ECLI:NL:GHSHE:2021:4418

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
200.295.773_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning van een raadsheer in een civiele procedure

In deze zaak heeft een raadsheer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch een verzoek tot verschoning ingediend op basis van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De raadsheer, die deel uitmaakt van de behandelend kamer in een civiele procedure, heeft op 14 juni 2021 schriftelijk verzocht zich te mogen verschonen, omdat hij betrokken is bij een wijkvereniging die zich inzet voor het verminderen van overlast door openbaar vervoer in zijn woonplaats. Hij is van mening dat deze betrokkenheid geen beletsel vormt voor zijn onpartijdigheid in de hoofdzaak, waarin [onderneming 1] AG betrokken is, een onderneming die indirect verbonden is met Arriva, de busmaatschappij die in de wijk actief is.

De verschoningskamer van het hof heeft geoordeeld dat een mondelinge behandeling niet nodig is en heeft de raadsheer in de gelegenheid gesteld om te overwegen of hij zijn verzoek tot verschoning wil handhaven. De verschoningskamer benadrukt dat het verzoek tot verschoning niet bedoeld is om de mening van de rechter over zijn onpartijdigheid te toetsen, maar dat het aan de rechter zelf is om te bepalen of hij zich wil onttrekken aan de zaak. De beslissing van de verschoningskamer is genomen op 22 juni 2021, waarbij de raadsheer de mogelijkheid krijgt om binnen twee weken na de uitspraak te reageren op het voorwaardelijke verzoek tot verschoning.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Wrakings- en verschoningskamer
registratienummer wraking/verschoning 200.295.773/01
datum beslissing 22 juni 2021
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een verschonings-verzoek
op het schriftelijke verzoek zich te mogen verschonen als bedoeld in artikel 40 Rv van
mr. [verzoeker](hierna: verzoeker), raadsheer bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch , Team Handelsrecht, belast met de behandeling van de zaak met zaaknummer 200.215.345/01 (hierna: de hoofdzaak) van
de rechtspersonen naar Duits recht
[onderneming 1] AG, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[onderneming 2] AG, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[onderneming 3] GmbH, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[onderneming 4] GmbH(rechtsopvolger van [onderneming 20] GmbH), gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[onderneming 5] GmbH, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[onderneming 6] GmbH, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[onderneming 7] AG, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. R. Meijer,
tegen

1.[onderneming 8] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[onderneming 9] Groep B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ,
de rechtspersonen naar Duits recht
3.
[onderneming 10] KG, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4.
[onderneming 11] GmbH, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5.
[onderneming 12], gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. J.K. de Pree,
de rechtspersoon naar Spaans recht
6.
[onderneming 13] SA, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
de rechtspersoon naar Frans recht
7.
[onderneming 14] SA, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
de rechtspersoon naar Luxemburgs recht
8.
[onderneming 15] SA, gevestigd te Luxemburg,
advocaat: mr. W. Heemskerk,
de rechtspersonen naar Duits recht
9.
[onderneming 16] GmbH, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
10.
[onderneming 17], gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. F.C.H.M. van der Stap,
de rechtspersoon naar Italiaans recht
11.
[onderneming 18] S.P.A., gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. C. Jeloschek,
de rechtspersoon naar buitenlands recht
12.
[onderneming 19] S.A., gevestigd te [vestigingsplaats] (Portugal),
advocaat: mr. Th.J. Bousie,
geïntimeerden.

1.Het procesverloop

1.1.
In de hoofdzaak heeft op 26 april 2021 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarna de behandelend kamer arrest heeft bepaald. Verzoeker maakt deel uit van de behandelend kamer.
1.2.
Verzoeker heeft bij e-mail van 14 juni 2021 op de voet van artikel 40 Rv een schriftelijk verzoek ingediend bij de verschoningskamer.
1.3.
De verschoningskamer is van oordeel dat een mondelinge behandeling achterwege kan blijven en beslist als hierna volgt.

2.De motivering

2.1.
Verzoeker heeft aangevoerd, kort weergegeven, dat hij in [plaats] woont, actief is in een wijkvereniging daar en overweegt tot het bestuur van die vereniging toe te treden. De wijkvereniging spant zich er onder meer voor in om het aantal openbaarvervoerbussen dat door de wijk rijdt te reduceren en de overlast die de bussen veroorzaken te verminderen. Arriva verzorgt busvervoer in [plaats] . [onderneming 1] AG, één van de procespartijen in de hoofdzaak, is volgens verzoeker een (indirecte) moedermaatschappij van Arriva. Verzoeker is van plan om namens de wijkvereniging met een brief [onderneming 1] aan te spreken op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid, met het verzoek de directie van Arriva te vragen de problemen met de bussen op te lossen.
Het voorgaande vormt volgens verzoeker evenwel geen enkel beletsel om in de hoofdzaak onpartijdig en zonder vooringenomenheid te kunnen beslissen. Verzoeker ziet dan ook geen reden zich te verschonen. [onderneming 1] is immers een zeer grote onderneming die relaties heeft met miljoenen consumenten, evenals de grote banken, de NS, de gemeenten, de nutsbedrijven, de waterschappen, de drinkwaterbedrijven, de Belastingdienst, enz. Verzoeker ziet de lopende contacten met Arriva (en [onderneming 1] ) ook niet als een conflict, maar als een dialoog over de situatie en het welzijn in de wijk, aldus verzoeker. Hij heeft onderhavig verzoek alleen ingediend om volledige openheid van zaken te geven en het oordeel van de verschoningskamer te vernemen.
Voor het geval de verschoningskamer daartoe wel gronden ziet, verzoekt verzoeker zich te mogen verschonen.
2.2.
Indien een rechter van mening is dat er sprake is van feiten en omstandigheden waardoor zijn rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, kan de rechter op grond van artikel 40 Rv verzoeken zich te mogen onttrekken aan een hem toebedeelde zaak. Het is aan de rechter zelf om wel of geen gebruik te maken van deze bevoegdheid.
De regeling van artikel 40 Rv is er naar het oordeel van de verschoningskamer niet voor bedoeld om een rechter die van mening is dat er géén sprake is van feiten en omstandigheden die kunnen doen twijfelen aan zijn rechterlijke onpartijdigheid, die mening door de verschoningskamer te laten toetsen, bij wege van voorwaardelijk verschoningsverzoek. Evenmin is een verschoningsverzoek bedoeld om de door verzoeker gewenste openheid van zaken te geven; mocht de rechter daartoe aanleiding zien dan kan dat bij brief aan de raadslieden die zich vervolgens kunnen beraden over een evt. wrakingsverzoek.
De rechter die erover aarzelt of hij wel of niet een verschoningsverzoek zal indienen kan zich wenden tot de 'Wraakbaak' van het hof, de raadsheer (mr. [raadsheer] ) aan wie advies kan worden gevraagd in kwesties die de rechterlijke onpartijdigheid raken.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal verzoeker in de gelegenheid worden gesteld zich erover te beraden of hij het voorwaardelijk verzoek tot verschoning al dan niet wenst te handhaven. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

Het hof:
stelt verzoeker in de gelegenheid zich binnen twee weken na de uitspraak van deze beslissing erover uit te laten of hij het voorwaardelijk verzoek wenst te handhaven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. van Rijkom, T.A. Gladpootjes en J. Platschorre en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.