ECLI:NL:GHSHE:2021:3733

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
20-000248-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake verkeersdodelijk ongeval met hogere mate van schuld

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 13 oktober 2018 te Vlodrop, waarbij een motorrijder om het leven kwam. De rechtbank had de verdachte een taakstraf van 240 uur opgelegd, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De advocaat-generaal stelde in hoger beroep dat de verdachte zich zeer onoplettend en onvoorzichtig had gedragen, wat leidde tot een hogere mate van schuld dan door de rechtbank was vastgesteld. Het hof oordeelde dat de verdachte welbewust de dubbele doorgetrokken streep had overschreden en dat hij zich in een gevaarlijke situatie bevond door in een flauwe bocht naar links te rijden zonder het tegemoetkomende verkeer te zien. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en kwam tot een andere bewezenverklaring, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk. Het hof benadrukte de ernst van de verkeersfout en de onomkeerbare gevolgen van het ongeval voor de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000248-20
Uitspraak : 15 december 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 januari 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-106283-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank ter zake van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander is gedood, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
De verdachte heeft het namens hem ingestelde appel ingetrokken bij akte van 26 mei 2020.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen primair ten laste is gelegd (te weten overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij de mate van schuld bestaat uit zeer onoplettend en onvoorzichtig gedrag) en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, alsmede de verdachte de rijbevoegdheid zal ontzeggen voor de duur van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd 2 jaar.
Door en namens de verdachte is aangesloten bij de bewezenverklaring en strafoplegging van de rechtbank. De verdediging heeft primair verzocht het vonnis te bevestigen. Subsidiair is een stafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Vlodrop, in de gemeente Roerdalen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Herkenbosserweg (N570), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onoplettend en/of onvoorzichtig waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, terwijl zijn uitzicht werd beperkt door een bocht in de rijbaan en/of de rijbaan door middel van een dubbele doorgetrokken streep was verdeeld in twee rijstroken, vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van voornoemde weg naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk op het weggedeelte voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden, zulks op het moment dat een op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdende motorfiets, hem, verdachte, tot op korte afstand was genaderd, waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en voornoemde [slachtoffer] , althans de door [slachtoffer] bestuurde motorfiets;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Vlodrop, in de gemeente Roerdalen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Herkenbosserweg (N570) terwijl zijn uitzicht werd beperkt door een bocht in de rijbaan en/of de rijbaan door middel van een dubbele doorgetrokken streep was verdeeld in twee rijstroken, vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van voornoemde weg naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk op het weggedeelte voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden, zulks op het moment dat een op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdende motorfiets, hem verdachte, tot op korte afstand was genaderd, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en voorgenoemde motorfiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 oktober 2018 te Vlodrop, in de gemeente Roerdalen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Herkenbosserweg (N570), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen zeer onoplettend en onvoorzichtig waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, terwijl zijn uitzicht werd beperkt door een bocht in de rijbaan en de rijbaan door middel van een dubbele doorgetrokken streep was verdeeld in twee rijstroken, vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van voornoemde weg naar links heeft gestuurd en naar links is gegaan en geheel op het weggedeelte voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden, zulks op het moment dat een op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdende motorfiets, hem, verdachte, tot op korte afstand was genaderd, waardoor een botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en voornoemde [slachtoffer] , althans de door [slachtoffer] bestuurde motorfiets.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen [1]
1. Het proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 16 april 2019 (pg. 2-4), voor zover inhoudende als
bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 13 oktober 2018 te 19:02 uur kreeg ik kennis van een verkeersongeval.

Locatie ongeval

Datum : 13 oktober 2018
Omstreeks : 19.02 uur
Adres : Herkenbosserweg
Plaats : Vlodrop
Gemeente : Roerdalen
Bestuurder 1 : personenauto, kenteken [kenteken 1]
Bestuurder 2 : motor, kenteken [kenteken 2]

