In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan over de vraag of de door belanghebbende, een fiscale eenheid bestaande uit zorginstellingen, verleende 24-uursdiensten aan intramurale en extramurale cliënten onder de vrijstelling voor de omzetbelasting vallen. De belanghebbende had aangifte gedaan van verschuldigde omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2016 en had bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur van de Belastingdienst verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank, die het beroep gegrond verklaarde. Zowel de belanghebbende als de inspecteur gingen in hoger beroep.
Het hof oordeelde dat de diensten die aan intramurale cliënten worden verleend, vallen onder de vrijstelling van artikel 11, lid 1, letter c, van de Wet omzetbelasting 1968, omdat deze diensten een wezenlijk onderdeel vormen van de verzorging en verpleging van in een inrichting opgenomen personen. Voor de extramurale cliënten oordeelde het hof dat de 24-uursdiensten ook onder de vrijstelling van artikel 11, lid 1, letter f, van de Wet omzetbelasting 1968 vallen, omdat deze diensten nauw samenhangen met de zorgverlening en niet leiden tot een ernstige verstoring van de concurrentieverhoudingen.
Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, verklaarde het hoger beroep van de inspecteur ongegrond en het hoger beroep van de belanghebbende gegrond. De inspecteur werd veroordeeld tot terugbetaling van de onterecht geheven omzetbelasting en de proceskosten van de belanghebbende.