Gelet op hetgeen in het tussenarrest van 26 mei 2020 is overwogen en beslist, is het geschil tussen partijen thans nog beperkt tot de rekening en verantwoording door [geïntimeerde 1] van de volgende geldopnamen van de rekening van erflaatster:
- op 4 juli 2015: € 1.000,- (4 maal € 250,-);
- op 5 juli 2015: € 250,- ;
- op 8 juli 2015: € 1.000,- (4 maal € 250,-).
- op 7 september 2015: € 1.200,-
- op 14 september 2015: € 1.200,-
- op 22 september 2015: € 500,- (2 maal € 250,-).
- op 16 juni 2016: € 1.000,- (4 maal € 250,-).
- op 30 juni 2016: € 200,- (2 maal € 100,-);
- op 14 juli 2016: € 1.250,- (5 maal € 250,-).
In totaal gaat het om geldopnamen voor een bedrag van € 7.600,-.
Dat de voormelde bedragen door [geïntimeerde 1] zijn opgenomen van de bankrekening van erflaatster is niet in geschil. Wél in geschil is of [geïntimeerde 1] de opgenomen bedragen vervolgens ten goede van erflaatster heeft laten komen, zoals [geïntimeerde 1] stelt en [appellante] betwist.