Betrokken partij 1

Voertuig : Motor [kenteken 2] , KTM
Bestuurder : [slachtoffer]
Betrokken partij 2
Voertuig : Personenauto [kenteken 1] Mercedes (België)
Bestuurder : [verdachte]
2. Het Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) van de Politie, Eenheid Limburg, Forensische Opsporing, VerkeersOngevallenAnalyse, locatie Venlo, d.d. 12 maart 2019, nummer BVH 2018156608, opgemaakt door [verbalisant 2] brigadier van politie (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 24), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant, heb op 13 oktober 2018 omstreeks 20.00 uur geassisteerd bij de afwikkeling van het hierna bedoelde verkeersongeval.
p. 4
1.2.
Beknopte ongevalsbeschrijving
Een personenauto botste op de Herkenbosserweg (N570) te Vlodrop frontaal met een uit de tegenovergestelde rijrichting rijdende motorfiets. De bestuurder van de mortorfiets raakte hierbij zwaar gewond en overleed ter plaatse.
Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
Voertuig 1, personenauto, merk Mercedes, type Glc 250D, kleur wit;
Voertuig 2, motorfiets, merk KTM, type KTM 530 EXC-R, kleur oranje/zwart.
p. 5
2.2.2.
Wegsituatie
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de Herkenbosserweg (N570), gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Vlodrop, in de gemeente Roerdalen.
Het verkeersongeval had plaatsgevonden ter hoogte van hectometerpaal 16.0.
Het ongeval vond gezien in de rijrichting van Duitsland plaats in een flauwe bocht naar rechts van de N570. De rijbaan had een breedte van circa 7,5 meter en was door middel van een dubbele doorgetrokken witte streep verdeeld in twee rijstroken.
2.2.3
Verkeersmaatregelen ter plaatse
Ik zag het volgende:
  • Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 80 km/h.
  • Genoemde weg was voor het openbaar verkeer openstaand.
  • Ter plaatse was het volgende verkeersteken van toepassing, betrekking hebbend op dit ongeval:
De twee rijstroken van de N570 waren door middel van een dubbele doorgetrokken streep van elkaar gescheiden.
p. 6
2.2.5.
Lichtgesteldheid
Op het moment van de aanrijding was de lichtgesteldheid schemer. Het tijdstip ongeval was ongeveer 19.02 uur. Volgens opgave van de KNMI, afdeling Klimaatdata en advies, was het tijdstip zonsondergang 18.51 uur op 13 oktober 2018.
2.2.7
Weersgesteldheid
Op het moment van de aanrijding was de weersgesteldheid droog en helder.
2.2.8
Wegdek
Het wegdek bestond uit asfalt met dichte structuur, was normaal ingereden, schoon en droog.
p. 14
3.2.4
Sporen aan betrokken voertuigen, personen of voorwerpen
Ik zag dat rechts boven op de voorruit en de aansluitende dakrand (het hof begrijpt: van de Mercedes) sporen van bloed en weefsel aanwezig waren. Dergelijke sporen werden eveneens in mindere mate aangetroffen in het linker middendeel van de voorruit.
p. 15
3.2.5
Uitzichtbepalingen
In de rijbaan van de N570 bevond zich, gezien in de rijrichting waarin de Mercedes reed, kort vóór de plaats van het ongeval een bocht naar rechts, waardoor het uitzicht van de bestuurder werd beperkt.
p. 20
4.2.1.
Snelheid
Gezien de eindposities van het slachtoffer en beide voertuigen in relatie tot de vastgesltede botsplaats werd door mij, verbalisant een simulatie van het onderzoek uitgevoerd, welke als indicatief is. Bij de simulatie bleek dat beide voertuigen op het moment van de botsing ieder omstreeks 70 km/h hebben moeten rijden. Er werden geen sporen aangetroffen welke duidden op een remming door en dan wel beide bestuurders kort voor de botsing.
5.2
Toedracht, oorzaak en gevolg
Uit de aangetroffen sporen en de schades aan beide voertuigen in combinatie met de eindposities van het slachtoffer en beide voertuigen kon worden vastgesteld dat de Mercedes over de N570 reed komende uit de richting van Roermond en gaande in die van de Duitse grens. Bij het uitrijden van de bocht in de N570 nabij hectometerpaal 16.0 kwam de Mercedes in zijn geheel te rijden op de rijstrook bestemd voor het verkeer in de tegenovergestelde rijrichting. Over de rijstrook reed op dat moment de KTM welke vanuit de richting Duitse grens reed in de richting van Roermond. De KTM botste met de voorzijde frontaal tegen de rechter voorzijde van de Mercedes. Tijdens de botsing verloor de bestuurder van de KTM de door hem gedragen en ter plaatse aangetroffen helm. Vervolgens botste de bestuurder van de KTM op de voorruit en de dakrand aan de bovenzijde van de voorruit. Vervolgens werden de bestuurder van de KTM en de KTM teruggeworpen in de richting waaruit deze kwam rijden. Op zijn eindpositie vatte de KTM vlam en brandde vrijwel geheel uit. De Mercedes had zijn uitloop via de grasberm gelegen aan de linkerzijde van de N570, gezien zijn rijrichting, en botste met de rechtervoorzijde tegen een in de grasberm staande boom.
Als gevolg van de aanrijding raakte de bestuurder van de KTM dusdanig gewond dat deze ter plaatse aan zijn verwondingen overleed.
p. 21
5.3
Vermoedelijke overtreding
Op basis van het onderzoek bleek van vermoedelijke overtreding van artikel 76 lid 1 van het RVV 1990 en artikel 5 en 6 van de WVW 1994 met betrekking tot de bestuurder van de Mercedes.

