ECLI:NL:GHSHE:2021:3811

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
200.296.105_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en benoeming van bewindvoerder in hoger beroep wegens gewichtige redenen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontslagverzoek van de bewindvoerder van de rechthebbende. De rechthebbende, die onder bewind is gesteld wegens verkwisting en problematische schulden, verzocht om ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende voerde aan dat de communicatie met de bewindvoerder ernstig verstoord was, wat zijn re-integratieontwikkeling en groei in de weg stond. De bewindvoerder daarentegen betwistte dat er sprake was van gewichtige redenen voor ontslag en stelde dat hij zijn taken naar behoren uitvoerde.

Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof constateerde dat de huidige bewindvoerder zijn taken inhoudelijk goed uitvoerde, maar dat de vertrouwensband tussen de rechthebbende en de bewindvoerder ernstig verstoord was. Dit leidde tot de conclusie dat de verstoorde relatie een gevaar vormde voor de re-integratie van de rechthebbende. Het hof oordeelde dat er sprake was van gewichtige redenen om de bewindvoerder te ontslaan en heeft de heer [opvolgend bewindvoerder] h.o.d.n. [naam] benoemd als nieuwe bewindvoerder.

De beslissing van het hof houdt in dat de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 april 2021 werd vernietigd en dat de nieuwe bewindvoerder met ingang van 1 februari 2021 aan de slag gaat. Tevens werden er voorwaarden gesteld aan de beloning van de opvolgend bewindvoerder en de afhandeling van de eindrekening door de huidige bewindvoerder. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 december 2021
Zaaknummer: 200.296.105/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8986469 TD VERZ 21-103
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te
[woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. J.H.M. Verstraten.
Als belanghebbenden in deze zaak merkt het hof aan:
[de bewindvoerder] h.o.d.n. [naam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. I. Gorissen,
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
[de vader],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: de vader,
[de broer],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de broer.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 30 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij het hof op 21 juni 2021, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het bewind gewijzigd zal worden, in die zin dat per datum van de beschikking als bewindvoerder ten aanzien van de goederen toebehorend aan de rechthebbende benoemd wordt de heer [opvolgend bewindvoerder] h.o.d.n. [naam] .
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij het hof op 23 augustus 2021, heeft de bewindvoerder verzocht om de rechthebbende niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, subsidiair om het verzoek van de rechthebbende af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 november 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. J.H.M. Verstraten;
  • de bewindvoerder, bijgestaan door mr. Gorissen.
2.3.1.
De moeder, de vader en de broer van de rechthebbende zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling in hoger beroep verschenen.
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de rechthebbende van 7 juli 2021;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 24 maart 2021;
  • het V8-formulier van de advocaat van de bewindvoerder van 5 augustus 2021;
  • het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de bewindvoerder van 14 september 2021;
  • het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de bewindvoerder van 26 oktober 2021;
  • het door de advocaat van de rechthebbende tijdens de mondelinge behandeling overgelegd e-mailbericht van de re-integratiebegeleider van de rechthebbende van 18 november 2021.
2.4.1.
