ECLI:NL:GHSHE:2021:3254

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
200.289.103_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Europees civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en litispendentie in civiele zaken met betrekking tot samenwerkingsovereenkomsten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, een vennootschap die snacks produceert en exporteert naar Duitsland, heeft een geschil met de Duitse onderneming True Products GmbH, die diensten verleent voor de verkoop van levensmiddelen. De samenwerking tussen partijen is beëindigd per 1 januari 2019, maar er is onduidelijkheid over de beëindigingsdatum en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen. True Products heeft de appellante gedagvaard voor de Duitse rechter, terwijl de appellante de zaak aanhangig heeft gemaakt bij de Nederlandse rechter. De kern van het geschil betreft de vraag welke rechter bevoegd is om van de geschillen tussen partijen kennis te nemen, waarbij de Brusselse regelgeving inzake internationale bevoegdheid van toepassing is.

Het hof heeft vastgesteld dat de vorderingen in beide procedures hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten. De appellante heeft een beroep gedaan op een forumkeuze, maar het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat partijen de Nederlandse rechter als bevoegde rechter hebben aangewezen. Volgens artikel 29 van de Brussel I bis-Verordening mag de Nederlandse rechter niet over zijn bevoegdheid beslissen voordat de Duitse rechter dit heeft gedaan, aangezien de zaak eerst bij de Duitse rechter is aangebracht. Het hof heeft daarom besloten de zaak aan te houden in afwachting van de beslissing van de Duitse rechter over diens bevoegdheid. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste toepassing van internationale bevoegdheidsregels in civiele zaken, vooral in situaties waarin meerdere rechters betrokken zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.289.103/01
arrest van 26 oktober 2021
in de zaak van
[de vennootschap],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. L.G.C.M. de Wit te Oosterhout,
tegen
True Products GmbH,
gevestigd te [vestigingsplaats] (Duitsland),
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als True Products,
advocaat: mr. U. Acker te Rotterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 16 september 2020 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 22 juli 2020, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen [appellante] als eiser in de hoofdzaak/verweerster in het incident en True Products als gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/367630 / HA ZA 20-17)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven met producties 1 en 2
  • de memorie van antwoord
  • de akte van [appellante] met productie 3
  • de antwoordakte van True Products
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De procedure in eerste aanleg

3.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellante] :
‘voor recht te verklaren dat de samenwerking tussen [appellante] en True Products rechtsgeldig is opgezegd, dat de samenwerking per 1 januari 2019 is beëindigd en dat [appellante] vanaf 1 januari 2019 geen enkele vergoeding aan True Products meer verschuldigd is uit hoofde van die samenwerking’.
3.2.
True Products heeft in een incident gevorderd dat de rechtbank:
‘1. Primair: zich onbevoegd verklaart;
2. Subsidiair: de procedure aanhoudt, totdat de bevoegdheid van de eerst aangezochte
Duitse rechtbank vaststaat en zich dan alsnog onbevoegd verklaart’.
3.3.
[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd in het incident. De stellingen en verweren van partijen komen hierna aan de orde, voor zover in hoger beroep van belang.
3.4.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van de vordering van [appellante] in de hoofdzaak kennis te nemen en True Products veroordeeld in de proceskosten.