Artikel 76 lid 1 Reglement Verkeersregeld en verkeerstekens 1990:

Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden. Bestuurders mogen zich niet links van een doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken op paden met verkeer in beide richtingen.

De bestuurder van de Mercedes bevond zich op het moment van de botsing geheel op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en daarmee links van de dubbele doorgetrokken streep waarmee de rijbaan van de N570 in rijstroken was verdeeld.
Door te gaan rijden op de rijstrook bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer in het deel van de bocht naar rechts waar het zicht op het hem tegemoetkomende verkeer nog beperkt was gedroeg de bestuurder van de Mercedes zich zoanig dat hierdoor gevaar op de weg werd veroorzaakt.
Als gevolg van de botsing raakte de bestuurder van de KTM zodanig ernstig gewond dat deze ter plaatse kwam te overlijden.
5.4
Vermijdbaarheid
Het is niet vast te stellen of het hoofdletsel van de bestuurder van de KTM anders was geweest indien de helm wel op zijn hoofd bevestigd was gebleven. De conclusie van de forensisch arts was dat de overigen letsels eveneens niet met het leven verenigbaar waren.
In het geval de bestuurder van de Mercedes niet links van de doorgetrokken steep was komen te rijden had de botsing niet plaatsgevonden.
In het geval de bestuurder van de Mercedes niet in het deel van de bocht naar rechts waar het zicht op het tegemoetkomende verkeer nog beperkt was, had de botsing niet plaats hoeven vinden.

Bijlage: een proces-verbaal overlijdenonderzoek en lijkschouw

Ik, verbalisant Faassen, verklaar het volgende.
Op 13 oktober 2018 heb ik als forensisch onderzoeker een forensisch onderzoek ingesteld naar aanleiding van het overlijden van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] . Door de aangewezen lijkschouwer dr. I. van Heugten werd in het bijzijn van mij, verbalisant, in een van de onderzoeksruimtes van het St. Laurentius ziekenhuis te Roermond lijkschouw verricht.
Als doodsoorzaak benoemde de forensisch arts: een open schedelbreuk alsmede een gebroken rug met ernstig inwendige letsels. Beide letsels waren volgens de arts elk niet verenigbaar met het leven en oorzaak van het overlijden.
3. Een Schouwverslag van GGD Limburg-Noord, d.d. 13 oktober 2018, opgemaakt door I. van Heugten, forensisch arts (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 2), voor zover inhoudende als
relaas van de deskundige:
Cliënt [slachtoffer]
Geboren [geboortedatum]
Datum schouw 13 oktober 2018
Reden Aanwijzing voor niet natuurlijke dood
Plaats overlijden Openbare weg
Overleden te Vlodrop, gemeente Roerdalen
Tekenen van geweld Multipele trauma en forse schaafverwondingen
Schedel, schedelhuid Voorhoofd open snij/scheurwond ca 15 cm
Aangezicht Hematoom rechterbovenooglid buitenzijde
Oren, otoscopie Bloed uit linkeroor
Rug Op meerdere plekken fracturen

Evaluatie

Frontale botsing auto vs motorrijder, multipele trauma niet met leven verenigbaar.