Op verzoek van het hof heeft de advocaat van de rechthebbende de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 januari 2020 nagezonden, evenals een door de beoogd opvolgend bewindvoerder ondertekende bereidverklaring van 23 november 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 21 januari 2020 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant over de goederen die aan de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden, met benoeming van de bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 april 2021, heeft de kantonrechter het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder afgewezen.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende voert aan dat de communicatie tussen hem en de bewindvoerder zeer stroef verloopt. Niet gesteld wordt dat de bewindvoerder zijn taken niet naar behoren uitvoert of dat het bewind inhoudelijk niet goed loopt, maar de wijze van communiceren sluit onvoldoende aan bij de behoeften van de rechthebbende. Hij mag van de bewindvoerder maar één vraag per week stellen. De bewindvoerder reageert voor het overige niet op zijn berichten, waardoor hij met veel vragen blijft zitten. Ook verwijst de bewindvoerder de rechthebbende herhaaldelijk naar de online rapportage, maar de rechthebbende wil die gegevens kunnen controleren. De vertrouwensband tussen hem en de bewindvoerder is ernstig verstoord. De bewindvoerder vermeldt ten onrechte aan derden dat de rechthebbende kampt met verslavingsproblematiek en schendt daarmee zijn privacy. De rechthebbende ervaart als gevolg van de verstoorde relatie veel spanning en stress en hij windt zich er enorm over op. Zijn re-integratiebegeleider, de heer [re-integratiebegeleider] , bevestigt dit. Het belemmert de ontwikkeling van de rechthebbende en zijn re-integratietraject is om die reden (tijdelijk) gestaakt. Er is dan ook sprake van gewichtige redenen om het bewind te wijzigen. Hij verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juni 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5334. De rechthebbende wil met een schone lei beginnen en verzoekt daarom om een andere bewindvoerder. De beoogd opvolgend bewindvoerder werkt regelmatig samen met de re-integratiebegeleider en de rechthebbende heeft er een goed gevoel bij.
3.5.
De bewindvoerder voert aan dat door de rechthebbende geen gewichtige redenen zijn aangevoerd. De rechthebbende heeft wellicht andere verwachtingen, maar de bewindvoerder is van mening dat hij zijn taken naar behoren uitvoert. Het bewind loopt goed en de minnelijke schuldregeling is rond. Een zekere mate van frictie tussen de wensen van een rechthebbende enerzijds en de taken van een bewindvoerder anderzijds is inherent aan de verhouding en is geen reden voor ontslag. De communicatie verloopt volgens de bewindvoerder goed. Hij heeft een aantal regels en grenzen moeten stellen om de situatie met de rechthebbende werkbaar te houden. Hij ontving vijf e-mails met vragen per dag van de rechthebbende. Er is nu afgesproken dat de rechthebbende één e-mail per week stuurt naar de bewindvoerder, met daarin zijn vragen. Bij het maken van deze afspraken was ook de re-integratiebegeleider van de rechthebbende betrokken. De bewindvoerder voert verder aan dat hij verplicht is om bij aanvraag van schuldhulpverlening melding te maken van verslavingsproblematiek als dit speelt. De bewindvoerder heeft geen melding gedaan van de verslavingsproblematiek van de rechthebbende bij de woningbouwvereniging. Dat er geen woning aan de rechthebbende is toegewezen, heeft als reden dat er geen huursubsidie mogelijk was en hierdoor de lasten te hoog waren voor het schuldhulpverleningstraject. Het kan zijn dat de rechthebbende zich belemmerd voelt in zijn ontwikkeling, maar dat speelt zich dan af in zijn hoofd en ligt niet aan de onderbewindstelling. Anders dan in de aangehaalde uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, heeft de rechthebbende geen verklaring van een deskundige overgelegd om aan te tonen dat de situatie zijn weerslag heeft op zijn gezondheid en zijn mogelijkheden tot re-integratie. De bewindvoerder heeft vertrouwen in de samenwerking en ziet geen belemmering om zijn taken als bewindvoerder voort te zetten.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.2.
Het hof stelt voorop dat het de taak van de bewindvoerder is de (toekomstige) goederen van de rechthebbende te beheren en te administreren. Niet ter discussie staat dat de huidige bewindvoerder zijn taak naar behoren uitvoert. De advocaat van de rechthebbende erkent dat het bewind inhoudelijk goed verloopt. Er is een minnelijke schuldenregeling tot stand gebracht, waar maandelijks op wordt afgelost. De rechthebbende ontvangt wekelijks leefgeld.
3.6.3.
De bewindvoerder ondervindt geen problemen in de huidige communicatie met de rechthebbende en heeft vertrouwen in de (toekomstige) samenwerking. De rechthebbende daarentegen heeft geen enkel vertrouwen in (de samenwerking met) de bewindvoerder. Dit is tijdens de mondelinge behandeling opnieuw gebleken. Hij vertrouwt niet op de online rapportages van de bewindvoerder en is achterdochtig over het contact van de bewindvoerder met andere instanties zoals de woningbouwvereniging. De rechthebbende vindt dat de bewindvoerder hem onvoldoende informeert over zijn financiële situatie en onvoldoende bereikbaar is, terwijl de bewindvoerder aangeeft een aantal regels en grenzen te hanteren om de situatie met de rechthebbende werkbaar te houden. Gelet op de stukken en verklaringen in hoger beroep verwacht het hof niet dat partijen elkaar hierin nog gaan vinden en de noodzakelijke communicatie en samenwerking tussen de rechthebbende en de bewindvoerder nog kan verbeteren. Zoals de advocaat van de rechthebbende tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht, is het niet de bedoeling hierbij de vinger te wijzen naar de bewindvoerder, maar komt dit vanuit de persoon van de rechthebbende. Het is inherent aan het werk van een bewindvoerder dat de rechthebbende het niet altijd eens is met de te nemen beslissingen en er een zekere mate van frictie kan bestaan, maar in onderhavig geval beschadigt de verstoorde relatie en de door de rechthebbende ervaren stroeve communicatie hem nu als persoon. De beschadigde relatie van de rechthebbende met de bewindvoerder vormt een gevaar voor zijn re-integratieontwikkeling en groei. Dit wordt bevestigd door de re-integratiebegeleider van de rechthebbende, de heer [re-integratiebegeleider] , in het e-mailbericht van 18 november 2021. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden sprake is van gewichtige redenen tot ontslag van de huidige bewindvoerder.
3.6.4.
Het voorgaande brengt mee dat het hof een nieuwe bewindvoerder zal benoemen. De rechthebbende heeft verzocht de heer [opvolgend bewindvoerder] h.o.d.n. [naam] te benoemen tot bewindvoerder. Uit de door de rechthebbende overgelegde bereidverklaring van de heer [opvolgend bewindvoerder] van 23 november 2021 blijkt dat hij bereid is het bewind over de goederen die aan de rechthebbende (zullen) toebehoren op zich te nemen. Nu niet is gebleken van redenen die zich tegen deze benoeming verzetten, zal het hof overeenkomstig het verzoek van de rechthebbende beslissen, in die zin dat de heer [opvolgend bewindvoerder] h.o.d.n. [naam] tot bewindvoerder wordt benoemd.
Het hof merkt daarbij op dat de rechthebbende zich zal moeten voegen naar de manier van werken van de nieuwe bewindvoerder. De rechthebbende moet zich realiseren dat ook de opvolgend bewindvoerder regels zal stellen en de rechthebbende zich daar aan zal moeten houden. Als de rechthebbende het niet eens is met de bewindvoerder, leidt dit er niet automatisch toe dat hij om vervanging van de bewindvoerder kan vragen.
3.6.5.
Omdat sprake is van problematische schulden zal het hof de jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (de Regeling), hoge tarief. Op grond van artikel 3, lid 4 van de Regeling is de beloning verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de bewindvoerder is benoemd en wordt deze in maandelijkse termijnen betaald. De beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder zal het hof vaststellen overeenkomstig artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling.
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het verzoek van de rechthebbende alsnog toewijzen zoals hierna is vermeld.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 april 2021,
en opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 februari 2021 aan de heer [de bewindvoerder] h.o.d.n. [naam] ontslag als bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991, wonende aan [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ;
benoemt met ingang van 1 februari 2021 de heer [opvolgend bewindvoerder] h.o.d.n. [naam] , Postbus [postbus] te ( [postcode] ) [plaats] , tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Oost-Brabant overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Oost-Brabant;
stelt de jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
stelt de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig de in artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, A.M. Bossink en K.A. Boshouwers en is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.