ECLI:NL:GHSHE:2021:3690

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
200.281.040_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tekortkomingen van de voormalige bewindvoerder in de zorg voor rechthebbenden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de huidige bewindvoerder tegen de voormalige bewindvoerder van twee rechthebbenden. De huidige bewindvoerder stelt dat de voormalige bewindvoerder tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens de rechthebbenden. De zaak betreft de beloning van de voormalige bewindvoerder en de vraag of zij aansprakelijk is voor eventuele schade die de rechthebbenden hebben geleden. De huidige bewindvoerder heeft het bewind overgenomen op 1 mei 2020 en is het niet eens met de beloning die aan de voormalige bewindvoerder is toegekend door de kantonrechter. Het hof heeft de zaak behandeld op 21 oktober 2021 en heeft kennisgenomen van de pleitnota's van beide partijen. De huidige bewindvoerder heeft zijn klachten tegen de voormalige bewindvoerder niet voldoende onderbouwd, volgens het hof. Het hof oordeelt dat er geen bewijs is dat de voormalige bewindvoerder tekort is geschoten in haar taak en dat de klachten van de huidige bewindvoerder onvoldoende zijn om tot aansprakelijkheid te concluderen. De verzoeken van de huidige bewindvoerder worden afgewezen, en het hof wijst erop dat de voormalige bewindvoerder bereid is om inzage te geven in de mutaties van de rekening, wat hopelijk de onduidelijkheden wegneemt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 december 2021
Zaaknummer: 200.281.040/01
Zaaknummers eerste aanleg: 7685584 OV VERZ 19-3604 en 7685601 OV VERZ 19-3605
in de zaak in hoger beroep van:
[de huidige bewindvoerder],
in zijn hoedanigheid van huidige bewindvoerder van:
-
[rechthebbende 1],
en
-
[rechthebbende 2],
beiden wonende te [woonplaats],
in eerste aanleg: verzoekers,
hierna te noemen: de vrouw en de man, dan wel de rechthebbenden,
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [de huidige bewindvoerder],
advocaat: mr. J. van Boekel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B.V.] B.V. h.o.d.n. “[B.V.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
voormalige bewindvoerder van de rechthebbenden,
hierna te noemen: [de voormalige bewindvoerder],
advocaat: mr. R.F. Herculeijns.
In het kort
[de huidige bewindvoerder] is sinds 1 mei 2020 de bewindvoerder van de rechthebbenden. Hij heeft het bewind overgenomen van [de voormalige bewindvoerder]. De kantonrechter heeft [de voormalige bewindvoerder] een beloning toegekend voor de verrichte werkzaamheden binnen het bewind van de rechthebbenden; [de huidige bewindvoerder] is het daar niet mee eens.

5.De beschikking van het hof van 20 mei 2021

Bij die beschikking heeft het hof [de huidige bewindvoerder] ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en bepaald dat [de voormalige bewindvoerder] binnen zes weken een verweerschrift mag indienen.

6.Het verzoek van [de huidige bewindvoerder] in hoger beroep en het verweer van [de voormalige bewindvoerder] daartegen

6.1.
Zoals eerder genoemd in de tussenbeschikking, heeft [de huidige bewindvoerder] het hof verzocht om de bestreden beschikkingen te wijzigen en, opnieuw rechtdoende, te oordelen dat de klachten tegen [de voormalige bewindvoerder] gegrond zijn, dat [de voormalige bewindvoerder] daarvoor aansprakelijk is en dat de schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en voorts vast te stellen dat [de voormalige bewindvoerder] geen beloning toekomt in verband met de gewichtige redenen die in eerste aanleg zijn vastgesteld.
6.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 juni 2021, heeft [de voormalige bewindvoerder] het hof verzocht de grieven van [de huidige bewindvoerder] af te wijzen.

7.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

7.1.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van de door de advocaat van [de voormalige bewindvoerder] overgelegde pleitnota.
7.2.
De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [de huidige bewindvoerder], bijgestaan door mr. T.L. Ross (kantoorgenoot van mr. Van Boekel);
  • [de voormalige bewindvoerder], vertegenwoordigd door mevrouw [betrokkene], bijgestaan door mr. Herculeijns;
  • de rechthebbenden.

