ECLI:NL:GHSHE:2021:3779

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
200.277.739_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg splitsingsakte en bestemming appartementsrecht in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de uitleg van een splitsingsakte met betrekking tot een appartementsrecht, specifiek appartement met indexnummer 105. Appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], hebben in hoger beroep de vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant aangevochten, waarin werd geoordeeld dat het appartementsrecht met indexnummer 105 bestemd is voor gemeenschappelijk gebruik. De VvE vorderde een verklaring voor recht dat het appartement niet als zelfstandige woonruimte gebruikt mag worden, maar als ruimte voor gemeenschappelijk gebruik. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de VvE recht had op schadevergoeding voor het niet kunnen gebruiken van het appartement. Het hof bevestigt de eerdere oordelen van de rechtbank en oordeelt dat de objectieve bedoeling van de splitsingsakte duidelijk is: het appartement is bestemd voor gemeenschappelijk gebruik. De uitlatingen van het bestuur van de VvE zijn niet relevant voor de uitleg van de akte. Het hof bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank en veroordeelt appellanten in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.277.739/01
arrest van 21 december 2021
in de zaak van

1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellant 2] ,wonende te [woonplaats] , België,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellant 1 c.s.] ,
advocaat: mr. E. Beele te Tilburg,
tegen
Ondervereniging Vereniging van Eigenaars [VvE] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als VvE,
advocaat: mr. M.A. van der Lubbe te Arnhem,
op het bij exploot van dagvaarding van 29 april 2021 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 11 september 2019 en 5 februari 2020, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen [appellant 1 c.s.] als gedaagden in conventie, eisers in reconventie en VvE als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/336597 / HA ZA 18-495)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord met productie;
  • de mondelinge behandeling, waarbij partij [appellant 1 c.s.] spreekaantekeningen heeft overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.
Het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [sectieletter] nummers [sectienummer 1] en [sectienummer 2]
is bij akte d.d. 28 april 2009 “Hoofdsplitsing in appartementsrechten [gebouw] gebouw
A (rechts, [locatie 1] )” (productie 1 dagvaarding) gesplitst in 3 appartementsrechten,
kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , [sectieletter] , complexaanduiding [complexaanduiding 1] -A ,
appartementsindex 1 (commerciële ruimten), 2 (woningen) en 3 (stallen). De
appartementsrechten [complexaanduiding 1] -A appartementsindex 2 en 3 zijn ondergesplitst.
3.1.2.
Het appartementsrecht kadastraal bekend, gemeente [gemeente] , [sectieletter] ,
complexaanduiding [complexaanduiding 1] -A , appartementsindex 2 is bij akte d.d. 28 april 2009
(hierna ook: splitsingsakte, productie 2 dagvaarding) (onder)gesplitst in 139 appartementsrechten, kadastraal bekend, gemeente [gemeente] , [sectieletter] , complexaanduiding [complexaanduiding 1] -A , appartementsindex 4 tot en met 142. De bij deze laatstgenoemde splitsingsakte opgerichte VvE betreft eiseres.
3.1.3.
Het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [sectieletter] nummer [sectienummer 3] is bij
akte d.d. 28 april 2009 “Hoofdsplitsing in appartementsrechten [gebouw] gebouw 8
(links [locatie 2] )” (productie 3 dagvaarding) gesplitst in 3 appartementsrechten,
kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , [sectieletter] , complexaanduiding [complexaanduiding 2] -A ,
appartementsindex 1 (commerciële ruimten), 2 (woningen) en 3 (stallen). De
appartementsrechten [complexaanduiding 2] appartementsindex 2 en 3 zijn ondergesplitst.
3.1.4.
Projectontwikkelaar [projectontwikkelaar] , waarvan de aandelen werden gehouden door [appellant 1 c.s.] , heeft de twee naast elkaar gelegen appartementencomplexen [gebouw] -A en [gebouw] -B te [plaats] gerealiseerd. [projectontwikkelaar] heeft op 17 februari 2017 de eigendom van het appartementsrecht in [gebouw] A Ondersplitsing, met indexnummer 105 , overgedragen aan [appellant 1 c.s.]
