In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar wel is veroordeeld voor mishandeling van zijn echtgenoot en stiefkind. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte voor een deel niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak. Het hof heeft de gevangenisstraf van 7 maanden bevestigd, maar het voorwaardelijke deel verhoogd naar 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft geen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, omdat de verdachte na de eerdere veroordeling positief is begeleid door de reclassering. De zaak is behandeld op de zitting, waar de advocaat-generaal en de verdediging hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft de verklaringen van de aangevers geloofwaardig geacht en de verdachte strafbaar verklaard voor de bewezenverklaarde feiten. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.