ECLI:NL:GHSHE:2021:4347

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
20-001515-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake witwassen en gebruik van een vals geschrift

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 10 mei 2017. De verdachte, geboren in 1983, was in eerste aanleg veroordeeld voor witwassen en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift. De rechtbank had hem een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, naast de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen geld en een Rolex-horloge. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd, terwijl de raadsvrouw van de verdachte pleitte voor integrale vrijspraak. Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten 1 en 2, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Het hof oordeelde echter dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van een Rolex-horloge, dat hij voorhanden had terwijl hij wist dat het horloge afkomstig was uit een misdrijf.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en heeft de verbeurdverklaring van het horloge uitgesproken. Tevens heeft het hof vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden, maar heeft geen strafvermindering toegepast. De verdachte heeft recht op teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 42.500,00, omdat hij daarvan is vrijgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001515-17
Uitspraak : 30 juli 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 10 mei 2017 in de strafzaak met parketnummer 01-879821-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van witwassen
(feiten 1 en 3)en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
(feit 2)veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de rechtbank het inbeslaggenomen geld en een inbeslaggenomen Rolex verbeurdverklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit en subsidiair ten aanzien van de feiten 1 en 3 een beroep gedaan op de kwalificatie-uitsluitingsgrond waardoor de verdachte dient te worden vrijgesproken dan wel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarnaast heeft de raadsvrouw het hof verzocht tot teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het deels niet te verenigen is met na te melden beslissing en het hof deels tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 1 oktober 2014 tot en met 23 juni 2015 te Best, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten
- een hoeveelheid contant geld ten bedrage van 42.500 euro of daaromtrent, in ieder geval enig geldbedrag,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) (telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp, te weten voormeld/enig geldbedrag, was/waren en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie dat voorwerp, te weten voormeld/enig geldbedrag, voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp, te weten voormeld/enig geldbedrag, geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
en/of
(een) voorwerp(en), te weten
- een hoeveelheid contant geld ten bedrage van 42.500 euro of daaromtrent, in ieder geval enige hoeveelheid geld,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of van voormeld geldbedrag gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat/die geldbedrag geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
2.hij op of omstreeks 23 juni 2015 te Eindhoven, in ieder geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) overeenkomst geldlening, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte voormelde overeenkomst geldlening - als bewijs voor een door hem aangegane geldlening heeft overhandigd, althans overgedragen, aan een (hem verhorende) politieambtenaar, te weten [politieambtenaar] , en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in die overeenkomst (kort samengevat en zakelijk weergegeven) vermeld stond dat tussen [verstrekker] (als verstrekker) en [verdachte] (als ontvanger) op 1 oktober 2014 een lening was overeengekomen van maximaal 50.000 euro voor een periode van 2 jaar en/of dat die overeenkomst - als zijnde door beide partijen overeengekomen op 1 oktober 2014 was voorzien van de handtekening van [verstrekker] (als verstrekker van de lening) en van de handtekening van [verdachte] (als ontvanger van de lening);
3.hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 april 2015 te Best, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten:
- een horloge van het merk Rolex en/of een geldbedrag van (ongeveer) 13.000 euro,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) (telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voormeld voorwerp, te weten een horloge en/of een geldbedrag, was/waren en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie dat voorwerp, te weten een horloge en/of een geldbedrag, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat voorwerp, te weten een horloge en/of een geldbedrag, geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
en/of
een voorwerp(en), te weten
- een horloge van het merk Rolex en/of een geldbedrag van (ongeveer) 13.000 euro,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat voorwerp, te weten een horloge en/of geldbedrag, gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat horloge en/of geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
a. Inleiding witwassen
Het hof stelt voorop dat of een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen kan worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
b. Vrijspraak feit 1
In het licht van voornoemde vooropstelling stelt het hof ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde het navolgende vast.
Op 14 april 2015 is nabij de woning van de verdachte achter struiken een plastic zak aangetroffen, met daarin een geldbedrag van – in totaal – € 42.500,00 in coupures van 50, 200 en 500 Euro. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie erkend dat hij deze plastic zak, vlak voor de komst van de politie, uit het raam van zijn woning heeft gegooid, dat het aangetroffen geld door hem van een derde is geleend teneinde dit te investeren in een bedrijf en heeft als bewijs daarvan een overeenkomst van geldlening overgelegd.
