3.1.Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast.
3.1.1.[appellante] drijft een groothandel in roestvaststalen bevestigingsmaterialen. [geïntimeerde] is op 5 mei 2004 op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (één jaar) in dienst getreden bij [appellante] , in de functie van magazijnmedewerker. In bijlage II bij deze arbeidsovereenkomst is bepaald dat het bruto salaris per € 1.500,00 per maand bedraagt bij een vijfdaagse werkweek.
3.1.2.Op 1 mei 2005 zijn partijen een nieuwe arbeidsovereenkomst aangegaan, opnieuw voor de duur van één jaar, waarbij de functie van [geïntimeerde] wijzigde in junior verkoopmedewerker (hierna: de arbeidsovereenkomst). Er is toen een schriftelijk arbeidscontract opgesteld.
3.1.3.In bijlage I bij het arbeidscontract is onder meer het volgende bepaald:
“
Functie-omschrijving Junior Verkoopmedewerker.
Hoofdactiviteiten van bovenstaande functie omvatten o.a.:
- Order entry
- Offerte entry
- Afhandeling lopende orders
- Aannemen van de telefoon
- Opbouw van vakgerichte kennis over de producten van [appellante]
- Relatiebeheer
- Bevorderen van de omzet in de toegewezen marktsegmenten in samenwerking met collega-verkopers
- Offerte-opvolging (onder begeleiding van exportmanager / commercieel manager)”
3.1.4.In bijlage II bij het arbeidscontract is bepaald dat de arbeidsduur bij aanvang van het dienstverband 40 uur per week bedraagt en het salaris € 1.600,00 bruto per maand. In dit arbeidscontract is een concurrentiebeding opgenomen, dat luidt als volgt:
“
artikel 6
1. Na beëindiging der dienstbetrekking zal werknemer gedurende twee jaar noch zelf in enigerlei vorm een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van werkgever mogen vestigen, drijven, mede-drijven of doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, noch financieel in welke vorm ook, bij een dergelijke zaak belang hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om-niet, of daarin een aandeel te hebben van welke aard ook.
2. Bij overtreding van de bepaling van het voorgaande lid, zal werknemer aan werkgever schuldig worden een direct opeisbare boete van € 2.500,– voor elke dag dat werknemer in overtreding is, onverminderd zijn gebondenheid tot betaling aan werkgever van een volledige schadevergoeding te dezer zake, indien en voor zo ver deze meer dan gemeld boetebedrag mocht belopen.”
3.1.5.De arbeidsovereenkomst is na 1 mei 2006 stilzwijgend voorgezet door partijen. [geïntimeerde] werkte laatstelijk tegen een maandloon van € 2.218,32 bruto. Partijen zijn verdeeld over de vraag in welke functie [geïntimeerde] werkzaam is geweest na 1 mei 2006.
3.1.6.Per e-mail van 1 mei 2018 heeft [geïntimeerde] zijn arbeidsovereenkomst met [appellante] opgezegd tegen 1 juli 2018 om met ingang van die datum als accountmanager in dienst te treden van [de vennootschap 2] (hierna: [de vennootschap 2] ). [de vennootschap 2] heeft haar hoofdkantoor in [kantoorplaats] en is ooit opgezet als handelsbedrijf in roestvaststalen bevestigingsmaterialen, maar presenteert zich inmiddels op haar website als “handelsonderneming op het gebied van toelevering van metaalcomponenten en assemblage van mechatronica onderdelen”.
3.1.7.Op 29 mei 2018 heeft [appellante] [geïntimeerde] gedagvaard in kort geding, waarin [appellante] – kort gezegd – vorderde [geïntimeerde] te verbieden in dienst te treden bij [de vennootschap 2] op straffe van een dwangsom.
3.1.8.De voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven heeft de door [appellante] verzochte voorzieningen bij vonnis van 18 juni 2018 geweigerd. Het daartegen gerichte hoger beroep is verworpen bij arrest van dit hof van 27 november 2018.