In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 8 februari 2019 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1992 en woonachtig in Made, is beschuldigd van een overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De overtreding vond plaats op 30 september 2017 in de gemeente Drimmelen. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in deze zaak.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren en twintig dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor de duur van zes maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. De bijkomende straf van ontzegging zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist, mocht de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maken aan een strafbaar feit.
Het hof heeft ook bepaald dat de tijd waarin het rijbewijs van de verdachte is ingevorderd of ingehouden, in mindering zal worden gebracht op de duur van de bijkomende straf. Deze uitspraak is mondeling gedaan door mr. K.J. van Dijk en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 17 mei 2021.