Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.M.A.C. ID B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
M.A.C. Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Seven Steps to Heaven B.V. (voorheen genaamd Plenty50 B.V.),gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[persoon A] ,
1.Plantlab Groep B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
FBB Holding B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Cherry Unlimited Holding B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Dune Projects B.V.,
[persoon B] ,
[persoon C] ,
[persoon D] ,
1.Plantlab Groep B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
FBB Holding B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Cherry Unlimited Holding B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Dune Projects B.V.,
[persoon B] ,
[persoon C] ,
[persoon D] ,
1.M.A.C. ID B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
M.A.C. Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Seven Steps to Heaven B.V. (voorheen genaamd Plenty50 B.V.),gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[persoon A] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/300898 / HA ZA 15-785)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het herstelexploot van 10 januari 2019;
- de memorie van grieven, met producties;
- de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens akte tot eiswijziging, met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties;
- de akte tot wijziging van eis in het incidentele appel, tevens akte houdende producties van [B c.s.] van 3 februari 2021, met producties.
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven, tevens akte tot eiswijziging;
- de incidentele memorie tot voeging, tevens houdende memorie van antwoord, tevens houdende voorwaardelijke memorie van grieven in incidenteel appel, met producties, memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties;
- de antwoordmemorie in het incident tot voeging;
- het arrest in incident ex artikel 222 Rv van dit hof van 15 oktober 2019, waarbij de zaak met zaaknummer 200.258.196/01 is gevoegd met de zaak met zaaknummer 200.257.495/01;
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel tevens houdende akte tot eiswijziging.
- de bij H12 formulier van [B c.s.] van 19 februari 2021 toegezonden akte houdende producties, met producties;
- de brief van [A c.s.] van 13 september 2021 met een akte houdende (i) inbreng agendapunten voor zitting, (ii) overlegging aanvullende producties en (iii) uitlating wijziging van eis, met producties;
- de brief van [B c.s.] van 15 september 2021;
- de brief van [A c.s.] van 16 september 2021;
- de bij H12 formulier van [B c.s.] van 17 september 2021 toegezonden akte houdende producties, met producties;
- het pleidooi gehouden op 4 oktober 2021, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3.De beoordeling
3. LOCK-UP
lock-upperiode te hanteren en zij verplichten zich hierbij om gedurende een periode van vijf (5) jaren te rekenen vanaf de datum van deze Overeenkomst, geen certificaten van aandelen in het kapitaal van de Vennootschap te verkopen of anderszins te vervreemden en/of zich te verbinden om certificaten van aandelen in het kapitaal van de Vennootschap te verkopen of anderszins te vervreemden, onverminderd het overigens in deze Overeenkomst bepaalde.
8 GEHEIMHOUDING
;rb) stapt uit:
nietals een relatie van PlantLab. Een relatie vereist in onze ogen een tweezijdige wil daartoe. UFF heeft meerdere gesprekken gevoerd met PlantLab om te bezien of PlantLab in de ogen van UFF een geschikte partner zou kunnen zijn om UFF bij haar eigen activiteiten te ondersteunen. Daarvan is geenszins sprake. Uit de gesprekken die gevoerd zijn en de ontmoetingen die hebben plaatsgevonden is voor UFF ondubbelzinnig duidelijk geworden dat UFF geen zaken wenst te doen met PlantLab. Volledigheidshalve wijs ik er nog op dat de oriënterende gesprekken die op ons initiatief hebben plaatsgevonden nimmer hebben geleid dat enige afspraak of overeenkomst. Uw bewering dat UFF een relatie is van PlantLab is dan ook onjuist.
31 mei 2017voor het gelijktijdig nemen van een akte door [B c.s.] over hetgeen is vermeld onder 4.9 en 4.25 en over de documenten die [A c.s.] op grond van artikel 843a Rv aan [B c.s.] moet verschaffen, en een akte door [A c.s.] over hetgeen is vermeld onder 4.32, waarna partijen op de rol van vier weken daarna ieder bij antwoordakte op de akte van de wederpartij kunnen reageren, en
( [persoon B] , [persoon C] en [persoon D] ; hof)zijn bijna zo ver dat wij niet meer met jou willen praten over een nader overeen te komen ‘redelijke prijs’, dan houden wij gewoon vast aan de aandeelhoudersovereenkomst.’. Gelet daarop mocht [persoon A] er hooguit op vertrouwen dat [B c.s.] bereid zouden zijn om over mogelijke uitkoop tegen een ‘redelijke prijs’ te praten/onderhandelen. Dat in die zin al een overeenkomst tot stand was gekomen is in het vonnis van de rechtbank van 29 juni 2016 (zie de feitenvaststelling van de rechtbank in rov. 2.31 hiervoor weergegeven in rov. 3.1) ook niet geoordeeld.
2) het duurzame debiet van de voormalig werkgever dat de werknemer in het kader van de arbeidsovereenkomst mee heeft helpen opbouwen
3) met de hulpmiddelen die de werknemer daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking kreeg.
corporate opportunitiesvan Plantlab heeft overgenomen, een concurrerende onderneming is gestart en intellectueel eigendom, LED-lampen, berekeningen en plannen van Plantlab heeft gestolen, verduisterd dan wel overgenomen. Voor de onderbouwing van het beroep op onbehoorlijke taakvervulling door MAC ID en hoofdelijke aansprakelijkheid van [persoon A] in de zaak met zaaknummer 200.258.196/01 verwijst het hof naar randnummers 99 tot en met 103 van de memorie van grieven, tevens akte tot eiswijziging. Door zich voor het eerst in hoger beroep op bestuurdersaansprakelijkheid te beroepen, heeft [B c.s.] de grondslag van zijn vordering hiervoor weergegeven in rov. 3.2.1 onder c en h uitgebreid. Tegen deze uitbreiding heeft [A c.s.] zich niet althans onvoldoende gemotiveerd verzet. Het hof acht die ook niet ambtshalve in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het beroep op bestuurdersaansprakelijkheid zal dus ook worden beoordeeld. [A c.s.] heeft niet bestreden dat artikel 2:9 BW toepasselijk is.
prospectsvan Plantlab. Voor de vraag of MAC ID haar bestuurstaak behoorlijk heeft vervuld, gaat het om feiten en omstandigheden in de periode totdat [persoon A] zijn functies binnen Plantlab neerlegde op 14 december 2014. De activiteiten van [persoon A] met betrekking tot contacten en medewerkers van Plantlab (zie hiervoor rov. 3.15) in die periode zijn naar het oordeel van het hof evident in strijd met de verplichting (op straffe van aansprakelijkheid) tot behoorlijke taakvervulling, ook als op zich nog geen sprake was van ‘concurrerende activiteiten’. Het heimelijk verrichten van dergelijke activiteiten door een bestuurder is reeds op zichzelf al in strijd met artikel 2:9 BW. Daarnaast levert dit heimelijk verrichten van die activiteiten door [persoon A] (namens MAC) in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder handelen in strijd met de rechtspersonenrechtelijke redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW tegenover Plantlab op. Gelet op de rol van [persoon A] als (indirect) bestuurder van Plantlab als ook diens rol binnen het managementteam enerzijds en de aard en omvang van de heimelijke activiteiten van [persoon A] anderzijds is sprake van een voldoende ernstig verwijt aan MAC ID om bestuurdersaansprakelijkheid aan te nemen. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden zijn gesteld noch gebleken.