In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de vrouw inzake partner- en kinderalimentatie na de echtscheiding van partijen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.F.M. Gulickx, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 december 2019, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld op € 71,- per kind per maand en de verzoeken tot partneralimentatie waren afgewezen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A.M.J. de Wit, heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vrouw heeft verzocht om een verhoging van de kinderalimentatie naar € 388,58 per kind per maand en een partneralimentatie van € 3.075,- per maand. De man heeft verzocht om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken. Het hof heeft vastgesteld dat voor de beoordeling van de onderhoudsverplichtingen van de man de jaarstukken van zijn ondernemingen van belang zijn, welke nog niet beschikbaar waren. Partijen hebben afgesproken dat de man deze jaarstukken uiterlijk op 1 juli 2021 ter beschikking zou stellen aan de vrouw.
Het hof heeft in zijn beslissing bepaald dat de man met ingang van 1 december 2020 een voorlopige kinderalimentatie van € 400,- per kind per maand aan de vrouw moet betalen. De zaak is pro forma aangehouden tot 1 augustus 2021, waarbij partijen het hof moeten informeren over de uitkomst van hun overleg over de alimentatieverplichtingen. De beschikking is uitgesproken in het openbaar door de rechters E.M.C. Dumoulin, C.A.R.M. van Leuven en K.A. Boshouwers.