8.De verdere beoordeling

Bestreden beschikkingen
8.1.
Bij twee gelijkluidende beschikkingen van 20 april 2020 heeft de rechtbank in het bewind van de rechthebbenden:
  • [de voormalige bewindvoerder] met ingang van 1 mei 2020 ontslagen als bewindvoerder over de goederen van rechthebbenden. De kantonrechter is van oordeel dat er sprake is van zodanige gewichtige redenen dat ontslag van [de voormalige bewindvoerder] moet volgen;
  • bepaald dat [de voormalige bewindvoerder] rekening en verantwoording zal afleggen ter zake het gevoerde beheer over het vermogen van de rechthebbenden;
  • met ingang van 1 mei 2020 [de huidige bewindvoerder] benoemd als bewindvoerder over de goederen van de rechthebbenden;
  • de jaarbeloning van de bewindvoerder vastgesteld overeenkomstig artikel 1 lid 4 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
  • de griffier opgedragen deze uitspraak in te schrijven in het openbare Centraal Curatele – en bewindregister.
Het enige verschil tussen beide beschikkingen is dat de kantonrechter in de beschikking van de man, en niet in de beschikking van de vrouw, óók heeft bepaald dat de beloning van de ontslagen bewindvoerder voor het opmaken van de eindrekening en verantwoording wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 7 lid 5 sub d van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. In de beschikking van de vrouw verwijst de kantonrechter in rechtsoverweging 2.9. dat deze bepaling ook voor de vrouw geldt.
Standpunten in hoger beroep
8.2.
[de huidige bewindvoerder] voert in zijn beroepschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende aan.
[de voormalige bewindvoerder] behoort geen beloning toe te komen, omdat er gewichtige redenen waren voor het ontslag. De beloning is ten onrechte vastgesteld.
Er is nog altijd geen duidelijkheid. Rechthebbenden maken zich grote zorgen over het bedrag dat door de Belastingdienst (€ 28.280,-) op hun rekening is gestort en er ook weer af is gehaald door overmaking aan [de voormalige bewindvoerder] zelf. Rechthebbenden doorlopen een schuldhulpverleningstraject dat naar verwachting in januari 2022 helemaal is afgerond. De rechthebbenden maken zich zorgen over wat er met dat geld is gebeurd. Rechthebbenden hebben hier geen directe schade door geleden, maar zij willen schriftelijk gevrijwaard worden dat dat geld nooit voor hen was bestemd. Zij vrezen dat de Belastingdienst erachter komt en dat het geld alsnog wordt teruggevorderd als een onverschuldigde betaling. Een deugdelijke onderbouwing van het bedrag van de Belastingdienst is nog steeds niet gegeven.
Op 1 mei 2019 wordt de rekening en verantwoording van 2018 toegezonden. Rechthebbenden zijn hier niet mee akkoord en ondertekenen dit niet. Er staat een schuld van € 67.675,91 op vermeld en in het aanvullend plan van aanpak staat € 66.693,10 vermeld als schuld. Deze bedragen sluiten niet aan en versterken de stelling dat [de voormalige bewindvoerder] de administratie niet op orde heeft.
[de huidige bewindvoerder] heeft zijn bevindingen aan zijn boekhouder gerapporteerd en verzocht om zijn bevindingen na te zien. De rechthebbenden hebben schade geleden en zijn in hun belangen geschaad door handelen van [de voormalige bewindvoerder]. De schulden zijn opgelopen en de rente en incassokosten zijn bovenop de schulden gekomen. De bewindvoerder verzoekt het hof te bepalen dat [de voormalige bewindvoerder] te kort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens rechthebbenden, daarvoor aansprakelijk is en gehouden is de voortvloeiende schade te betalen. Deze schade dient nog nader te worden begroot.
[de huidige bewindvoerder] heeft nog steeds niet alle bankafschriften ontvangen waar alle mutaties op staan. [de huidige bewindvoerder] kan het niet verifiëren. De mutaties zijn alleen te controleren met de bankafschriften erbij. [de huidige bewindvoerder] heeft aan de hand van de bankstukken (waarover hij wel beschikt) alle inkomsten en uitgaven zelf in een overzicht – een vierkanttelling – gezet. Onderaan de streep moeten de bedragen dan even hoog zijn. De boekhouder heeft het overzicht van [de huidige bewindvoerder] gecontroleerd. [de huidige bewindvoerder] heeft zijn overzicht opgesteld naar aanleiding van de prints van de mutaties die rechthebbenden hebben gemaakt toen zij nog konden inloggen in de digitale [de voormalige bewindvoerder]-omgeving. Er ontbreken mutaties en bedragen; de data kloppen ook niet. [de voormalige bewindvoerder] deed vaag toen [de huidige bewindvoerder] om de bankafschriften vroeg. Eind april 2020 zou er een overschot van € 11.500,52 behoren te zijn. Op de bank was echter slechts een saldo van € 4.000,- aanwezig, zodat [de voormalige bewindvoerder] zich niet goed van haar taak heeft gekweten en er een tekort van € 7.000,- is. De schade van rechthebbenden dient sowieso te worden begroot op dit bedrag. [de huidige bewindvoerder] wil graag inzicht in alle mutaties.
