ECLI:NL:GHSHE:2021:894

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
200.280.025_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de bank bij faillissement van projectcoördinator na EU-subsidie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de Gemeente Heerlen tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De Gemeente Heerlen, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.L.J. Lenferink, had een projectcoördinator aangesteld die EU-subsidie ontving op een rekening-courant bij de bank. De projectcoördinator was verplicht om deze subsidie door te betalen aan de gemeente, maar ging failliet voordat dit kon gebeuren. De gemeente stelt dat de bank een bijzondere zorgplicht had om ervoor te zorgen dat de subsidie daadwerkelijk aan hen werd doorbetaald.

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, onder leiding van de rechters P.M. Arnoldus-Smit, E.A.M. van Oorschot en S.C.H. Molin, heeft op 23 maart 2021 geoordeeld dat er geen sprake is van een schending van deze zorgplicht door de bank. Het hof heeft vastgesteld dat de bank niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het faillissement van de projectcoördinator en de daaruit voortvloeiende schade voor de gemeente.

De uitspraak benadrukt de grenzen van de aansprakelijkheid van banken in situaties waarin derden, zoals projectcoördinatoren, betrokken zijn bij het beheer van subsidies. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en een mondelinge zitting gepland om de stand van zaken te bespreken en mogelijke minnelijke regelingen te overwegen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken partijen zijn opgeroepen om in persoon te verschijnen, bijgestaan door hun advocaten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.280.025/01
arrest van 23 maart 2021
in de zaak van
Gemeente Heerlen,
zetelend te Heerlen,
appellante,
advocaat: mr. B.L.J. Lenferink te Heerlen,
tegen

1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. R.J.M.C. Rosbeek te Maastricht,
2.
[appellant 2] ,wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.A.M. Vermeijden te Den Haag,
3.
ING Bank N.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
geïntimeerden,
op het bij de exploten van dagvaarding van 9 en 11 juni 2020 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 11 maart 2020, gewezen tussen appellante als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en geïntimeerden sub 1 en sub 2 als gedaagden in conventie, eisers in reconventie en geïntimeerde sub 3 als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/248684 / HA ZA 18-185)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de exploten van anticipatie van 18 en 19 juni 2020;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord van geïntimeerde sub 1 met producties;
  • de memorie van antwoord van geïntimeerde sub 2 met producties;
  • de memorie van antwoord van geïntimeerde sub 3;
  • de akte van appellante;
  • de antwoordakte van geïntimeerde sub 1;
  • de antwoordakte van geïntimeerde sub 2;
  • de antwoordakte van geïntimeerde sub 3.

3.De beoordeling

Het hof ziet aanleiding om een mondelinge behandeling te gelasten. De mondelinge behandeling heeft tot doel informatie uit te wisselen en de stand van zaken in de procedure te bespreken. Tevens kan de mondelinge behandeling worden benut om een minnelijke regeling te beproeven. Desgewenst kan ter zitting verwijzing van de zaak naar mediation worden besproken.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat partijen in persoon, als het om een rechtspersoon gaat deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en die tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is, bijgestaan door hun advocaten zullen verschijnen op de mondelinge behandeling bij de meervoudige kamer van het hof;
bepaalt dat daartoe zitting zal worden gehouden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te ’s-Hertogenbosch op een door het hof te bepalen datum;
bepaalt dat de geplande duur van de zitting drie uur bedraagt en dat de advocaten van partijen elk 10 minuten spreektijd zullen krijgen;
verwijst de zaak naar de rol van 6 april 2021 voor opgave van de verhinderdata van partijen en hun advocaten in de periode van oktober tot en met december 2021;
bepaalt dat het hof na genoemde roldatum dag en uur van de mondelinge behandeling zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van appellante
binnen twee wekenna de datum van dit arrest een kopie van het volledige procesdossier
in drievoudzullen indienen bij het hof;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Arnoldus-Smit, E.A.M. van Oorschot en S.C.H. Molin en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 maart 2021.
griffier rolraadsheer