In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die een growshop exploiteerde zonder de vereiste vergunning. De appellant, die sinds 2007 de growshop exploiteerde, kreeg in 2009 van de gemeente Eindhoven te horen dat hij een vergunning moest aanvragen, omdat het exploiteren van een growshop zonder vergunning in strijd was met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Ondanks herhaalde verzoeken van de gemeente om de exploitatie te staken, heeft de appellant de growshop in 2009 gesloten, maar pas in 2010 een vergunning aangevraagd. De burgemeester weigerde de vergunning in 2011, maar na bezwaar werd deze in 2012 alsnog verleend. De appellant vorderde schadevergoeding van de gemeente, stellende dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld door de vergunning niet tijdig te verlenen. Het hof oordeelde dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld, omdat de appellant zelf verantwoordelijk was voor het niet aanvragen van de vergunning en de gemeente hem voldoende gelegenheid had gegeven om dit te doen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, die de vordering van de appellant had afgewezen. De proceskosten werden aan de zijde van de gemeente toegewezen.