4.2Conclusies en aanbevelingen
Verontreiniging ter plaatse van olie/benzineafscheider
De omvang en mate van de verontreiniging ter plaatse van de oba is volledig bepaald.
Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek en het nulsituatieonderzoek (Lankelma), wordt de omvangsbepaling uit het nulsituatieonderzoek bevestigd.
Het staat vast dat er geen verontreiniging onder het pand aanwezig is, tevens is er geen sprake van een verontreiniging op het buurperceel.
De bodemverontreiniging dient te worden verwijderd in het kader van de zorgplicht.
Voorafgaand aan de saneringswerkzaamheden dient een plan van aanpak te worden ingediend bij de vergunningverlenende instantie, zijnde de gemeente Oisterwijk.
3.1.4Op 29 december 2015 is tussen partijen de in artikel 12.a van de koopovereenkomst genoemde akte van depot opgemaakt, waarna de onroerende zaak in verhuurde staat aan [appellante] is geleverd. Na afloop van het huurcontract had [appellante] de onroerende zaak onder meer verhuurd aan een dochteronderneming. Het pand werd nog steeds gebruikt voor de uitoefening van een garagebedrijf.
3.1.5Ter uitvoering van artikel 12.a van de koopovereenkomst heeft [geïntimeerde c.s.] in het voorjaar van 2016 aan Strukton Milieutechniek (hierna: Strukton) opdracht gegeven om een verkennend bodemonderzoek uit te voeren om de verontreinigingssituatie van de onroerende zaak in kaart te brengen en om de saneringswerkzaamheden uit te voeren. Aan de heer [persoon A] van [Milieu Advies] Milieu Advies (hierna: [Milieu Advies] ) heeft [geïntimeerde c.s.] opdracht gegeven om als directie op te treden bij de sanering.
3.1.6Op 12 juli 2016 heeft het bevoegd gezag ter zake de handhaving van de Wet bodembescherming, in casu de Omgevingsdienst Midden-West-Brabant (hierna: de OMWB), het door [Milieu Advies] ingediende plan van aanpak voor de sanering goedgekeurd.
3.1.7Aansluitend heeft Strukton door middel van een Klic-melding bij de desbetreffende instanties geïnformeerd naar de aanwezigheid van kabels en leidingen in het te saneren perceelsgedeelte van de onroerende zaak. Uit de verkregen informatie bleek dat bij de uitvoering van de werkzaamheden ter plaatse rekening moest worden gehouden met de aldaar aanwezige leidingen en kabels voor nutsvoorzieningen (riool, gas, elektra en data). De gegeven informatie was voor [Milieu Advies] reden om het plan van aanpak te wijzigen en daarvoor goedkeuring aan de OMWB te vragen. Op het desbetreffende meldingenformulier wijziging grondsanering van 17 oktober 2016 met bijlage is vermeld:
“(…)
Gezien de zeer beperkte ruimte (in de breedte ca. 2,5 mtr) voor ontgraving (als gevolg van bebouwing en de perceelsgrens/hekwerk) lag het aanvankelijk in de bedoeling om een sleufbekisting te gebruiken om tot een diepte van ca. 2/2,5 m-mv te ontgraven. Ook ter bescherming tegen schade (verzakking/scheurvorming) van de aangrenzende bebouwing. Echter, na het verrichten van de KLIC-melding, blijkt uit de tekeningen dat ter plaatse van het pad waar de obas/verontreiniging zich bevindt, dat er vele soorten kabels/leidingen bevinden. Een inzet van de sleufbekisting is daarom geen optie meer. Om de gehele grondverontreiniging te kunnen ontgraven m.b.v. de sleufbekisting, dienen alle kabels en leidingen afgekapt en omgelegd te worden. Dit heeft tot gevolg dat het bestaande autobedrijf meerdere dagen gesloten dient te worden en het afkappen/omleggen gaat gepaard met zeer hoge kosten. Dit staat niet in verhouding om enkele m3 verontreinigde grond te ontgraven.