8.3.
[de voormalige bewindvoerder] voert, in de stukken en op de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende verweer.
[de voormalige bewindvoerder] heeft recht op de beloning voor de verrichte werkzaamheden. [de voormalige bewindvoerder] stemde in met het ontslag en daarom is er door de rechter geen inhoudelijk oordeel geveld over de taakvervulling van [de voormalige bewindvoerder].
[de voormalige bewindvoerder] heeft haar taken naar behoren vervuld. Van een tekortkoming is geen sprake. Er is geen grond voor een schadevergoeding of intrekking van de beloning voor de door [de voormalige bewindvoerder] verrichte werkzaamheden. Rechthebbenden hebben geen schade geleden.
De betaling door de Belastingdienst van € 28.280,- was bestemd voor [de voormalige bewindvoerder] in het kader van Wet Tegemoetkomingen Loondomein en is bij vergissing gestort op de beheerrekening van rechthebbenden. Dit betrof een tegemoetkoming voor werkgevers en heeft als doel bedrijven te stimuleren om mensen aan te nemen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Dit bedrag komt nooit toe aan particulieren. Rechthebbenden hebben hier geen nadeel van ondervonden. [de voormalige bewindvoerder] is bereid om rechthebbenden hiervoor schriftelijk te vrijwaren; indien het tot problemen met de belastingdienst leidt, zal [de voormalige bewindvoerder] de rechthebbenden hiervoor vrijwaren en deze problemen overnemen.
De schulden zijn niet opgelopen, maar juist verminderd. In 2019 zijn rechthebbenden definitief toegelaten tot de schuldhulpverlening met verstrekking van een saneringskrediet door de Kredietbank West Brabant ter hoogte van € 2.628,-. Rechthebbenden hielden alleen dit krediet over als schuld en moesten hiervoor beiden drie jaar lang € 36,50 per maand aflossen. Na afloop van deze drie jaar zijn rechthebbenden geheel schuldenvrij terwijl zij bij aanvang van het bewind een gezamenlijke schuld hadden van € 66.000,-.
[de voormalige bewindvoerder] heeft inderdaad een kleine fout gemaakt in het aanvullende plan van aanpak door een bedrag te noemen van € 66.693,10 in plaats van € 67.675,91.
De door [de huidige bewindvoerder] opgestelde financiële overzichten kloppen niet, er ontbreekt geen bedrag van € 7.000,- De inkomsten en uitgaven zijn in verschillende maanden incorrect weergegeven. Het eindsaldo klopt gewoon. [de voormalige bewindvoerder] begrijpt niet wat [de huidige bewindvoerder] bedoelt als hij zegt mutaties te missen. [de voormalige bewindvoerder] is bereid om alle mutaties op te vragen, naar [de huidige bewindvoerder] te mailen en gezamenlijk door te nemen. [de voormalige bewindvoerder] heeft dit eerder niet aangeboden vanwege de
enorme kosten die eraan zijn verbonden om alles op papier aan te vragen. [de voormalige bewindvoerder] wil dit doen om de ruis weg te nemen. Van de eerste tot de laatste dag dat [de voormalige bewindvoerder] bewindvoerder was, is alles terug te halen.
Het hof overweegt als volgt.
8.4.1.
Het gaat in deze procedure om de vraag of [de voormalige bewindvoerder] haar verplichtingen jegens de rechthebbenden geschonden heeft en uit dien hoofde aansprakelijk is. In artikel 1:444 BW is bepaald dat de bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk is, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Van aansprakelijkheid is slechts sprake als de bewindvoerder keuzes maakt die geen redelijk handelend bewindvoerder in vergelijkbare omstandigheden gemaakt zou hebben. Op grond van artikel 1:362 BW (dat volgens artikel 1:445 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind) kan de rechter ambtshalve de schade vaststellen, die de rechthebbende door slecht bewind van de voormalige bewindvoerder heeft geleden en de voormalige bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen.
8.4.2.
Tegenover de gemotiveerde betwisting door [de voormalige bewindvoerder], heeft [de huidige bewindvoerder] zijn stelling dat [de voormalige bewindvoerder] tekort is geschoten in zijn taak als bewindvoerder, onvoldoende onderbouwd.
Het enige dat is vast komen te staan, hetgeen ook is erkend door [de voormalige bewindvoerder], is er een verschrijving is gemaakt door een bedrag te noemen van € 66.693,10 in plaats van € 67.675,91. Dat is onvoldoende om aannemelijk te maken dat [de voormalige bewindvoerder] is tekortgeschoten in zijn taak als bewindvoerder. [de voormalige bewindvoerder] heeft de klachten, in een eerder stadium, maar ook later in de procedure bij het hof, uitgebreid weerlegd. Van tekortschieten of schade aan rechthebbenden als gevolg van de abusievelijke storting van € 28.280,- op hun rekening door de belastingdienst, is niet gebleken. Rechthebbenden hebben dit ook erkend, zij maken zich alleen zorgen over de mogelijkheid dat de belastingdienst dit bedrag van hen zou terugvorderen. [de voormalige bewindvoerder] heeft voor het eerst bij brief van 19 april 2019 aan rechthebbenden uitgelegd dat de kwestie met de Belastingdienst (is gebaseerd op een misverstand en dat rechthebbenden hiervan geen schade zullen ondervinden. Deze verklaring heeft [de voormalige bewindvoerder] sindsdien consequent herhaald. De stelling van [de huidige bewindvoerder] dat [de voormalige bewindvoerder] nog steeds geen deugdelijke onderbouwing van het bedrag van de Belastingdienst heeft gegeven, kan het hof niet plaatsen. Voorts heeft [de voormalige bewindvoerder] ter mondelinge behandeling de toezegging gedaan dat zij rechthebbenden zullen vrijwaren, in het geval de belastingdienst dit bedrag van rechthebbenden zou terugvorderen.
8.4.3.
Met betrekking tot de stelling dat rechthebbenden recht zouden hebben op een bedrag van € 7.000, nu uit de berekeningen van [de huidige bewindvoerder] zou blijken dat het saldo van rechthebbenden met dit bedrag verhoogd zou moeten worden, oordeelt het hof als volgt. Het overzicht waar [de huidige bewindvoerder] zich op baseert en waaruit volgens hem blijkt dat er aldus een schade is van € 7.000,-, is door hem zelf opgesteld naar aanleiding van prints die hij van rechthebbenden heeft gekregen. Deze prints heeft [de huidige bewindvoerder] echter niet in de procedure ingebracht. Zodoende is er geen enkel verifieerbaar document in het dossier aanwezig waaruit zou kunnen blijken dat er geld is verdwenen. De rechter dient ambtshalve na te gaan of de aan een vordering ten grondslag gelegde feiten het gevorderde kunnen dragen (HR 13 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1787). Het hof is van oordeel dat het door [de huidige bewindvoerder] zelf opgestelde overzicht volstrekt onvoldoende is om zijn vordering tot schadevergoeding van € 7.000,-- jegens [de voormalige bewindvoerder] te kunnen dragen. Gelet hierop gaat het hof aan zijn stelling voorbij.
8.4.4.
Dat aan [de voormalige bewindvoerder] ontslag is verleend door de kantonrechter nadat [de voormalige bewindvoerder] er mee heeft ingestemd om ontslagen te worden, wil evenmin zeggen dat [de voormalige bewindvoerder] tekort is geschoten in haar werkzaamheden als bewindvoerder en ook niet dat er geen recht bestaat op een beloning. Daarvoor is méér nodig en dat is niet gebleken. Integendeel, dankzij de werkzaamheden van [de voormalige bewindvoerder] hebben rechthebbenden een schuldhulpovereenkomst kunnen afsluiten voor hun schuld van circa € 66.000,- en zijn zij, naar verwachting, in januari 2022 helemaal schuldenvrij. De stelling van [de huidige bewindvoerder] dat de schulden juist zijn opgelopen door toedoen van [de voormalige bewindvoerder], wordt niet gedragen door de feiten en kan het hof evenmin volgen.
Op grond van het dossier en het verhandelde op de mondelinge behandeling, zal het hof het hoger beroep van [de huidige bewindvoerder] afwijzen. Omdat [de huidige bewindvoerder] zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd, wordt hij ook niet toegelaten tot het leveren van bewijs.
8.4.5.
Op de mondelinge behandeling hebben [de huidige bewindvoerder] en [de voormalige bewindvoerder] met elkaar afgesproken dat [de voormalige bewindvoerder] bereid is, nu zij zonder kosten digitaal inzage kan krijgen bij de Rabobank in alle mutaties die binnen het gevoerde bewind hebben plaatsgevonden, dat zij die mutaties desgewenst per mail zal verstrekken aan [de huidige bewindvoerder]. Het hof hoopt dat hiermee alle bij [de huidige bewindvoerder] levende onduidelijkheden uit de wereld kunnen worden geholpen.
8.4.6.
Beslist wordt als volgt.

9.De beslissing

Het hof:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.M.C. Dumoulin, H.M.A.W. Erven en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.