde] ophaalde en deze naar Clear Customs in België bracht. Dit heeft op zijn minst als Selbsteintritt te gelden, aldus dat [appellant] als vervoerder wordt aangemerkt (vgl. artikel 8:61 lid 1 BW).
Uit de eigen stellingen van [appellant] blijkt dat [appellant] een verdergaande verantwoordelijkheid droeg voor het welzijn van de vervoerde goederen (de duiven) tijdens de reis dan passend is bij een overeenkomst van expeditie. Weliswaar stelt [appellant] met zoveel woorden dat sprake was van expeditie, maar uit zijn concrete stellingen blijkt dat hij verantwoordelijk was tot aan de aankomst bij de douane in China, hetgeen veeleer een vervoerovereenkomst impliceert. Het hof wijst onder meer op de volgende citaten: “
Wel heeft hij[ [appellant] , hof]
duidelijk gemaakt en wel is [geïntimeerde] duidelijk geworden dat de werkzaamheden van [appellant] eruit zouden bestaan dat de duiven gereed zouden worden gemaakt voor transport en dat [appellant] de duiven op transport naar China zou stellen. Zodra de duiven in China bij de douane zijn gearriveerd (als gevolg van het transport) heeft [appellant] voldaan aan zijn verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst”.(mvg nr 50) en “
[appellant] heeft [geïntimeerde] duidelijk gemaakt dat hij geen verantwoordelijkheden op zich kan nemen ten aanzien van de duiven zodra[deze]
bij de Chinese douane zijn gearriveerd” (mvg nr. 51).
In de memorie van grieven (nr 53) biedt [appellant] te bewijzen aan dat hij [geïntimeerde] duidelijk heeft gemaakt dat zijn werkzaamheden bestaan uit het gereedmaken van de duiven voor vervoer en het afleveren van de duiven aan de vervoersmaatschappij, maar aan het slot van deze zelfde paragraaf stelt [appellant] weer dat getuigen kunnen verklaren dat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan zodra de duiven in China zijn ontvangen.
In dit licht beschouwd is geen sprake van een voldoende gemotiveerde betwisting door [appellant] van de stelling van [geïntimeerde] dat sprake is van een vervoerovereenkomst. Enige bewijslevering door [geïntimeerde] op dit punt is dus niet nodig.
Grief 4 faalt.
6.5.1.Alhoewel [geïntimeerde] geen incidentele grief heeft geformuleerd tegen het oordeel van de rechtbank dat Brussel de luchthaven van vertrek was, ligt in hoger beroep nog steeds aan zijn stellingen ten grondslag dat de duiven niet uit Brussel, maar uit Amsterdam zijn vertrokken. Dit standpunt is door de rechtbank verworpen en – ervan uitgaand dat een grief van [appellant] zou slagen – dus ligt deze vraag via de devolutieve werking van het hoger beroep deze kwestie thans wederom ter beoordeling voor.
6.5.2.Het hof is van oordeel dat [appellant] voorshands voldoende heeft aangetoond dat de duiven vanuit Brussel zijn vertrokken. Daarbij wijst het hof op de in rov. 6.2. onder g, h, i, j, m en n genoemde producties. Dat wat [geïntimeerde] hiertegen heeft ingebracht is onvoldoende. Zo is het bericht van Shenzen Co van 22 februari 2016 onduidelijk, waar het spreekt van “
imported from Belgium to China”, “the affected areas of the Netherlands”en
Embassy and consulates of Belgium in China”.Uit dit bericht blijkt niet of het nu import uit Nederland of uit China betrof. De overgelegde printscreen van de flightradar en de e-mail van [persoon E ] (waarover ook hierna rov. 6.9.2.) dragen in het licht van al de hiervoor genoemde door [appellant] bijgedragen bewijsmiddelen, onvoldoende bij aan de stelling van [geïntimeerde] .
6.5.3.Naar het oordeel van het hof is deze kwestie evenwel niet van belang voor de beslissing in deze. Onbetwist zijn de door de Belgische veterinaire dienst gecontroleerde ringnummers van de duiven, waarmee deze geïdentificeerd kunnen worden. Voor het overige is vooral relevant of de duiven zijn afgeleverd op de plaats van bestemming, of niet.