Daarom het verzoek om in te stemmen met de volgende wijziging:
de obas en het leidingwerk naar de obas en vanuit de obas naar de riolering, zal handmatig tot minimaal 1 m-mv handmatig worden vrijgegraven. Dit om eventuele lekkages en gebreken aan de obas en leidingwerk op te kunnen sporen en te herstellen. Ook de obas zelf wordt geleegd en gereinigd om een inwendige inspectie op gebreken uit te voeren. Mocht er gebreken/defecten zijn, dan worden ook deze hersteld. De vrijgekomen verontreinigde grond zal ter reiniging afgevoerd worden. De twijfelgrond zal na een analyse op olie en aromaten hergebruikt of afgevoerd worden. Er zal getracht worden om zoveel als mogelijk verontreinigde grond handmatig te ontgraven. Rondom de obas waar de verontreiniging aanwezig is, zal naderhand aangevuld worden met schoon zand zodat er sprake is van een schone leeflaag van minimaal 1 meter dikte. Zo zijn er geen contactmogelijkheden met de achtergebleven verontreinigde grond dieper dan 1 m-mv (geen humane risico’s) en indien er werkzaamheden aan de kabels/leidingen moeten plaatsvinden, dan worden deze in schone grond uitgevoerd.
De achtergebleven verontreinigde grond dieper dan 1 m-mv zal in de toekomst op een natuurlijk moment alsnog verwijderd worden bijvoorbeeld bij een verbouwing, herinrichting van het bedrijfsterrein en of bij werkzaamheden aan de kabels/meldingen.
3.1.8Bij e-mail van 17 oktober 2016 heeft [persoon B] van de OMWB aan [Milieu Advies] bericht:
“(…)
De voorgestelde wijziging is akkoord. Aanpak restverontreiniging verschuift hiermee naar toekomstig, natuurlijk moment.(…)”.
3.1.9In de periode van 25 oktober tot en met 28 oktober 2016 heeft Strukton de sanering overeenkomstig het gewijzigde plan van aanpak uitgevoerd. Daarbij is de in de grond aanwezige olie-benzine-afscheider (hierna OBAS) gerepareerd. Strukton heeft voor haar werkzaamheden een bedrag van in totaal € 18.885,79 ex btw bij [geïntimeerde c.s.] in rekening gebracht.
3.1.10Op 14 november 2016 heeft Strukton een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de omvang van de achtergebleven verontreiniging in de grond na de sanering. In het evaluatierapport bodemsanering [adres] te [plaats] van 16 december 2016 heeft Strukton de resultaten daarvan opgenomen.
Strukton heeft dit rapport op 15 februari 2017 aan de OMWB gezonden.
3.1.11Bij brief van 6 maart 2017 heeft de OMWB aan [Milieu Advies] bericht:
“(…)
Met de uitgevoerde sanering stemmen wij in. De achtergebleven verontreinigde grond moet in de toekomst, als deze bereikbaar is, alsnog verwijderd worden.(…)”.
3.1.12Bij brief van 4 oktober 2017 heeft de toenmalige raadsman van [appellante] [geïntimeerde c.s.] bericht:
“(…)
De heer [persoon A] van [Milieu Advies] Milieu Advies stelt in zijn mail van 8 maart 2017 dat de sanering als afgerond kan worden beschouwd. Daartoe voert hij aan dat de resterende verontreiniging nu niet verwijderd kan worden vanwege de aanwezigheid van kabels/leidingen en de saneringskosten van de rest verontreiniging niet kosteneffectief zijn ten opzichte van het te behalen milieurendement omdat er veel kosten moeten worden gemaakt voor het omleggen van de kabels/leidingen om de sanering alsnog mogelijk te maken. Vervolgens wordt voorgesteld dat, vanwege de nog aanwezige verontreiniging, partijen in overleg treden om tot een kosteninschatting te komen voor het saneren van de rest verontreiniging welke dan alsnog in mindering kan komen op het bij de notaris in depot staande bedrag.
