In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, een vennootschap die snacks produceert en exporteert naar Duitsland, heeft een geschil met de Duitse onderneming True Products GmbH, die diensten verleent voor de verkoop van levensmiddelen. De samenwerking tussen partijen is beëindigd per 1 januari 2019, maar er is onduidelijkheid over de beëindigingsdatum en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen. True Products heeft de appellante gedagvaard voor de Duitse rechter, terwijl de appellante de zaak aanhangig heeft gemaakt bij de Nederlandse rechter. De kern van het geschil betreft de vraag welke rechter bevoegd is om van de geschillen tussen partijen kennis te nemen, waarbij de Brusselse regelgeving inzake internationale bevoegdheid van toepassing is.
Het hof heeft vastgesteld dat de vorderingen in beide procedures hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten. De appellante heeft een beroep gedaan op een forumkeuze, maar het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat partijen de Nederlandse rechter als bevoegde rechter hebben aangewezen. Volgens artikel 29 van de Brussel I bis-Verordening mag de Nederlandse rechter niet over zijn bevoegdheid beslissen voordat de Duitse rechter dit heeft gedaan, aangezien de zaak eerst bij de Duitse rechter is aangebracht. Het hof heeft daarom besloten de zaak aan te houden in afwachting van de beslissing van de Duitse rechter over diens bevoegdheid. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste toepassing van internationale bevoegdheidsregels in civiele zaken, vooral in situaties waarin meerdere rechters betrokken zijn.