Het hof is van oordeel dat aan het dossier aanwijzingen zijn te ontlenen dat het op 14 april 2015 aangetroffen geldbedrag van € 42.500,00 uit enig misdrijf afkomstig is. Opvallend is daarbij met name het door de verdachte uit het raam gooien van de plastic zak waarin dit geldbedrag zich bevond.
Het hof is echter van oordeel dat de verklaring, die verdachte over de herkomst van het geldbedrag heeft gegeven, niet als hoogst onaannemelijk terzijde kan worden geschoven. De verstrekker van de geldlening heeft het bestaan van de overeenkomst van geldlening bevestigd. Voorts hebben drie getuigen schriftelijk bevestigd dat zij op de hoogte waren van het bestaan van de geldlening, waarbij het hof met name van belang acht dat de financieel adviseur van de geldlener heeft verklaard dat hij al maanden voor 14 april 2015 daarvan op de hoogte was. Dit verhoudt zich niet met de stelling van het openbaar ministerie dat de geldlener en de verdachte in strijd met de waarheid na de inval van de politie op 14 april 2015 een geldleningsovereenkomst hebben opgesteld, teneinde te verhullen dat het geldbedrag uit (enig) misdrijf afkomstig was. Ook zijn aangiften inkomstenbelasting van de geldverstrekker overgelegd, waarin de vordering op de verdachte ter hoogte van het bedrag van de geldlening zijn opgenomen alsmede afschriften van de bankrekening van de geldlener waaruit blijkt van rentebetalingen ter zake van de geldlening door de verdachte en de integrale aflossing van de schuld in maart 2018.
Onder die omstandigheden acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
c. Vrijspraak feit 2
Gelet op hetgeen hiervoor onder b is overwogen acht het hof evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij ook daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 april 2015 in Nederland, een voorwerp, te weten:
- een horloge van het merk Rolex,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat dat horloge – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven waaruit zou moeten worden afgeleid dat genoemde het aangetroffen Rolex-horloge niet van enig misdrijf afkomstig is, zodat het onder 3 tenlastegelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het Rolex-horloge uit enig misdrijf afkomst is.
Oordeel hof
Het hof herhaalt hier hetgeen hiervoor onder het kopje “Inleiding witwassen” is opgenomen.
In het licht hiervan stelt het hof ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde het navolgende vast.
Op 14 april 2015 is nabij de woning van de verdachte achter struiken een horloge van het merk Rolex aangetroffen. De verdachte heeft erkend dat hij dit kostbare horloge, vlak voor de komst van de politie, uit het raam van zijn woning heeft gegooid.
Over het horloge heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij dit enige jaren geleden samen met zijn partner heeft gekocht voor € 13.000,00 bij een persoon in Brabant wiens naam hij niet wil noemen, dat dit bedrag contant is betaald en dat zowel hij als zijn partner hiervoor € 6.500,00 van hun bankrekening hebben gepind.
De politie heeft nader onderzoek gedaan naar aanleiding van die verklaring. Uit dit onderzoek is niet gebleken van feiten en/of omstandigheden die de verklaring van de verdachte kunnen onderbouwen. Integendeel. Uit opgevraagde bankafschriften is niet gebleken van opnames van een geldbedrag van € 6.500,00 van de bankrekening van de verdachte of van de bankrekening van diens partner in de jaren waarin die opnames, volgens de verdachte, zouden hebben plaatsgevonden, terwijl de partner van de verdachte verklaart dat zij het horloge in kwestie van de verdachte cadeau heeft gekregen en zij daar niets aan heeft betaald.
Het hof leidt uit het vorenstaande af dat de verdachte een horloge van het merk Rolex voorhanden heeft gehad. Het hof hecht geen geloof aan de niet onderbouwde verklaring van de verdachte dat hij dit horloge tezamen met zijn partner heeft gekocht.
Het enerzijds voorhanden hebben van een duur horloge van het merk Rolex en anderzijds de door het openbaar ministerie aangedragen gegevens van de bankrekeningen van de verdachte en zijn partner waaruit – kort gezegd – volgt dat de verdachte in de periode dat de aanschaf zou hebben plaatsgevonden geen contante opname van zijn bankrekening of die van zijn partner voor een bedrag van 6.500,00 heeft plaatsgevonden, rechtvaardigen naar het oordeel van het hof het vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat het horloge uit enig misdrijf afkomstig is. In dat verband mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Die verklaring heeft de verdachte niet gegeven.
