Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [appellante] , bijgestaan door mr. Griffioen,
- mevrouw [begeleidster] , ambulant begeleidster bij zorggroep [zorggroep] , in haar
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Limburg om [appellante] toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had geoordeeld dat niet voldoende aannemelijk was dat [appellante] de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou kunnen nakomen. Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank van 15 december 2020, waarin werd vastgesteld dat [appellante] niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 17 maart 2021 gehouden, waarbij verschillende informanten zijn gehoord, waaronder een casemanager en een begeleidster van [appellante]. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een aanzienlijke schuldenlast en dat de psychosociale problematiek van [appellante] nog niet voldoende beheersbaar is om aan de vereisten voor toelating tot de schuldsaneringsregeling te voldoen. Het hof heeft de argumenten van [appellante] in hoger beroep overwogen, maar is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de situatie van [appellante] niet voldoende stabiel is voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met de opmerking dat [appellante] op de goede weg is en dat zij moet blijven werken aan haar herstel.