In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) die door de inspecteur van de Belastingdienst is opgelegd aan de belanghebbende, die in België woont. De naheffingsaanslag betreft de periode van 4 september 2017 tot en met 23 mei 2018, waarin de belanghebbende gebruik heeft gemaakt van een auto terwijl het kentekenbewijs geschorst was. De inspecteur heeft naast de naheffingsaanslag ook een boete opgelegd van € 1.095. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Tijdens de procedure heeft het hof vastgesteld dat de belanghebbende op 11 april 2018 met de auto gebruik heeft gemaakt van de openbare weg, terwijl de schorsing van het kenteken nog van kracht was. De belanghebbende heeft aangevoerd dat hij de auto slechts éénmaal heeft gebruikt en dat er geen reden is voor het opleggen van de boete. Het hof heeft echter geoordeeld dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de auto slechts éénmaal heeft gebruikt en dat er geen reden is voor matiging van de boete. Het hof heeft geconcludeerd dat de boete passend en geboden is, en heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd.