3.3.Voor zover hier van belang is in het door de burgemeester en wethouders van de gemeente [X] ten aanzien van verdachte op 9 maart 2022 genomen herstelbesluit (hierna: het herstelbesluit) het volgende vermeld:
“Afgelopen tijd heeft u met uw advocaat en adviseur gesproken met vertegenwoordigers van de gemeente [X] over een oplossing van uw geschil met de gemeente [X] over de terugvordering door de gemeente van de uitkering ingevolge de Participatiewet voor levensonderhoud en bijzondere bijstand. In vervolg op die gesprekken berichten wij u dat wij hebben besloten tot een herziening van ons besluit tot de terugvordering. Het herziene besluit geeft geen aanleiding meer voor een strafrechtelijke vervolging. Wij zullen daarom het Openbaar Ministerie informeren over ons herziene besluit en dringend verzoeken de lopende strafrechtelijke vervolging te beëindigen. (…)
Op 11 oktober 2017 en 2 november 2017 zijn besluiten genomen over de terugvordering van uw uitkeringen ingevolge Participatiewet voor levensonderhoud en bijzondere bijstand in de jaren 2011 tot en met 2017. U heeft tegen die besluiten bezwaar gemaakt. Op die bezwaren is beslist op 10 juli 2018. Toen is besloten uw uitkeringen in te trekken c.q. te beëindigen en een bedrag van € 90.032,67 terug te vorderen. U heeft tegen deze beslissing beroep ingediend. De Rechtbank Oost-Brabant heeft daar op 7 november 2019 uitspraak over gedaan. Het besluit is daarbij in stand gebleven. U heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep aangetekend bij de Centrale Raad van Beroep. Op dat beroep is nog niet beslist. De behandeling van het beroepschrift is uitgesteld, vanwege de gesprekken van u met de gemeente.
Wij hebben besloten de beslissing van 10 juli 2018 als volgt te herzien:
1. We verlagen het bedrag van de terugvordering tot het bedrag van € 8.125,= . Dat doen we door de terugvordering te beperken tot de aangetoonde inkomsten en kasstortingen ad. € 12.625,= over 2011-2017.
Daarop brengen we in mindering een bedrag van € 4.500,= als compensatie voor de door u ondervonden nadelen van € 750,= per jaar in de jaren 2017-2022.
(…)
Wij hebben tot deze herziening besloten om de volgende redenen:
1. Het oorspronkelijke besluit past niet bij de huidige inzichten over de toepassing en uitvoering van de Participatiewet, zowel voor wat betreft het al dan niet verstrekken van een uitkering als voor toezicht en handhaving. Wij zijn van mening dat wij, anders dan voorheen, niet alleen rechtmatigheid maar in een belangrijke mate juist ook proportionaliteit en rechtvaardigheid aan onze besluiten ten grondslag moeten leggen. Door de methodiek van de omgekeerde toets te hanteren, krijgen de (sociaal maatschappelijke) effecten voor onze inwoner (en zijn/haar gezin) in de besluitvorming de weging die nodig is. Zo zijn we in staat de menselijke maat in deze ingrijpende besluiten te brengen.
2. We ontwikkelen binnen de gemeente [X] een sociale weegtafel. Dat gebeurt op initiatief van de [gemeenteraad] , verwoord in de motie "liever niet naar de rechter" van juni 2021. De sociale weegtafel moet bewerkstelligen dat in casussen waarin de sociaal maatschappelijke gevolgen van een besluit voor een inwoner (te) groot kunnen zijn, een onafhankelijk advies hierover bij de besluitvorming wordt betrokken. Daarmee wordt voorkomen dat inwoners vanwege de impact van besluiten op grond van o.a. de Participatiewet, gedwongen zijn hun zaak aan de rechter voor te leggen. Het besluit jegens u hebben wij, indachtig en vooruitlopend op de sociale weegtafel, onder de loep genomen.
3. Wij hebben vastgesteld dat ons besluit van 10 juli 2018 naar onze huidige maatstaven op de heer [achternaam verdachte] een onaanvaardbare impact heeft gehad. Niet alleen is de heer [achternaam verdachte] met de terugvordering van een dermate hoog bedrag in een uitzichtloze positie gebracht, ook strafrechtelijke vervolging vinden wij, gegeven de gedragingen van de heer [achternaam verdachte] destijds, nu buiten proporties. Met de aanpassing van het bedrag van de terugvordering en het voornemen een eventueel restant over enkele jaren kwijt te schelden, ontstaat weer perspectief voor de heer [achternaam verdachte] . Ook komen wij hem met de matiging van de terugvordering met€ 4.500,= enigszins tegemoet voor de nadelen die hij in de periode 2017-2022 heeft ondervonden.
4. Met deze herziening wordt de grondslag van het oorspronkelijke besluit, het niet voldoen aan de inlichtingenplicht, niet aangepast. Alleen het bedrag van de terugvordering wordt aangepast.”