4.De beoordeling in hoger beroep

4.1.
[appellante] heeft in hoger beroep één grief aangevoerd. Deze grief luidt:
‘GRIEF 1
Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 3.10. overwogen dat de rechtbank
Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, gelet op het bepaalde in de artikelen 4, 7 en 25
herschikte EEX-Vo. onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
Daarbij heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant ten onrechte nagelaten te oordelen
over de kwalificatie van de rechtsverhouding tussen partijen. Zonder deze kwalificatie
kan niet geoordeeld worden welke rechter bevoegd is: ofwel de Nederlandse ofwel de
Duitse.
Voor de overzichtelijkheid van haar betoog heeft [appellante] ervoor gekozen om slechts één
grief tegen het vonnis van de rechtbank te formuleren. [appellante] baseert zich hierbij
vooral op rechtsoverweging 3.10., waarin de rechtbank alle relevante artikelen betrekt.
[appellante] komt bij de toelichting van haar grieven te spreken over de in die
rechtsoverweging genoemde artikelen van de herschikte EEX-Vo.’
4.2.
[appellante] heeft geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog bevoegd verklaren van de rechtbank om van het geschil kennis te nemen.
Het geschil in het kort
4.3.
[appellante] produceert snacks. Zij exporteert haar producten ook naar onder meer Duitsland. True Products verleent diensten ten behoeve van de verkoop van levensmiddelen aan met name supermarktketens. Partijen hebben sinds 2013 samengewerkt ten behoeve van de export van de producten van [appellante] in Duitsland. De samenwerking is beëindigd met ingang van 1 januari 2019 (volgens [appellante] ) of 1 november 2019 (volgens True Products). True Products heeft [appellante] gedagvaard voor de Duitse rechter. [appellante] heeft True Products gedagvaard voor de Nederlandse rechter. De vraag is welke rechter bevoegd is om van de geschillen tussen partijen kennis te nemen.
Litispendentie
4.4.
Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt volgens art. 29 lid 1 van de Brussel I bis-Verordening het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, ambtshalve de zaak aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat. Een uitzondering geldt, indien een zaak op grond van een forumkeuze aanhangig is gemaakt bij een gerecht. In dat geval houdt elk gerecht van de andere lidstaten de uitspraak aan totdat het krachtens de forumkeuze aangezochte gerecht verklaart geen bevoegdheid aan een forumkeuze te ontlenen (art. 31 lid 3 in verbinding met art. 29 lid 1 van de Brussel I bis-Verordening).
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vorderingen die tussen partijen in Duitsland en in Nederland aanhangig zijn, hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten. In beide procedures, zo is op te maken uit de stellingen van partijen, gaat het om de vraag wanneer de overeenkomst die de grondslag is geweest van de samenwerking tussen partijen, is beëindigd en in het verlengde daarvan, welke betalingsverplichtingen [appellante] jegens True Products heeft in de periode vanaf 1 januari 2019.
4.6.
[appellante] heeft in eerste aanleg onder meer aangevoerd dat partijen ervoor hebben gekozen hun geschillen te laten beslechten door de Nederlandse rechter. [appellante] heeft dus een beroep gedaan op een forumkeuze. [appellante] leidt de forumkeuze af uit de keuze die volgens haar is gemaakt voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht. De rechtbank heeft dit standpunt verworpen.
4.7.
In hoger beroep heeft [appellante] haar standpunt niet nader toegelicht en evenmin uiteengezet waarom het oordeel van de rechtbank op dit punt onjuist zou zijn. Het hof merkt daarbij op dat te weinig is gesteld voor het oordeel dat partijen met een rechtskeuze voor het Nederlandse recht, als die is gemaakt, tevens de Nederlandse rechter als de bevoegde rechter hebben willen aanwijzen. Voor zover [appellante] desondanks in hoger beroep haar standpunt heeft willen handhaven dat partijen op de voet van art. 25 van de Brussel I bis-Verordening de Nederlandse rechter hebben aangewezen voor het kennis nemen van geschillen die naar aanleiding van hun samenwerking zijn of zullen ontstaan, is dit standpunt dus onvoldoende toegelicht. Het hof gaat om die reden aan dit standpunt voorbij. De grief van [appellante] treft in zoverre geen doel.
4.8.
Gelet op het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat er geen forumkeuze van partijen is waaraan de Nederlandse rechter de bevoegdheid kan ontlenen om van de vordering van [appellante] kennis te nemen.
4.9.
Uit art. 29 lid 1 van de Brussel I bis-Verordening volgt dan dat de Nederlandse rechter niet over zijn bevoegdheid mag beslissen, voordat de Duitse rechter dit heeft gedaan, indien de zaak het eerst is aanbracht bij de Duitse rechter. De omstandigheid dat True Products niet primair maar subsidiair een beroep op deze bepaling heeft gedaan, maakt dit niet anders. Het naleven van de regeling van art. 29 lid 1 van de Brussel I bis-Verordening voorkomt dat beide aangezochte rechters zich bevoegd of onbevoegd verklaren, zodat er steeds één rechter is die oordeelt over geschillen tussen partijen die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten.
4.10.
Art. 32 van de Brussel I bis-Verordening bepaalt wanneer een zaak bij een gerecht is aangebracht. True Products heeft in dit verband gesteld dat de dagvaarding bij de Duitse rechter moest worden ingediend en dat de Duitse rechter het stuk ter kennis moest brengen van [appellante] . [appellante] heeft dit niet weersproken. Dit brengt mee dat art. 32 lid 1, aanhef en onder a, van de Brussel I bis-Verordening van toepassing is. De procedure voor de Duitse rechter is dus aangebracht op het tijdstip waarop de dagvaarding is ingediend bij de Duitse rechter. Niet in geschil is dat dit op 23 juli 2019 is gebeurd.
4.11.
De dagvaarding is aanvankelijk uitgereikt zonder Nederlandse vertaling en om die reden door [appellante] geweigerd, kennelijk met een beroep op het bepaalde in art. 8 lid 1 van de EG-Betekeningsverordening II. Op 25 november 2019 is de dagvaarding met een Nederlandse vertaling aan [appellante] uitgereikt.
4.12.
De omstandigheid dat bij het indienen van de dagvaarding de Nederlandse vertaling ontbrak, deed er niet aan af dat de zaak bij de Duitse rechter was aangebracht. Evenmin brengt deze omstandigheid mee dat True Products vervolgens heeft nagelaten te doen wat zij met het oog op de betekening of kennisgeving van het stuk aan [appellante] moest doen.
True Products heeft immers, toen [appellante] vanwege het ontbreken van een Nederlandse vertaling weigerde de dagvaarding in ontvangst te nemen, alsnog voor een Nederlandse vertaling gezorgd, die aan [appellante] is uitgereikt. True Products heeft daarmee gedaan wat zij met het oog op de betekening of kennisgeving van de dagvaarding moest doen en deze betekening of kennisgeving heeft daadwerkelijk plaatsgevonden. Gesteld noch gebleken is verder dat de zaak, nadat deze bij de Duitse rechter was aangebracht en tot het moment van betekening of kennisgeving, niet meer bij de Duitse rechter aanhangig is geweest. [appellante] stelt dus ten onrechte dat True Products heeft nagelaten te doen wat zij met het oog op de betekening of kennisgeving van de dagvaarding aan [appellante] moest doen. De dag die geldt als de dag waarop de dagvaarding aan [appellante] is uitgereikt, is in dit verband niet van betekenis.
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat de zaak op 23 juli 2019 bij de Duitse rechter is aangebracht en vervolgens aanhangig is gebleven. [appellante] heeft de zaak daarna, op 5 november 2019, bij de Nederlandse rechter aangebracht. De zaak is dus het eerst bij de Duitse rechter aangebracht. De Nederlandse rechter mag om deze reden niet beslissen over zijn bevoegdheid om kennis te nemen van de vordering van [appellante] , voordat de Duitse rechter heeft beslist over diens bevoegdheid om kennis te nemen van de vorderingen van True Products. Het hof moet zijn beslissing over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter dus aanhouden in afwachting van de beslissing van de Duitse rechter over diens bevoegdheid.
Ten overvloede
4.14.
Ten overvloede, om proceseconomische redenen, merkt het hof hierbij op dat naar zijn voorlopig oordeel de Nederlandse rechter niet bevoegd is om over de vorderingen van [appellante] te oordelen.
4.15.
De hoofdregel is dat [appellante] True Products moet oproepen voor de Duitse rechter, omdat True Products in Duitsland is gevestigd (art. 4 lid 1 Brussel I-Verordening).
De diensten van True Products, waarom het partijen bij de tussen hen gesloten overeenkomst te doen was, betroffen kort gezegd activiteiten (key-accountmanagement) voor het ondersteunen van de verkoop van producten van [appellante] in Duitsland. Deze activiteiten moesten worden uitgevoerd in Duitsland en waren gericht op (potentiële) afnemers in Duitsland. De werkzaamheden waarop [appellante] wijst, zoals onderling overleg, rapportage en facturering, zijn bijkomend van aard, en vormen niet de diensten die reden waren om de overeenkomst te sluiten. Ook uit art. 7 lid 1 van de Brussel I bis-Verordening volgt dan dat True Products kan worden opgeroepen voor de Duitse rechter, ten aanzien van de vordering die [appellante] in deze procedure heeft ingesteld, maar niet voor de Nederlandse rechter.
Het maakt in dit opzicht geen verschil of sprake is van een overeenkomst van opdracht, zoals [appellante] stelt, of van agentuur, zoals True Products stelt.
Slot
4.16.
In afwachting van de beslissing van de Duitse rechter over diens bevoegdheid, zal het hof de zaak ambtshalve op de rol doorhalen en elke verdere beslissing aanhouden.
Het geding kan na de beslissing van de Duitse rechter op verzoek van ieder van partijen worden hervat door de zaak weer op de rol te laten brengen voor akte, onder het overleggen van de beslissing van de Duitse rechter. De wederpartij mag vervolgens een antwoordakte nemen.

5.De uitspraak

Het hof:
5.1.
bepaalt dat de zaak ambtshalve op de rol wordt doorgehaald;
5.2.
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, L.S. Frakes en J.G.J. Rinkes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 oktober 2021.
griffier rolraadsheer