Conclusie

Niet-natuurlijk overlijden als gevolgen van frontale botsing
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 13 oktober 2018 (pg. 12), voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige 1] :
Op 13 oktober 2018 omstreeks 19.00 uur reed ik met mijn personenauto vauit Herkenbosch over de Herkenbosserweg richting Duitse grens. Wij reden ongeveer 70 kmp/u. In de bocht bij het tankstation [naam] zag ik dat een witte auto mij wilde inhalen. Ik zag dat deze geheel naar de linker rijbaan reed en bijna langs mij reed. Op hetzelfde moment kwam er een motor vanuit tegengestelde richting (vanuit de richting Vlodrop). Ik zag dat de motor frontaal tegen de witte auto botste. De motor voerde verlichting aan de voorzijde.
5. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 13 oktober 2018 (pg. 16), voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige 2] :
Op 13 oktober 2018 reed ik over de Herkenbosserweg te Vlodrop komende uit de richting van Roermond. Ik reed op dat moment achter een witte Mercedes. Ik reed op dat moment 70 à 80 kilometer per uur. Ik zag dat de witte Mercedes op mij uitliep. Ik zag dat er voor de witte Mercedes nog twee andere auto’s reden waarvan de voorste auto langzamer reed. Ik zag dat de witte Mercedes in een flauwe bocht, naar links begon in te halen. Toen de Mercedes op de linkerbaan zat, zag en hoorde ik een flinke knal. Ik zag dat een motorrijder de lucht in werd geslingerd. Hij kwam op de grond in de linkerberm. Ik zag dat de Mercedes ook tot stilstand kwam in de linkerberm en botste vervolgens tegen een boom.
6. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 14 oktober 2018 (pg. 18-30), voor zover inhoudende als
verklaring van de verdachte:
p. 23
Ik reed op de N570. Voor mij reed een tweetal auto’s met lage snelheid. Wij reden in de richting van Duitsland. De snelheid van deze auto’s wisselde steeds, dan reden zij weer 80 km dan weer 40 km per [uur]. Gekomen ter hoogte van het aldaar gelegen tankstation nam de snelheid af en reden zij 40 km [per uur]. Ik wilde gaan inhalen. Op het moment dat ik inhaalde zag ik de motor naderen. Ik kwam in botsing.
p. 25
V: Op welke locatie vond het verkeersongeval plaats?
A: Tussen Herkenbosch en Vlodrop, de N570
V: Bent u bekend met de verkeerssituatie ter plaatse?
A: Ja, heel goed.
V: Hoe vaak komt u op die plek?
A: Bijna elke dag.
V: Hoe vaak rijdt u op die plek?
A: 6 x per week.
V: Wat kunt u zeggen over de omstandigheden waaronder het ongeval plaatsvond.
A: Het weer was droog en het schemerde, het donker viel in.
p. 26
A: Ik ben op de linkerrijstrook gaan rijden. Ik ben met mijn voertuig geheel op de linkerrijstrook gaan rijden.
p. 27
V: Ter plaatse zijn dubbel doorgetrokken strepen op de as van de weg aangebracht. Hebt u deze strepen gezien?
A: Ja.
V: Weet u de betekenis van deze dubbel doorgetrokken strepen?
A: Ja, dat je deze niet mag overschrijden.
V: Waardoor heeft volgens u het ongeval kunnen ontstaan?
A: Omdat ik op de linkerrijstrook reed.
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Limburg d.d. 15 januari 2020, voor zover inhoudende als
verklaring van de verdachte:
Ik rij 6 keer per week op deze weg (het hof begrijpt: de N570). Ik weet dat er een bocht ligt.
8. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 1 december 2021, voor zover inhoudende:
De voorzitter toont de verdachte de (street view) beelden van de plaats van het ongeval via de openbare bron Google Maps en houdt de verdachte het volgende voor.
De beelden starten vanaf de benzinepomp [naam] aan de linkerkant van de weg, we gaan de weg af richting Duitsland. Ik zie een hectometerpaaltje 15,8 staan. De botsing heeft plaatsgevonden bij hectometerpaaltje 16.0.
De verdachte verklaart:
Ik kwam in die tijd iedere dag over die weg.
De voorzitter houdt de verdachte het volgende voor:
Ik vraag aandacht voor de bocht in de weg. Ik zie veel bomen aan de rechterkant van de weg staan en ik zie een bocht. Ik denk te zien dat de bocht naar rechts afbuigt.
De verdachte verklaart:
De bocht buigt ook naar rechts af.
De voorzitter houdt de verdachte het volgende voor:
Op de beelden van Google Maps wordt het verloop van de weg bezien vanaf de linkerhelft van de weg. Het zicht wordt er mijns inziens niet beter op.