3.1.5.
In de splitsingsakte (productie 2 dagvaarding) is als omschrijving van het appartementsrecht met index 105 opgenomen dat het appartement omvat het uitsluitende gebruik van de ruimte met alle toebehoren op de derde verdieping (+3), aan de [adres] , [postcode] [plaats] .
3.1.6.
In artikel 8 van de splitsingsakte is het breukdeel van appartement 105 bepaald op 71/5303. Verder is in artikel 8 lid 6 van de splitsingsakte een afwijking opgenomen ten aanzien van de kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaren komen:
“(…)In afwijking van het vorenstaande zijn de kosten die verband houden met de appartementsrechten met indices 102, 103, 104 en 105 , de ruimten die bestemd zijn tot gemeenschappelijk gebruik van de gerechtigden tot de woonruimten van zowel gebouw [gebouw] -A als [gebouw] -B, voor rekening van de eigenaars van deze woonruimten, gezamenlijk, ieder voor gelijke delen (ieder het één/honderdtweede (1/102) deel.”.
3.17.
In artikel 25 van de splitsingsakte (productie 2 dagvaarding) is de bestemming bepaald van de appartementsrechten van het complex. Dit artikel houdt in:
“1. Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht het privégedeelte te gebruiken overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming. De bestemming is voor de appartementsrechten met indices 4 t/m 101: woonruimte.
Deze bestemming is voor de appartementsrechten met de indices 102, 103 en 104: ruimte tot welk uitsluitend gebruik de gerechtigden tot een woonruimte in de gebouwen [gebouw] -A en [gebouw] -B tezamen gerechtigd zijn en ten aanzien waarvan zij samen een functie voor gemeenschappelijk gebruik bepalen.
Deze bestemming is voor de appartementsrechten met indices 106 t/m 142: bergruimte (…)”.
3.1.8.
De VvE is eigenaresse van de appartementsrechten met indexnummers 102 tot en met 104.
3.1.9.
In de akten van hoofd- en ondersplitsing is in artikel 7 bepaald:
Kwalitatieve verplichtingen/kettingbeding
Artikel 7
Partijen komen ten aanzien van het verkochte en het toekomstige gebruik daarvan bij deze het volgende overeen:
I. Het verkochte mag niet anders worden gebruikt dan voor verwezenlijking van het bouwplan waarvoor ten tijde van de ondertekening van deze akte een aanvraag voor een bouwvergunning is ingediend.”.
3.1.10.
In de akten van hoofdsplitsing van gebouw A en B en in de akte van ondersplitsing (producties 1 t/m 3 dagvaarding) is onder het kopje “II. ERFDIENSTBAARHEDEN VAN OVERPAD” bij punt 4 bepaald:
“Ten behoeve van de woonruimten in het Gebouw [gebouw] -B (B2), kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [sectieletter] complexaanduiding [complexaanduiding 2] -A appartementsindices 4 tot en met 7 als heersend erf en ten laste van de hoofdappartementsrechten [gebouw] -A (A2 en A3), kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [sectieletter] complexaanduiding [complexaanduiding 1] -A appartementsindices 2 en 3 als dienend erf: de erfdienstbaarheid van (voet)pad om te komen en te gaan vanuit een woonruimte naar de voor gemeenschappelijke doeleinden bestemde ruimten, de appartementsrechten, kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [sectieletter] complexaanduiding [complexaanduiding 1] -A appartementsindices 102 tot en met 105 .”.
3.1.11.
In de splitsingsakte (productie 2 dagvaarding) is bij het kopje “C VOORGENOMEN ONDERSPLITSING IN APPARTEMENTSRECHTEN” onder meer opgenomen:
“(…) Bij deze akte vindt de ondersplitsing plaats in achtennegentig (98) woonruimten, vier (4) ruimten voor een gezamenlijk daaraan te geven bestemming en zevenendertig (37) bergingen. (…)”.
3.1.12.
In de splitsingsakte (productie 2 dagvaarding) is in het splitsingsreglement in artikel 8 lid 6 bepaald:
“In afwijking van het vorenstaande zullen de kosten die verband houden met de appartementsrechten met indices 102, 103, 104 en 105 , de ruimten die bestemd zijn tot gemeenschappelijk gebruik van de gerechtigden tot de woonruimten van zowel gebouw [gebouw] -A als [gebouw] -B, voor rekening van de eigenaars van deze woonruimten, gezamenlijk, ieder voor gelijke delen (ieder het één/honderdtweede (1/102e) deel.”.
3.1.13.
Het appartement met indexnummer 105 wordt door [appellant 1 c.s.] verhuurd als woonruimte.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert de VvE, na wijziging van haar eis, in conventie dat de rechtbank
I. voor recht verklaart dat het appartementsrecht met indexnummer 105 , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [sectieletter] complexaanduiding [complexaanduiding 1] -A , als bestemming heeft: ruimte tot welk uitsluitend gebruik de gerechtigden tot een woonruimte in de gebouwen [gebouw] -A en [gebouw] -B tezamen gerechtigd zijn en ten aanzien waarvan zij samen een functie voor gemeenschappelijk gebruik bepalen;
II. voor recht verklaart dat de gerechtigden tot een woonruimte in het appartementencomplex [gebouw] -A en [gebouw] -B, tezamen, schade hebben gelden voor elke maand dat zij geen gebruik hebben kunnen maken en in de toekomst geen gebruik kunnen maken van het appartement met indexnummer 105 , vanaf het moment dat [appellant 1] en [appellant 2] van dat appartement juridisch eigenaar zijn geworden;
III. voor recht verklaart dat de vorenbedoelde schade die de gerechtigden tot een woonruimte in het appartementencomplex [gebouw] -A en [gebouw] -B, tezamen, hebben geleden gelijk is aan een bedrag gelijk aan een huursom van € 1.050,- per maand dan wel aan de huursom van € 700,- per maand,
met hoofdelijke veroordeling van [appellant 1 c.s.] in de proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft de VvE, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. In de splitsingsakte (productie 2 dagvaarding) is er, anders dan te doen gebruikelijk, voor gekozen om van vier appartementen privégedeelten te maken met een bestemming voor gemeenschappelijk gebruik. Met [appellant 1 c.s.] bestaat een geschil over de bestemming van appartement 105 nu die bestemming in artikel 25 van de akte van ondersplitsing van gebouw [gebouw] A ontbreekt. Uit de akte blijkt volgens de VvE echter duidelijk dat in de akte bedoeld is dat appartementsrecht 105 was bestemd voor algemeen gebruik. De context in de akte geeft daarvoor veel aanwijzingen, zoals in de eerste plaats de omschrijving van 105 als ‘ruimte’ en niet als ‘woonruimte’, in de tweede plaats de kostenverdeling van artikel 8 lid 6, in de derde plaats de kwalitatieve verplichting ten aanzien van het toekomstig gebruik volgens de bouwvergunning in welke bouwvergunning appartementsrecht 105 is genoemd als fitnessruimte en in de vierde plaats de benoeming van appartementsrecht 105 bij de kwalitatieve verplichtingen. Volgens de VvE staat ook in de akte dat er vier ruimten zijn voor gemeenschappelijk gebruik en dat zijn natuurlijk de appartementsrechten 102, 103, 104 en 105 . Indien de bestemming voor appartementsrecht 105 zou zijn ingevuld, had de splitsingsakte naadloos geklopt, aldus de VvE.
3.2.3.
[appellant 1 c.s.] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.
In reconventie heeft [appellant 1 c.s.] gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat [appellant 1 c.s.] gerechtigd zijn om het appartement met indexnummer 105 te gebruiken als zelfstandige woonruimte, met veroordeling van de VvE in de proceskosten.
3.2.5.
[appellant 1 c.s.] heeft aan zijn vordering in reconventie samengevat het volgende ten grondslag gelegd. Nu het gebruik c.q. de bestemming van het appartement met indexnummer 105 in de splitsingsakte in het geheel niet is geregeld, is sprake van een omissie die moet worden ingevuld. Er is sprake van een besluit op grond van artikel 18 van de splitsingsakte. Daarvoor is op grond van artikel 50 lid 1 van de splitsingsakte een volstrekte meerderheid van stemmen voldoende. Met het quorum zoals aanwezig op de vergadering van eigenaars van 18 oktober 2011 is volgens [appellant 1 c.s.] rechtsgeldig beslist om in te stemmen met het gebruik van appartement met indexnummer 105 als woonruimte. [appellant 1 c.s.] is naar eigen zeggen ook door de VvE belast op een wijze die past bij de bestemming woonruimte. De stellingname door de VvE in deze procedure is niet congruent met haar eigen handelen, aldus [appellant 1 c.s.]
3.2.6.
De VvE heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.7.
In het tussenvonnis van 11 september 2019 heeft de rechtbank (kort samengevat) in conventie geoordeeld dat de verklaring voor recht ten aanzien van de bestemming van het appartementsrecht met indexnummer 105 toewijsbaar is. In reconventie heeft de rechtbank geoordeeld dat de door [appellant 1 c.s.] gevorderde verklaring voor recht niet toewijsbaar is.
3.2.7.
In het eindvonnis van 5 februari 2020 heeft de rechtbank in conventie
- voor recht verklaard dat het appartementsrecht met indexnummer 105 , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [sectieletter] complexaanduiding [complexaanduiding 1] -A , als bestemming heeft:
ruimte tot welk uitsluitend gebruik de gerechtigden tot een woonruimte in de gebouwen [gebouw] -A als [gebouw] -B tezamen gerechtigd zijn en ten aanzien waarvan zij samen een functie voor gemeenschappelijk gebruik bepalen,
- voor recht verklaard dat de gerechtigden tot een woonruimte in het appartementencomplex [gebouw] -A en [gebouw] -B, tezamen, schade hebben gelden voor elke maand dat zij geen gebruik hebben kunnen maken en in de toekomst geen gebruik kunnen maken van het appartement met indexnummer 105 , vanaf het moment dat [appellant 1] en [appellant 2] van dat appartement juridisch eigenaar zijn geworden,
- voor recht verklaard dat de hiervoor bedoelde schade die de gerechtigden tot een woonruimte in het appartementencomplex [gebouw] -A en [gebouw] -B, tezamen hebben geleden gelijk is aan een bedrag gelijk aan een huursom van € 700,- per maand,
en [appellant 1 c.s.] in de proceskosten veroordeeld.
In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant 1 c.s.] afgewezen en [appellant 1 c.s.] in de proceskosten veroordeeld.
3.3.
[appellant 1 c.s.] heeft in hoger beroep acht grieven aangevoerd. [appellant 1 c.s.] heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beroepen vonnissen, tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van de VvE en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen, met veroordeling van de VvE in de kosten van de procedure in beide instanties.
3.4.
Met de grieven komt [appellant 1 c.s.] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de onder I, II en III gevorderde verklaringen voor recht door de VvE toewijsbaar zijn (rov. 3.2.1). Het hof ziet aanleiding om de grieven gezamenlijk te behandelen.
3.5.
[appellant 1 c.s.] betoogt dat de onder I gevorderde verklaring voor recht door de VvE, mede gezien de daaraan gerelateerde vordering tot schadevergoeding onder II, geen andere strekking heeft dan dat het appartementsrecht feitelijk en juridisch aan de VvE wordt toegescheiden. Als de vorderingen niet zouden strekken tot overdracht of bezitsverschaffing, valt niet in te zien op welke grondslag de VvE aanspraak zou kunnen maken op het gebruik van de ruimte, nu deze ruimte nooit aan de VvE geleverd is. De vorderingen van de VvE moeten worden beschouwd als een vordering tot nakoming van de koopovereenkomst en/of bezitsverschaffing/overdracht en deze zijn, gelet op het tijdsverloop, verjaard. Volgens [appellant 1 c.s.] is met hun eigendomsrecht onverenigbaar dat zij het gebruiksgenot van dit appartement zouden moeten delen met de gezamenlijke eigenaren.
3.6.
Het hof oordeelt als volgt. Anders dan [appellant 1 c.s.] aanvoert, wordt door de VvE geen overdracht of bezitsverschaffing van eigendom gevorderd. In deze procedure vordert de VvE een verklaring voor recht die is gebaseerd op de uitleg van de splitsingsakte met betrekking tot de bestemming van het appartementsrecht met indexnummer 105 . Een vordering tot het alsnog leveren van het appartement met indexnummer 105 is door de VvE niet ingesteld, zodat verjaring in de zin van artikel 7:23 BW en van een vordering tot bezitsverschaffing/overdracht niet aan de orde is.
3.7.
Voor de vaststelling van het recht tot uitsluitend gebruik van een gedeelte van een in appartementsrechten gesplitst registergoed is bepalend hetgeen daaromtrent is vastgelegd in de op die splitsing betrekking hebbende splitsingsstukken (de notariële akte van splitsing en de aan de minuut van die akte gehechte tekening) (vgl. HR 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5223, NJ 2011/58), en dat het bij de uitleg daarvan aankomt op de daarin tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan. Deze bedoeling moet naar objectieve maatstaven worden afgeleid uit de omschrijving in die akte van de onderscheiden gedeelten van het gebouw en uit de daaraan gehechte tekening, bezien in het licht van de gehele inhoud van de akte en de tekening (vgl. HR 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM8933, NJ 2011/111). De rechtszekerheid vergt dat voor de vaststelling van hetgeen tot de privégedeelten respectievelijk tot de gemeenschappelijke gedeelten behoort, slechts acht mag worden geslagen op de gegevens die voor derden uit of aan de hand van de in de openbare registers ingeschreven splitsingsstukken kenbaar zijn (HR 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1078, NJ 2013/522).
3.8.
Naar het oordeel van het hof is de bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan, te weten [projectontwikkelaar] , naar objectieve maatstaven niet anders te begrijpen dan dat de bestemming van het appartementsrecht met indexnummer 105 een ruimte betreft tot welk uitsluitend gebruik de gerechtigden tot een woonruimte in de gebouwen [gebouw] -A en [gebouw] -B tezamen gerechtigd zijn. Blijkens de splitsingsakte heeft immers ondersplitsing plaatsgevonden in achtennegentig woonruimten, vier ruimten voor een gezamenlijk daaraan te geven bestemming en zevenendertig bergingen. Daarbij is er gekozen voor het toekennen van vier appartementsrechten met de indexnummers 102, 103, 104 en 105 , welke ruimten bestemd zijn tot gemeenschappelijk gebruik. Anders dan [appellant 1 c.s.] meent, is de omstandigheid dat de appartementsrechten met de indexnummers 102, 103, 104 en 105 (afgescheiden) privé-gedeelten betreffen, niet onverenigbaar met de uit de splitsingsakte af te leiden bestemming dat het ruimten betreffen die bestemd zijn tot gemeenschappelijk gebruik. De eigendom van [appellant 1 c.s.] , die terecht door de VvE niet wordt bestreden, staat hier niet aan in de weg.
In feite geeft [appellant 1 c.s.] ook wel toe dat bij de akte van (onder)splitsing het appartementsrecht met indexnummer 105 als ruimte bestemd voor gemeenschappelijk gebruik voorzien was (memorie van grieven nr. 5). Dat tijdens de bouw, en dus na de splitsingsakte van 28 april 2009, [projectontwikkelaar] kennelijk zelf heeft besloten om de algemene ruimten anders in te richten, is echter een omstandigheid die niet relevant is bij de beoordeling van de bedoeling van diegene die tot splitsing is overgegaan. Die bedoeling dient immers naar objectieve maatstaven te geschieden naar het moment van splitsing, omdat de rechtszekerheid dit vergt. Gelet op het belang van rechtszekerheid mag dan ook slechts acht worden geslagen op gegevens die voor derden uit of aan de hand van de in de openbare registers ingeschreven splitsingsstukken kenbaar zijn.
3.9.
De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, dan ook de juiste maatstaf toegepast. Voor zover door [appellant 1 c.s.] is gesteld dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de jurisprudentie van de Hoge Raad door zich niet uit te laten over de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen, waartoe de onderscheiden interpretaties zouden leiden, merkt het hof op dat aan de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen niet wordt toegekomen. De objectieve bedoeling is in dit geval immers duidelijk af te leiden uit de splitsingsakte. Dat de rechtbank voor de objectieve bedoeling mede acht heeft geslagen op de bouwvergunning en de kwalitatieve verplichtingen die zijn opgenomen in de splitsingsaktes, is in het licht van de jurisprudentie van de Hoge Raad evenmin onjuist. In de splitsingsaktes wordt verwezen naar de bouwvergunning, zodat op de inhoud daarvan wel acht kan worden geslagen. Datzelfde geldt voor de kwalitatieve verplichtingen. In zowel de bouwvergunning als in de kwalitatieve verplichtingen kan bevestiging worden gevonden voor de uitleg van de splitsingsakte dat de bestemming van het appartementsrecht met indexnummer 105 een ruimte betreft tot welk uitsluitend gebruik de gerechtigden tot een woonruimte in de gebouwen [gebouw] -A en [gebouw] -B tezamen gerechtigd zijn.
3.10.
Nu de objectieve bedoeling kan worden afgeleid uit de splitsingsakte doen (eventuele) uitlatingen van het (toenmalig) bestuur van de VvE niet ter zake. Daarvoor geldt bovendien dat door de VvE onbestreden is gesteld dat [appellant 1 c.s.] er niet vanuit kon gaan dat het bestuur van de VvE onbeperkt bevoegd is of dat het bestuur de VvE met een (onjuiste) uitlating zou kunnen binden. Bovendien staat vast dat de VvE niet heeft gestemd, laat staan ingestemd, met een wijziging van de splitsingsakte overeenkomstig de voorwaarden van artikel 5:139 BW in de door [appellant 1 c.s.] bepleite zin. Anders dan [appellant 1 c.s.] heeft betoogd is er geen sprake van een kwestie als bedoeld in artikel 18 van de splitsingsakte. Vast staat immers dat het appartementsrecht met indexnummer 105 een privégedeelte betreft dat aan [appellant 1 c.s.] toebehoort. Dat staat er niet aan in de weg, zoals [appellant 1 c.s.] ten onrechte meent, dat de bestemming van het appartementsrecht met indexnummer 105 betreft: een ruimte tot welk uitsluitend gebruik de gerechtigden tot een woonruimte in de gebouwen [gebouw] -A en [gebouw] B tezamen gerechtigd zijn en ten aanzien waarvan zij samen een functie voor gemeenschappelijk gebruik bepalen.
In dit verband is voorts evenmin van belang de stelling van [appellant 1 c.s.] dat de VvE de rechtbank had moeten informeren over de correspondentie over de jaren 2011 en 2012 tussen [appellant 1 c.s.] en de VvE, nog daargelaten het feit dat [appellant 1 c.s.] aan deze stelling geen rechtsgevolg verbindt.
Ten slotte geldt dat ook het feit dat [appellant 1 c.s.] gedurende een periode ten onrechte kosten heeft voldaan gebaseerd op een onjuiste uitleg van de splitsingsakte, niet kan afdoen aan de objectieve bedoeling. Overigens is door de VvE onbestreden gesteld dat de onjuiste in rekening gebrachte kosten aan [appellant 1 c.s.] zijn gecrediteerd.
3.11.
De slotsom is dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de verklaringen voor recht I, II en III toewijsbaar zijn.
3.12.
Gelet op het voorgaande falen de grieven en zal het hof de vonnissen bekrachtigen. [appellant 1 c.s.] is terecht in de proceskosten van eerste aanleg veroordeeld. [appellant 1 c.s.] zal als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld, tot op heden begroot op:
griffierecht € 760,-
salaris advocaat (2 punten x tarief II) € 2.228,-.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen van 11 september 2019 en 5 februari 2020 van de rechtbank Oost-Brabant;
veroordeelt [appellant 1 c.s.] in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden begroot op € 760,- aan griffierecht en € 2.228,- aan salaris advocaat;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.I.M.W. Bartelds, E.H. Schulten en J.W. Hermans en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 december 2021.
griffier rolraadsheer