ECLI:NL:GHSHE:2021:3870
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de moeder in hoger beroep wegens vervallen machtiging tot uithuisplaatsing
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van haar kind was verleend aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (de GI). De moeder heeft op 25 oktober 2021 beroep aangetekend tegen deze beschikking, met het verzoek om deze te vernietigen en het verzoek van de GI af te wijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 december 2021 is vastgesteld dat de GI de machtiging tot uithuisplaatsing niet binnen de door de wet gestelde termijn van drie maanden heeft uitgevoerd. Dit werd door de GI bevestigd, die aangaf dat het niet gelukt was om tijdig een geschikte plek voor de minderjarige te vinden. Hierdoor is de machtiging tot uithuisplaatsing op grond van artikel 1:265c lid 3 BW vervallen.
Het hof heeft geconcludeerd dat, gezien het vervallen van de machtiging, er geen inhoudelijke behandeling van de zaak meer nodig was. De moeder werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat er geen rechtmatigheidstoets kon plaatsvinden. Het hof verwees naar een eerdere uitspraak van het hof Den Haag, waarin werd gesteld dat als de machtiging niet ten uitvoer is gelegd, er geen inbreuk op het gezinsleven kan zijn, en dus geen relevant belang voor een toetsing van de rechtmatigheid van de uithuisplaatsing. De beslissing van het hof was dat de moeder niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep.