ECLI:NL:GHSHE:2021:3867

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
200.291.933_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mentorschap en verzoek tot benoeming van een mede-mentor

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het mentorschap van [de onder mentoraat gestelde], die het syndroom van Down heeft. De vader van [de onder mentoraat gestelde] heeft in hoger beroep verzocht om hem als mede-mentor te benoemen, dan wel de huidige mentor, zijn ex-partner, te ontslaan en een professionele organisatie als mentor aan te stellen. De moeder, die momenteel als mentor fungeert, heeft verzocht de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 december 2021, waarbij zowel de vader als de moeder hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de verklaringen van [de onder mentoraat gestelde]. Het hof oordeelt dat er gegronde redenen zijn om de vader niet als mede-mentor te benoemen, gezien de moeizame verstandhouding tussen de ouders. Ook zijn er onvoldoende gewichtige redenen om de moeder als mentor te ontslaan. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de moeder als enige mentor is benoemd. De vader's verzoeken worden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 december 2021
Zaaknummer: 200.291.933/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8758232 TE VERZ 20-1126
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: aanvankelijk mr. A. Sanders-Maanurdin, thans mr. J.B. Peters.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de onder mentoraat gestelde], de onder mentoraat gestelde, hierna te noemen: [de onder mentoraat gestelde];
- [de moeder], de moeder van [de onder mentoraat gestelde], hierna te noemen: de moeder dan wel de mentor, advocaat: mr. C.M.M. Mikkers;
- [de zus], de zus van [de onder mentoraat gestelde].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 december 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 maart 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en primair hem tot mede-mentor te benoemen, althans subsidiair de huidige mentor te ontslaan en een professionele organisatie te benoemen als mentor althans meer subsidiair een professionele organisatie te benoemen als mede-mentor.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 mei 2021, heeft de mentor verzocht de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 december 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Peters;
- de mentor, bijgestaan door mr. Mikkers;
- [de onder mentoraat gestelde];
- de zus van [de onder mentoraat gestelde].
De voorzitter heeft, in aanwezigheid van de griffier, voorafgaande aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met [de onder mentoraat gestelde] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling, waarbij [de onder mentoraat gestelde] aanwezig was, heeft de
voorzitter met instemming van [de onder mentoraat gestelde] de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 11 november 2020;
  • de bereidverklaring om tot (mede-)mentor over [de onder mentoraat gestelde] te worden benoemd van
[betrokkene];
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de mentor van 1 december 2021;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de vader overgelegde pleitnota.
2.4.1.
De advocaat van de vader heeft het hof bij V-formulier van 18 november 2021 een akte doen toekomen met daarin een aantal juridische stellingen van de advocaat over de kwestie die in hoger beroep aan de orde is en bij V-formulier van 19 november 2021 een schriftelijke toelichting van de voorgestelde opvolgend mentor op zijn bereidverklaring. Omdat het hof geen toestemming heeft gegeven voor een nadere schriftelijke termijn na het beroepschrift, heeft het hof de akte van de advocaat niet bij de beoordeling betrokken. Omdat de voorgestelde opvolgend mentor geen belanghebbende is in deze zaak, heeft het hof diens schriftelijke toelichting eveneens buiten beschouwing gelaten. Het hof heeft beide stukken aan de advocaat van de vader retour gestuurd.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de relatie van de vader en de moeder is op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] [de onder mentoraat gestelde] geboren. [de onder mentoraat gestelde] heeft een zus, genaamd [de zus].
[de onder mentoraat gestelde] heeft het syndroom van Down. Hij woont bij de moeder.
De vader en de moeder zijn begin 2018 uit elkaar gegaan.
3.2.
Bij beschikking van 26 maart 2019 heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van [de onder mentoraat gestelde] met benoeming van de moeder tot mentor.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter - voor zover in hoger beroep aan de orde - zowel het primaire verzoek van de vader om hem als mede-mentor over [de onder mentoraat gestelde] te benoemen als het subsidiaire verzoek van de vader om de moeder als mentor te ontslaan en een professionele mentor te benoemen afgewezen.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissingen niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Standpunten
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
Het is in het belang van [de onder mentoraat gestelde] dat hij weer een goed contact met de vader krijgt. De moeder laat als mentor na om in dit contact te investeren en vervult haar taak daarom niet op een juiste wijze.
Al tijdens de relatie van de vader en de moeder werd de rol van de vader in toenemende mate
miskend. Na de verbreking van de relatie heeft dit zich voortgezet. De vader wordt verstoten. De vader betwist dat hij de kinderen ooit fysiek heeft mishandeld.
[de onder mentoraat gestelde] is voor het laatst bij de vader thuis geweest in oktober 2019. Aan de vader werd op enig moment meegedeeld dat [de onder mentoraat gestelde] niet meer naar de vader wilde. Het verbreken van het contact komt niet van [de onder mentoraat gestelde] vandaan. De vader biedt hiervan bewijs aan door getuigen.
Net als minderjarigen moeten ook personen met een verstandelijke beperking zoals [de onder mentoraat gestelde] zo veel mogelijk beschermd worden tegen de gevolgen van een scheiding van hun ouders. De vader wijst in dit verband onder meer op het Internationaal Verdrag inzake personen met een handicap en op rechtspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:91). Uit deze rechtspraak vloeit voort dat de rechter zich zoveel mogelijk moet inspannen om alle maatregelen te nemen ter bescherming van de contacten tussen [de onder mentoraat gestelde] en zijn familie. Tot de benoeming van de moeder als mentor heeft [de onder mentoraat gestelde] altijd een zeer goed contact met de vader gehad. De mentor maakt zich schuldig aan onbehoorlijke beïnvloeding van [de onder mentoraat gestelde] door hem weg te houden van de vader en daarbij te doen voorkomen dat [de onder mentoraat gestelde] zelf geen contact met de vader wil.
Gelet op de verstandelijke vermogens van [de onder mentoraat gestelde] zijn er gegronde redenen om zijn voorkeur voor de moeder als enig mentor over hem niet te volgen. De moeder is er als mentor op uit om de vader uit het leven van [de onder mentoraat gestelde] te bannen. Dat is een gewichtige reden om de moeder als mentor te ontslaan. Indien de moeder enig mentor over [de onder mentoraat gestelde] blijft, zal er van contactherstel tussen [de onder mentoraat gestelde] en de vader niets terechtkomen. [de onder mentoraat gestelde] moet beter beschermd worden door de benoeming van een onafhankelijk mentor, al of niet naast en in samenwerking met de moeder.
3.6.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
Wanneer de vader als mede-mentor wordt benoemd, komt [de onder mentoraat gestelde] klem te zitten tussen de ouders. Bovendien kunnen de vader en de moeder niet met elkaar samenwerken.
Er is geen reden om de moeder als mentor te ontslaan. De moeder betwist dat zij de vader buitenspel wil zetten. Het is [de onder mentoraat gestelde] zelf die door het gedrag van de vader geen contact met hem wil. De vader is aan veel uitdrukkelijke wensen van [de onder mentoraat gestelde] voorbijgegaan, bij voorbeeld als het ging om het onaangekondigd opzoeken van [de onder mentoraat gestelde] op zijn werk en het verspreiden van foto’s van [de onder mentoraat gestelde] via social media.
[de onder mentoraat gestelde] wil niet dat de vader als mede-mentor wordt benoemd. [de onder mentoraat gestelde] is heel goed in staat om zijn eigen mening te geven, ondanks zijn beperking. De vader heeft onvoldoende redenen aangevoerd om van de uitdrukkelijke voorkeur van [de onder mentoraat gestelde] af te wijken. [de onder mentoraat gestelde] heeft geen vertrouwen in de vader. Een professionele mentor zal dit niet kunnen veranderen.
[de onder mentoraat gestelde] heeft baat bij de hulpverlening die hij krijgt. Wanneer [de onder mentoraat gestelde] op enig moment weer wel contact met de vader wil, gaat de moeder met de hulpverlening bekijken hoe dit gerealiseerd kan worden.
Oordeel van het hof
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:452 lid 9 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter twee mentoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Er zijn in dit geval gegronde redenen om de vader niet als medementor te benoemen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader en de moeder het erover eens zijn dat het vanwege hun moeizame verstandhouding niet zal lukken om tot een werkbare situatie wat betreft het mentorschap over [de onder mentoraat gestelde] te komen. Ook bij de instelling van het mentoraat
heeft de kantonrechter overigens al uitdrukkelijk overwogen om, anders dan de vader had verzocht, om die reden alleen de moeder tot mentor te benoemen. Voor zover de vader thans wederom verzoekt om samen met de moeder tot (mede) mentor te worden benoemd zal het verzoek derhalve in het belang van [de onder mentoraat gestelde] worden afgewezen.
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
Er is geen, althans onvoldoende sprake van gewichtige redenen om de moeder als mentor te ontslaan. Concrete omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat de moeder geen deugdelijke invulling geeft aan het ingestelde mentorschap, zijn onvoldoende gesteld en ook niet gebleken. Voor zover de vader erop wijst dat de moeder het contact tussen de vader en [de onder mentoraat gestelde] in de weg staat en daarom geen goede invulling aan het mentorschap geeft, wordt aan deze stelling voorbij gegaan. Weliswaar is het in het belang van [de onder mentoraat gestelde] om ook met de vader (weer) een goed contact te hebben, maar het ontbreken daarvan op dit moment acht het hof onvoldoende om een professionele mentor - naast of in plaats van de moeder - te benoemen. Hierbij weegt het hof de uitdrukkelijke mening van [de onder mentoraat gestelde] mee. [de onder mentoraat gestelde] is meerderjarig en heeft tegenover de voorzitter verklaard dat hij wil dat de moeder zijn mentor blijft en dat hij op dit moment geen contact met de vader wil hebben. Daarbij heeft [de onder mentoraat gestelde] aan de voorzitter en de griffier, waarnaar ook tijdens de mondelinge behandeling is verwezen, een tweetal verklaringen voorgelezen van zijn huidige werkgevers/begeleiders. Ook uit deze verklaringen komt naar voren dat [de onder mentoraat gestelde] goed in staat is te vertellen wat hij wil. Het hof heeft dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat [de onder mentoraat gestelde] op dit punt niet wilsbekwaam is. Daarbij komt dat niet, althans onvoldoende aannemelijk is geworden dat de moeder dit contact tussen de vader en [de onder mentoraat gestelde] tegenhoudt. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat wanneer [de onder mentoraat gestelde] op enig moment weer contact met de vader wil, de moeder met de hulpverlening gaat bekijken hoe dit gerealiseerd kan worden. Het hof gaat ervan uit dat de moeder deze belofte zal nakomen.
Alles overziende acht het hof het in het belang van [de onder mentoraat gestelde] om de bestaande situatie niet te wijzigen.
3.8.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven van de vader niet slagen. Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen. Het meer of anders verzochte zal het hof afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 december 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en
J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en is in het openbaar uitgesproken op 30 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.