De verdachte verklaart: Dat klopt.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich als bestuurder van een personenauto zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] is gedood en dat de gedragingen van verdachte als zeer onoplettend en onvoorzichtig zijn aan te merken. Er is sprake van een hogere mate van schuld dan door de rechtbank bewezen is verklaard. De verdachte heeft welbewust de dubbele doorgetrokken streep overschreden. Dit overschrijden heeft de verdachte ook naar eigen zeggen met het volledige voertuig gedaan en bovendien heeft hij dit gedaan op een plek waarvan hij als regelmatig gebruiker van de betreffende weg moet hebben geweten dat deze onoverzichtelijk was, namelijk in een flauwe bocht naar rechts. Dit alles maakt de welbewuste overschrijding van de dubbele doorgetrokken streep ernstiger en daarmee is sprake van bewuste schuld.
Daarbij heeft de verdachte niet de aandacht op de weg gehouden. Dit blijkt ook uit
zijn eigen verklaring, inhoudende dat hij het slachtoffer voorafgaand aan het
ongeval niet heeft gezien, dit terwijl het slachtoffer wel degelijk zichtbaar was.
De verdediging heeft niet weersproken dat aan de zijde van de verdachte sprake is geweest van verkeersgedrag dat in strijd is met hetgeen is opgenomen in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Volgens de verdediging heeft de verdachte zich op 13 oktober 2018 aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend in het verkeer gedragen, zoals door de rechtbank bewezen is verklaard. Van een hogere mate van schuld, zoals door de advocaat-generaal aangegeven, is echter volgens de verdediging geen sprake. Daartoe is het navolgende aangevoerd.
De verdachte is vanaf zijn weghelft naar links gereden om te kijken waarom de auto’s die voor hem reden, zo wisselend in snelheid reden en zo nu en dan remden. Daarbij heeft hij bewust de dubbele doorgetrokken streep op de rijbaan overschreden. Echter, de verdachte heeft nooit het verkeer in gevaar willen brengen. Hij heeft zich geenszins bewust bloot gesteld aan een risico op een ongeval in de hoop op een goede afloop. Van die situatie is geen sprake, aldus de raadsman. Het gaat om een verkeersfout die dagelijks wordt gemaakt door verkeersdeelnemers. De verdachte heeft de motorrijder niet gezien, anders zou hij niet over de doorgetrokken streep zijn gaan rijden. Van een hogere mate van schuld is geen sprake.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat om tot een veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te kunnen komen, vereist is dat de verdachte schuld heeft aan de botsing, hetgeen tenlastegelegd is als het zich zeer, dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, en/of onoplettend gedragen.
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) zijn voor de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 verschillende factoren van belang. Het komt aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in de hiervoor bedoelde zin.
In het verkeer moeten medeweggebruikers op elkaar kunnen vertrouwen als het gaat om het naleven van de verkeersregels die ten behoeve van de veiligheid zijn opgesteld. Bij het bepalen van de vraag of de verdachte hierbij, zoals is ten laste gelegd, zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld, zoals vereist bij toepassing van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zal het hof, gelet op voornoemde jurisprudentie van de Hoge Raad, alle omstandigheden van de zaak bij zijn beoordeling betrekken.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 13 oktober 2018 vanuit Roermond over de N570 in de richting van Duitsland ging. Deze weg is bij de verdachte zeer goed bekend aangezien hij jarenlang nagenoeg iedere dag over deze weg reed. De verdachte wist dat de rijbaan op de plaats van het ongeval voorzien is van een dubbele doorgetrokken streep en dat dat betekent dat je die streep niet mag overschrijden. De verdachte wist ook dat de weg voorbij het benzinestation gezien zijn rijrichting een flauwe bocht naar rechts maakt en dat het zicht door die bocht beperkt is.
Op de bewuste 13e oktober 2018 is de verdachte omstreeks 19.00 uur, terwijl het begon te schemeren, bij het tankstation [naam] vlak voor de flauwe bocht naar rechts, terwijl zich voor hem twee auto’s bevonden, bewust over de dubbele doorgetrokken streep naar links gereden en is met zijn auto geheel op de andere weghelft, bedoeld voor het tegemoetkomende verkeer, gaan rijden. De verdachte heeft niet waargenomen dat zich op de rijbaan voor het tegemoetkomend verkeer een motorrijder bevond. De getuige [getuige 1] die voor de verdachte reed heeft de motorrijder, die volgens de getuige de verlichting van zijn motor had ingeschakeld, wel gezien.
