In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep inzake de wijziging van de kinderalimentatie na een echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft op 21 februari 2020 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 november 2019. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft op 24 maart 2020 een verweerschrift ingediend. De partijen zijn de ouders van twee kinderen, geboren in 2002 en 2005. De rechtbank had eerder in een beschikking van 1 december 2010 de echtscheiding uitgesproken en de alimentatie vastgesteld op € 190,59 per kind per maand, met wettelijke indexering.
In het hoger beroep hebben de partijen overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie. De man heeft aangegeven dat de alimentatie per 1 januari 2021 € 200,- per kind per maand zal bedragen, met een regeling voor achterstallige betalingen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze de bijdrage van de man ten behoeve van de kinderen betreft en heeft de eerdere beschikking van de rechtbank gewijzigd. De nieuwe alimentatiebedragen zijn vastgesteld en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak van het hof is gedaan door een collegiaal panel van drie rechters en is op 4 februari 2021 in het openbaar uitgesproken. De beslissing van het hof houdt in dat de man met ingang van 1 januari 2021 de nieuwe alimentatiebedragen zal betalen, en dat de afspraken tussen partijen bindend zijn, maar niet in het dictum van de beschikking zijn opgenomen.