Het verweer wordt verworpen.
.
Gelet op de wetsgeschiedenis, hebben de bestanddelen 'verbergen' en 'verhullen' als bedoeld in art. 420bis, eerste lid onder a, Sr, betrekking op gedragingen die erop zijn gericht het zicht op de criminele herkomst van voorwerpen te bemoeilijken. Die gedragingen moeten tevens geschikt zijn om dat doel te bereiken.
De enkele omstandigheid dat verdachte een horloge van het merk Rolex over/achter struiken nabij zijn woning heeft gegooid, levert geen gedraging op die erop gericht is het zicht
op de criminele herkomstvan het horloge te bemoeilijken en daardoor een verbergings- of verhullingshandeling oplevert als bedoeld in artikel 420bis, eerste lid onder a, van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 420bis, eerste lid onder a, van het Wetboek van Strafrecht (het verhullen en verbergen), zodat hij daarvan partieel wordt vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Subsidiair heeft de raadsvrouw een beroep gedaan op de kwalificatie-uitsluitingsgrond waardoor de verdachte dient te worden vrijgesproken dan wel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ter vermijding van dubbele strafbaarheid heeft de Hoge Raad de reikwijdte van het witwasdelict afgebakend door middel van het formuleren van een kwalificatie-uitsluitingsgrond. Indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, kan die gedraging niet als witwassen worden gekwalificeerd. Van de kwalificatie-uitsluitingsgrond kan dus slechts dan sprake zijn als kan worden vastgesteld dat sprake is van een opbrengst afkomstig uit eigen misdrijf. Een eigen misdrijf als bron is pas aannemelijk indien dit naar tijd en plaats bepaalbaar en kwalificeerbaar is (vgl. Hoge Raad 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3028).
Namens de verdachte is een beroep gedaan op deze rechtspraak van de Hoge Raad.
Uit de bewijsmiddelen of uit de verklaring van de verdachte volgt niet dat het aangetroffen horloge van het merk Rolex afkomstig is van een door de verdachte zelf begaan misdrijf. De (kennelijke) stelling van de raadsvrouw dat het horloge afkomstig was van een door de verdachte zelf gepleegd misdrijf – een standpunt dat overigens, zo stelt het hof vast, door de verdachte nimmer is ingenomen – is niet gespecificeerd, laat staan onderbouwd. Het hof gaat hieraan dan ook voorbij. Het verweer dat verdachte een beroep op de kwalificatie-uitsluitingsgrond toekomt wordt dan ook verworpen.
Nu ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, is het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar.
Het onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een Rolex-horloge. Door witwassen worden criminele activiteiten in stand gehouden en bevorderd. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en het tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Daarom dient tegen witwassen streng te worden opgetreden. Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van een verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij een motorcrossteam en -winkel heeft, dat hij door het coronavirus enkele tegenslagen heeft gehad maar dat het momenteel financieel goed gaat en dat hij een vriendin en kinderen heeft.
Alles overziend, is het hof van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van de verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Immers is op 11 mei 2017 namens de verdachte hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 30 juli 2021 – en dus niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep – arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met ruim 26 maanden overschreden, terwijl dit niet aan de verdachte valt toe te rekenen. Naar het oordeel van het hof zijn er geen bijzondere omstandigheden aanwezig die deze overschrijding rechtvaardigen.
Gelet op de aard en de hoogte van de op te leggen straf, te weten een taakstraf die minder beloopt dan 100 uren, ziet het hof geen reden voor compensatie in de vorm van strafvermindering. [1] Het hof zal daarom volstaan met de enkele constatering van de schending van de redelijke termijn.
Beslag
Teruggave
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van feit 1 en er geen strafvorderlijk belang meer is bij handhaving van het beslag, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten van het onder hem in beslag genomen geldbedrag van in totaal € 42.500,00.
Verbeurdverklaring
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven Rolex-horloge, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot hetwelk het onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1.00 STK Horloge Kl: rosé, ROLEX, goednummer 263842.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 30.500,00, goednummer 788538;
- een geldbedrag van € 8.000,00, goednummer 788532;
- een geldbedrag van € 2.200,00, goednummer 788536;
- een geldbedrag van € 1.800,00, goednummer 788537.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. S. Taalman en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier,
en op 30 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.E. van der Bijl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het hof verwijst in dit verband naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, waaronder het arrest HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578