De verdachte heeft daarmee meerdere verkeersovertredingen begaan. De verdachte had in geen geval over de dubbele doorgetrokken streep mogen rijden. Ook in het geval de verdachte niet wilde inhalen, maar hij (enkel) wilde kijken wat er vóór de voor hem rijdende auto’s gebeurde, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, heeft de verdachte bewust de dubbele doorgetrokken streep (volledig) overschreden. Hij is (dus) niet rechts blijven rijden waar hij dat wel had moeten doen, op een plek waar de situatie gevaarlijk was omdat het zicht op tegemoetkomend verkeer vanwege de flauwe bocht in de weg naar rechts beperkt en weinig overzichtelijk was. De verdachte wist dat ook omdat hij ter plaatse goed bekend is. Bovendien was het aan het schemeren waardoor het zicht ook beperkter is dan bij helder daglicht en reden voor hem twee auto’s. Hij heeft de tegemoetkomende motorrijder niet gezien. Door met zijn auto op de verkeerde weghelft te rijden, heeft hij de hem tegemoetkomende motorrijder – met onverminderde snelheid – frontaal geraakt. De verdachte is niet voor hem uitgeweken en heeft niet geremd.
Onder deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat, anders dan de raadsman heeft bepleit, de verdachte welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico´s heeft genomen. Het hof concludeert zodoende dat de verdachte niet alleen meerdere fouten heeft gemaakt maar dat ook sprake is van een dusdanige grove verkeersfout dat met betrekking tot de mate van schuld gezegd kan worden dat de aard en de ernst van het geheel van de gedragingen van de verdachte en de overige omstandigheden van het geval zodanig zijn dat de gedragingen van de verdachte dienen te worden gekwalificeerd als zeer onoplettend en onvoorzichtig, zodat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De rechtbank heeft de verdachte ter zake overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis. Daarnaast is als bijkomende straf een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank is echter uitgegaan van een mindere mate van schuld.
De advocaat-generaal heeft een straf gevorderd als hiervoor vermeld, daarbij uitgaande van een andere bewezenverklaring en een hogere mate van schuld.
De verdediging heeft zich aangesloten bij de door de rechtbank opgelegde straf en bijkomende straf en heeft bepleit de verdachte niet tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te veroordelen. Daartoe is het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft aan het ongeval depressieve klachten overgehouden en doorloopt een behandeling bij MET ggz. De verdachte slikt medicijnen en zijn begeleiding is gericht op het leren omgaan met het feit dat iemand door zijn toedoen is overleden. De verdachte moet dagelijks leven met het feit dat een jongeman is omgekomen door zijn toedoen. Hij heeft het moeilijk om dit een plek te geven. Het schuldgevoel is nauwelijks te dragen en de verdachte zal levenslang wroeging hebben, aldus de raadsman. De verdachte laat blijkens het hem betreffende reclasseringsrapport d.d. 11 december 2019 op een doorleefde wijze zien dat hij beseft wat voor een leed hij door het ongeluk heeft berokkend bij de nabestaanden.
Verdachte heeft het ongeval niet gewild en hij is niet gebaat bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Tevens dient rekening te worden gehouden met het feit dat de verdachte beschouwd moet worden als een first offender en geen drugs of alcohol gebruikt.
Volgens het reclasseringsrapport is een gevangenisstraf niet wenselijk. De verdachte heeft een baan en moet daarvoor dagelijks naar België rijden. Het gebruik van openbaar vervoer is niet mogelijk. De verdachte is bereid en in staat om een taakstraf te verrichten en om een geldboete te betalen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal leiden tot ontslag, waarna de verdachte ook zijn huis zal kwijtraken. Bij een onvoorwaardelijke rijontzegging zal ontslag eveneens het gevolg zijn. Om die reden verzoekt de verdediging om de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en/of rijontzegging op te leggen.
Het hof gaat, zoals hiervoor overwogen en met de advocaat-generaal, uit van een hogere
mate van schuld en komt reeds om die reden tot een andere strafoplegging.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor feiten, waarbij een dodelijk slachtoffer te betreuren valt, worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Daarbij heeft het hof gelet op de volgende omstandigheden.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een schuldmisdrijf in het verkeer waardoor een jonge man zodanig gewond is geraakt, dat hij als gevolg van dat ongeval is overleden. De verdachte heeft vlak voor een bocht naar rechts, terwijl het zicht voor hem beperkt was, bewust de dubbele doorgetrokken streep op de weg overschreden en is op de linker weghelft gaan rijden.
