ECLI:NL:GHSHE:2021:88

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
200.144.380_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake deskundigenonderzoek en kostenverdeling tussen partijen

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de appellanten [Beheer] B.V. en Semax B.V. tegen F. van Lanschot Bankiers N.V. De zaak draait om de kosten van een deskundigenonderzoek dat door het hof is gelast in eerdere tussenarresten. Het hof heeft op 4 augustus 2020 bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden uitgevoerd door mevrouw [deskundige 1], waarbij een voorschot van € 22.147,84 is vastgesteld, dat door beide partijen gelijkelijk dient te worden voldaan. De deskundige heeft echter aangegeven dat dit bedrag niet toereikend is en heeft verzocht om een verhoging van het voorschot met € 19.465,88.

De appellanten hebben hun bezorgdheid geuit over de hoogte van de kosten en de noodzaak van de verhoging, vooral gezien het feit dat er al eerder rapporten zijn uitgebracht door andere deskundigen. De advocaat van [Beheer] B.V. heeft betoogd dat de kosten voor het deskundigenonderzoek voor rekening van Van Lanschot zouden moeten komen, aangezien deze aansprakelijk is voor de schade die [appellant] heeft geleden. Van Lanschot heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verhoging van het voorschot.

Het hof heeft de verzoeken van de deskundige en de argumenten van beide partijen overwogen en heeft besloten dat het gevraagde aanvullende voorschot niet onredelijk is, gezien de complexiteit van het onderzoek. Het hof heeft bepaald dat beide partijen de kosten van het deskundigenonderzoek gelijkelijk zullen dragen en heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere behandeling na ontvangst van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.144.380/01
arrest van 19 januari 2021
in de zaak van

1.[Beheer] B.V.,

2.
Semax B.V.,
beiden gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellanten,
hierna afzonderlijk aan te duiden als [Beheer] en Semax,
en gezamenlijk in enkelvoud als [appellant] ,
advocaat: mr. J.G. Molenaar te Amsterdam,
tegen
F. van Lanschot Bankiers N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Van Lanschot,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te 's-Hertogenbosch,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 14 juni 2016, 27 september 2016, 18 april 2017, 2 oktober 2018, 21 januari 2020, 18 februari 2020 en 4 augustus 2020 in het hoger beroep van de door de rechtbank 's-Hertogenbosch (thans: rechtbank Oost-Brabant) respectievelijk de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/202943/HA ZA 09-2705 gewezen vonnissen van 16 mei 2012 en 27 november 2013.

24.Het tussenarrest van 4 augustus 2020

Bij arrest van 4 augustus 2020 heeft het hof bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht door mevrouw [deskundige 1] . Verder is bepaald dat het voorschot van € 22.147,84 (incl. BTW), voor de helft door [appellant] (€ 11.073,92), en de andere helft door Van Lanschot (€ 11.073,92) dient te worden voldaan.
De termijn van inzending van het deskundigenbericht is vervolgens bepaald op 8 december 2020. Iedere verdere beslissing is vervolgens aangehouden.
[appellant] heeft op 25 augustus 2020 en Van Lanschot op 26 augustus 2020 het voorschot op de aangegeven wijze voldaan.

25.Het verdere verloop van de procedure

De deskundige, mevrouw [deskundige 1] , heeft per brief van 2 december 2020 aan de griffier van het hof bericht dat het reeds in depot gestelde voorschot van € 22.147,84 niet toereikend is. Zij verzoekt daarom een verhoging van het voorschotbedrag van € 19.465,88 (incl. BTW).
Per mailbericht van 3 december 2020 heeft de griffier het verzoek van mevrouw [deskundige 1] doorgezonden aan de advocaten van partijen en partijen in de gelegenheid gesteld tot uiterlijk 17 december 2020 te reageren op het verzoek tot verhoging van het voorschot.
[appellant] heeft per mailbericht van 3 december 2020 aangegeven, dat [appellant] nog geen kennis heeft kunnen nemen van de vorderingen die de deskundige heeft gemaakt bij de uitvoering van haar werkzaamheden en dat het daarom niet mogelijk is om zich een inhoudelijk oordeel te vormen. Deze kosten komt [appellant] op het eerste oog wel hoog voor omdat omtrent de aard van de aansprakelijkheid al een rapport is uitgebracht door [deskundige 2] . [appellant] ziet in deze situatie geen andere mogelijkheid dan zich te refereren aan het oordeel van het hof.
Tevens vindt [appellant] dat niettemin van belang is dat het hof bij arrest van 21 januari 2020 reeds heeft vastgesteld dat Van Lanschot aansprakelijk is voor de schade die [appellant] heeft geleden. [appellant] geeft aan dat volgens haar op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW onderhavige kosten ter vaststelling van de schade voor rekening van Van Lanschot dienen te komen.
[appellant] meent dat daarmee niet te verenigen is dat het hof ook [appellant] zou veroordelen bij te dragen aan de verhoogde onderzoekskosten van de deskundige, zoals het hof bij het eerste voorschot ten behoeve van de kosten van mw. [deskundige 1] wel heeft gedaan.
Daarenboven wijst [appellant] er op dat [appellant] niet alleen voor de helft heeft bijgedragen in de kosten van mw. [deskundige 1] maar tevens alle onderzoekskosten van [deskundige 2] en de onderzoekskosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en de schade buiten rechte ( [adviseur 1] en [adviseur 2] ) heeft voorgeschoten.
[appellant] zou daarom graag zien dat het hof uitsluitend Van Lanschot veroordeeld om de resterende kosten van de deskundige te voldoen.
Van Lanschot heeft per mailbericht van 17 december 2020 aangegeven geen bezwaar tegen het verzoek tot verhoging van het voorschot te hebben. Zij ziet geen (bijzondere) reden om met betrekking tot de voldoening van de (voorlopige) kosten hiervan anders te oordelen dan het hof reeds heeft gedaan bij het tussenarrest van 4 augustus 2020.
Het hof komt het gevraagde aanvullende voorschot van € 19.465,88 niet onredelijk en buitenproportioneel voor gezien de complexiteit van het onderzoek en de aard van de werkzaamheden.
Het hof zal beslissen zoals in het dictum is bepaald.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

26.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat voor de kosten van de deskundige een aanvullend voorschot dient te worden voldaan van € 19.465,88 (incl. BTW)
bepaalt dat ieder van partijen ( [appellant] enerzijds, Van Lanschot anderzijds) de helft van genoemd voorschot van € 19.465,88 (incl. BTW), derhalve € 9.732,94, zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek verder zal voortzetten nadat de griffier heeft bericht dat het aanvullend voorschot is ontvangen;
verzoekt de deskundige, indien de kosten het aanvullend voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
verwijst de zaak naar de rol van 16 maart 2021 in afwachting van het deskundigenbericht;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant] ,
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundigen zal toezenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Arnoldus-Smit, D.A.E.M. Hulskes en L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 januari 2021.
griffier rolraadsheer