Onze cliënt gaat niet akkoord met het door de heer [persoon A] gedane voorstel. Cliënte heeft immers expliciet met u afgesproken dat de aanwezige rest verontreiniging zal worden verwijderd. Omdat de gemaakte afspraken duidelijk zijn en u tot op heden in gebreke bent gebleven met de nakoming hiervan, stel ik u bij deze, namens onze cliënt, in gebreke met de nakoming van de gemaakte afspraken uit de koopovereenkomst en sommeer ik u binnen twee weken na ontvangst van dit schrijven, mij aan te tonen dat u opdracht heeft gegeven om de aanwezige rest verontreiniging zo spoedig mogelijk te saneren, zulks te plannen in overleg onze cliënt.(…)”.
3.1.13[geïntimeerde c.s.] heeft niet aan de sommatie voldaan.
3.1.14Op 7 maart 2018 heeft Strukton op verzoek van [geïntimeerde c.s.] een projectvoorstel en prijsopgave gedaan voor het verwerken van de nog aanwezige verontreiniging en het vervangen van de bestaande OBAS. Het voorstel vermeldt een aanneemsom van € 54.740,- exclusief btw. Daarvan zou € 41.680,- voor rekening van [geïntimeerde c.s.] komen en
€ 13.060,- voor rekening van [appellante] .
Het bedrag van € 41.680,- ziet, kort gezegd, op het volledig saneren (met inbegrip van het ter plaatse verwijderen en herstellen van kabels en leidingen ad € 19.780,-).
Het bedrag van € 13.060,- ziet, kort gezegd, op legen, reinigen, uittakelen en afvoeren van de bestaande OBAS en leveren en plaatsen van een nieuwe OBAS.
3.1.15Op 29 augustus 2018 heeft Strukton op verzoek van [geïntimeerde c.s.] de kosten verbonden aan een noodvoorziening voor nutsvoorzieningen (kosten voor het operationeel houden van het op het onroerend goed gevestigde bedrijf), begroot.
Strukton heeft deze kosten bij een uitvoeringsduur van drie weken, begroot op € 13.200,- exclusief btw.
3.1.16Bij akte van levering van 24 december 2020 heeft [appellante] de onroerende zaak geleverd aan [holding] Holding B.V.
3.2.1In de onderhavige procedure vorderde [appellante] in eerste aanleg, kort gezegd, om [geïntimeerde c.s.] op straffe van verbeurte van een dwangsom hoofdelijk te veroordelen om binnen vier maanden na betekening van het vonnis de saneringsverplichting zoals genoemd in artikel 12.a van de koopovereenkomst te zijn nagekomen met dien verstande, dat:
a. [geïntimeerde c.s.] de opdracht tot sanering verstrekken,
b. de sanering binnen maximaal twee weken wordt uitgevoerd,
c. de sanering is afgerond binnen 4 maanden na betekening van het vonnis en [geïntimeerde c.s.]
de kosten van die sanering dragen,
d. de door [appellante] aangegeven delen van het terrein maximaal twee aaneengesloten
weken ten behoeve van de sanering worden gebruikt,
e. [appellante] een OBAS aanlevert die wordt teruggeplaatst door de partij die [geïntimeerde c.s.]
inschakelt om de saneringswerkzaamheden uit te laten voeren en dat [geïntimeerde c.s.]
tenminste twee maanden voordat de OBAS nodig is aan [appellante] kenbaar maakt
op welk moment zij de OBAS van [appellante] wenst te ontvangen,
f. [geïntimeerde c.s.] voorzieningen treft ter voorkoming van schade aan het op het terrein
gelegen pand van [appellante] ,
g. [geïntimeerde c.s.] afspraken maken met eigenaren van naastgelegen percelen voor
zover het gebruik van die percelen nodig is,
h. [geïntimeerde c.s.] ervoor zorgdragen dat [appellante] gedurende de
saneringswerkzaamheden niet langer dan in totaal twee aaneengesloten periodes van
maximaal vier uur is afgesloten van nutsvoorzieningen en [geïntimeerde c.s.] het
moment van afsluiten tenminste een maand van tevoren aan [appellante] kenbaar maken,
i [geïntimeerde c.s.] voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden geen
voorwaarden aan [appellante] stellen.
[appellante] heeft verder gevorderd dat [geïntimeerde c.s.] wordt veroordeeld in de (na)kosten en de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.2Aan deze vordering heeft [appellante] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [geïntimeerde c.s.] heeft zich in artikel 12.a van de koopovereenkomst jegens haar verbonden om in zijn opdracht en voor zijn rekening de in de onroerende zaak aanwezige verontreiniging direct en geheel te verwijderen en [geïntimeerde c.s.] is die afspraak niet nagekomen. Er is thans nog 8m3 verontreiniging in de grond aanwezig. [appellante] heeft aangeboden een nieuwe OBAS te kopen, maar meer verplichtingen heeft [appellante] in het kader van de sanering niet op zich genomen.
3.2.3[geïntimeerde c.s.] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer houdt, kort gezegd, in dat:
- afdoende is gesaneerd, zodat er contractueel geen verdere verplichting is tot verwijdering van de vervuiling. Volgens het onherroepelijk besluit van het bevoegd gezag hoeft de nog aanwezige vervuiling pas op een natuurlijk moment te worden verwijderd, terwijl [appellante] , op grond van artikel 12.a van de koopovereenkomst in samenhang gelezen met artikel 4 van de koopovereenkomst, slechts mocht verwachten dat geen gevaarlijke stoffen aanwezig zijn die - ingevolge milieuwetgeving of milieurechtspraak - aanleiding zouden geven tot saneren of andere maatregelen;
- op grond van de redelijkheid en billijkheid, artikel 6:248 lid 1 BW, er geen sprake is van een opeisbare verplichting als bedoeld in artikel 6:38 BW, omdat de resterende verontreinigde grond volgens het bevoegd gezag eerst op een natuurlijk moment hoeft te worden verwijderd, omdat deze thans niet bereikbaar is;
- [appellante] , gelet op de gerechtvaardigde belangen van [geïntimeerde c.s.] geen voldoende belang heeft bij haar vordering, omdat de verontreiniging in overleg met het bevoegd gezag is gesaneerd voor zover bereikbaar en de resterende verontreiniging op een natuurlijk moment kan plaatsvinden, terwijl aan [appellante] is aangeboden de kosten van sanering in de toekomst te begroten en het bedrag daarvan, als vervangende schadevergoeding, te verrekenen met het depotbedrag A;
- bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen partijen nog niet bekend was dat verwijdering van de rest verontreiniging nabij de OBAS slechts beperkt mogelijk was door aanwezigheid van kabels en leidingen. Aan het thans verwijderen van de resterende verontreiniging zijn onevenredig hoge saneringskosten verbonden en hoge kosten ter voorkoming van hinder en schade. Partijen waren zich hiervan niet bewust bij de totstandkoming van de overeenkomst. De belangen van [geïntimeerde c.s.] worden ernstig geschaad indien hij op grond van artikel 12.a van de koopovereenkomst thans verplicht zou zijn tot algehele verwijdering van de vervuiling bij de OBAS gelet op het aldaar gelegen kabel- en leidingwerk voor nutsvoorzieningen, terwijl de kosten van sanering op een natuurlijk moment door Strukton zijn begroot op € 5.883,- exclusief btw. [appellante] en haar rechtsopvolgers zijn gezien de beschikking van 6 maart 2017 ook niet verplicht tot sanering voor het in die beschikking bedoelde moment. Op grond van artikel 6:248 lid 2 BW is artikel 12.a van de koopovereenkomst niet van toepassing op de resterende verontreiniging.
- eerst bij de Klic-melding bleek dat de resterende verontreiniging niet kon worden bereikt door aanwezigheid van kabels en leidingen ter plaatse. In de overeenkomst wordt met de mogelijkheid dat de spot verontreiniging voor een deel niet bereikbaar is door aanwezigheid van kabels en leidingen geen rekening gehouden, derhalve is sprake van een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in artikel 6:258 BW. Ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst is uitermate bezwaarlijk geworden, omdat door de onbereikbaarheid van de restverontreiniging van overheidswege geen verplichting tot sanering op [geïntimeerde c.s.] rust en deze in de toekomst op een natuurlijk moment tegen aanzienlijk lagere kosten kan worden verwijderd.
- de termijnen als gevorderd door [appellante] , naar het hof begrijpt, onder b en h onredelijk kort zijn.
[geïntimeerde c.s.] heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [appellante] en voor zover de vorderingen van [appellante] niet op andere gronden worden afgewezen verlangt hij subsidiair, kort gezegd, dat de rechtbank de gevolgen van de overeenkomst op grond van artikel 6:258 BW wijzigt door gedeeltelijke ontbinding, in die zin dat de voor hem uit artikel 12.a van de koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen komen te vervallen voor zover daar nog geen uitvoering aan is gegeven en onder de bepaling dat [appellante] jegens [geïntimeerde c.s.] gerechtigd is tot een bedrag aan vervangende schadevergoeding van
€ 5.883,- exclusief btw, alsmede te bepalen dat dat bedrag aan [appellante] moet worden voldaan uit het depotbedrag onder A, alsmede te bepalen dat het restant van het depotbedrag A na aftrek van voormelde schadevergoeding, als ook depotbedrag B, met de daarover gekweekte rente aan [geïntimeerde c.s.] uitbetaald wordt.
3.2.4In het tussenvonnis van 24 oktober 2018 heeft de rechtbank een comparitie van partijen bevolen. De comparitie, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, is gehouden op 27 februari 2019.
3.2.5Bij het eindvonnis van 25 september 2019 heeft de rechtbank de tussen [appellante] en [geïntimeerde c.s.] op 6 november 2016 gesloten overeenkomst ontbonden in die zin dat de uit artikel 12.a voortvloeiende verplichtingen voor [geïntimeerde c.s.] voor zover daar nog geen uitvoering aan is gegeven komen te vervallen onder de voorwaarde dat [geïntimeerde c.s.] een bedrag van € 15.000,- ten titel van schadeloosstelling aan [appellante] voldoet. De rechtbank heeft voorts bepaald dat partijen gezamenlijk opdracht aan de notaris geven om uit het onder hem krachtens de depotakte van 29 december 2015 berustende depotbedrag A
a. aan [appellante] een bedrag van € 15.000,- uit te keren,
b. het na aftrek van uitbetaling van het onder a genoemde bedrag van € 15.000,- resterende bedrag aan [geïntimeerde c.s.] uit te keren.
De rechtbank heeft daartoe, kort gezegd, geoordeeld dat:
- de vraag aan de orde is of [appellante] en [geïntimeerde c.s.] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst hebben voorzien dat de verontreiniging onder de OBAS niet kon worden bereikt vanwege de aanwezigheid van leidingen en kabels ter plaatse (rov. 3.11.).
- door uitleg van de overeenkomst moet worden bepaald of een omstandigheid in de overeenkomst is verdisconteerd (rov. 3.12.).
- [appellante] en [geïntimeerde c.s.] ervan uit zijn gegaan dat op relatief eenvoudige wijze volledig zou kunnen worden gesaneerd zonder nadelige invloed op de bedrijfsvoering in het verhuurde pand. Daarop wijst ook de hoogte van het depotbedrag van € 30.000,-.
[appellante] en [geïntimeerde c.s.] “
hebben niet verdisconteerd dat de aanwezigheid van kabels en leidingen in combinatie met de beperkte ruimte ter plaatse en de noodzaak van een sleufbekisting er toe zou leiden, dat bij volledige sanering het bedrijf van de huurder van het pand zo’n 2 à 3 weken zou moeten worden stilgelegd omdat kabels en leidingen afgekapt en omgeleid zouden moeten worden en gebruik zou moeten worden gemaakt van het belendende perceel voor opslag.” (rov 3.13.).
- in zoverre is sprake van een onvoorziene omstandigheid die van zodanige aard is dat [appellante] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mag verwachten en die niet louter voor rekening dient te komen van [geïntimeerde c.s.] (rov 3.14.).