Het leed dat door het overlijden van [slachtoffer] is toegebracht aan zijn ouders, broers en zus, is onbeschrijfelijk groot en onherstelbaar. De door de familie ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep afgelegde verklaringen hebben duidelijk gemaakt op welke wijze zij lijden onder dit verlies. Daarnaast is ook bij andere familielieden en vrienden veel verdriet veroorzaakt. Door het handelen van de verdachte zijn veel levens ingrijpend en blijvend veranderd. Het hof rekent verdachte dit zwaar aan.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden heeft het hof de volgende omstandigheden in aanmerking genomen.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële Documentatie d.d. 5 oktober 2021 is verdachte niet eerder door een strafrechter veroordeeld. Voorts blijkt uit een over de verdachte opgemaakte voortgangsrapportage van MET ggz d.d. 14 september 2021 dat hij onder behandeling staat wegens depressieve klachten, dat hij daarvoor medicatie slikt en dat de behandeling er op gericht is om te leren omgaan met schuldgevoelens en paniekklachten. Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep ook waargenomen dat de verdachte kampt met een enorm schuldgevoel richting de familie van het slachtoffer.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft het hof tevens acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Deze landelijke oriëntatiepunten indiceren voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval, waarbij sprake is van een ernstige mate van schuld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
Het hof overweegt dat de verdachte niet met opzet iemand heeft doodgereden maar dat hij wel een grove verkeersfout heeft gemaakt. Gelet op de ernstige en onomkeerbare gevolgen van het ongeval is het hof van oordeel, gelet op de mate van schuld, dat slechts de strafoplegging conform het rechterlijk straftoemetingsbeleid recht doet aan de ernst van de feiten. Hiermee wordt niet alleen aan de verdachte maar ook aan de samenleving als geheel een signaal afgegeven dat het hebben van een rijbewijs een enorme verantwoordelijkheid met zich brengt. Bij het niet nemen van deze verantwoordelijkheid wordt het leven van onschuldige personen in de waagschaal gelegd en in het ergste geval verwoest. Daarbij past enkel een forse justitiële reactie. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte maken echter dat het hof een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke zin zal opleggen. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof acht dat van belang omdat in hoger beroep gebleken is dat de verdachte nog steeds veel auto rijdt terwijl hij medicatie slikt die de rijbevoegdheid kan beïnvloeden. Hoewel de verdachte aangeeft dat hij daar voorzichtig mee omgaat en de medicatie om 17.00 uur neemt als hij niet meer hoeft te rijden, wil het hof de verdachte met de deels voorwaardelijke straf een ernstige waarschuwing meegeven.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
In datgene wat in hoger beroep aan de orde is gekomen ziet het hof evenwel aanleiding om van deze bijkomende straf een deel voorwaardelijk op te leggen, zodat dat gedeelte niet ten uitvoer zal worden gelegd, als binnen de proeftijd van twee jaren verdachte niet opnieuw voor enig strafbaar feit wordt veroordeeld.
Het verweer dat de verdachte, kort gezegd, het rijbewijs niet kan missen wordt door het hof verworpen omdat het belang van de bescherming van de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het belang van de verdachte bij behoud van het rijbewijs in het hieronder te
bepalen tijdvak.
Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke rijontzegging wordt eveneens enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
18 (achttien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. S. Taalman, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 15 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.A. van Roosmalen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Onder dit kopje wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de Politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Operationele Samenwerking (LB), Afdeling Infrastructuur (LB), Team Verkeer (LB), proces-verbaalnummer PL2300-208156608-1, sluitingsdatum 16 april 2019, pg. 1 tot en met 30. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.