ECLI:NL:GHSHE:2021:3173

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
20-003067-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan de productie van amfetamine en MDMA met gebruik van een bedrijventerrein

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is veroordeeld tot 48 maanden gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan de grootschalige productie van amfetamine en MDMA. De verdachte had zijn bedrijventerrein ter beschikking gesteld voor deze productie en was betrokken bij het bezit van de grondstoffen en de productieprocessen. Het hof heeft vastgesteld dat er een professioneel laboratorium was ingericht in de kelder van het pand dat de verdachte huurde voor zijn autogarage. De verdachte had ook een jachtgeweer in zijn bezit, wat in strijd was met de Wet wapens en munitie. Het hof heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toegewezen, omdat de verdachte de strafbare feiten had gepleegd terwijl hij voorwaardelijk in vrijheid was gesteld na een eerdere veroordeling tot 16 jaar gevangenisstraf. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard en gekwalificeerd als medeplichtigheid aan de productie van drugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003067-19
Uitspraak : 20 oktober 2021
TEGENSPRAAK.

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 1 oktober 2019, in de strafzaak met parketnummer 02-260605-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
thans verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Door en namens verdachte is betoogd dat verdachte van het onder 1 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken omdat een kwalificatie van meer dan medeplichtigheid niet is gerechtvaardigd. Wanneer tot een bewezenverklaring zou worden gekomen van een variant van het onder 3 tenlastegelegde, is sprake van eendaadse samenloop met het onder 1 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is verzocht verdachte vrij te spreken en ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Tenslotte is een straftoemetingsverweer gevoerd en zijn opmerkingen gemaakt over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
Primair
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 18 december 2018 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) amfetamine en/of MDMA, in elk geval telkens (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1. dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 18 december 2018 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een of meerdere panden/loodsen/opstallen op/aan het bedrijventerrein aan de [adres 1] aldaar waar [bedrijf] was gevestigd) een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de hierboven genoemde periode te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 1] en/of aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd bedrijventerrein met genoemde panden/loodsen/opstallen voor de productie van MDMA en/of amfetamine ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 18 december 2018 en op of omstreeks 19 december 2018 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8 kilogram MDMA(-kristallen/brokken) (in een opslagruimte op zijn, verdachtes bedrijventerrein aan de [adres 1] ) en/of ongeveer 19 liter, althans meerdere liters amfetamine/MDMA-olie (in een Renault Kangoo met kenteken [kenteken] op naam van hem, verdachte, op genoemd bedrijventerrein) en/of ongeveer 52 liter amfetamine-olie (in de kelderruimte onder het garagebedrijf op genoemd bedrijventerrein) en/of ongeveer 350 gram amfetamine-olie (in de schuur bij de woning aan de [adres 2] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 18 december 2018, in elk geval op of omstreeks 18 december 2018 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervaardigen van amfetamine en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar
-een (compleet) in werking zijnde laboratorium-opstelling/productieplaats, bedoeld voor de productie van BMK (Benzylmethylketon) en/of APAAN (uit fenylacetonitril) en/of
- vele precursoren (in grote hoeveelheden), waaronder (circa) 230 liter mierenzuur en/of 585 liter zoutzuur en/of 1363 liter zwavelzuur en/of BMK glycide zuur en/of 50 liter caustic soda en/of 25 kilogram APAA en/of 170 liter ethanol en/of 75 liter aceton en/of 13 liter di-ethylether en/of 60 liter benzylcyanide en/of MAPA en/of APAAN en/of PMK en/of,
- ( een grote hoeveelheid) hardware, waaronder slangen en/of pompen en/of een grote hoeveelheid vaten/tonnen en/of meerdere koppelstukken en/of koolstoffilters en/of meerdere verwarmingsmantels en/of meerdere rondbodemkolven en/of 10 IBC's en/of jerrycans en/of centrifuges en/of een roermotor en/of lekbakken en/of een zuurkoolvat en/of maatbekers en/of 29, althans een groot aantal klemdekselvaten en/of een destillatieketel en/of een kookketel en/of drukreactieketels
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of andere onbekend gebleven derden in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 18 december 2018, in elk geval op of omstreeks 18 december 2018 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervaardigen van amfetamine en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan die genoemde verdachte(n) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers heeft/hebben genoemde verdachte(n) toen en daar
- een (compleet) in werking zijnde laboratorium-opstelling/productieplaats, bedoeld voor de productie van BMK (Benzylmethylketon) en/of APAAN (uit fenylacetonitril) en/of
- vele precursoren (in grote hoeveelheden), waaronder (circa) 230 liter mierenzuur en/of 585 liter zoutzuur en/of 1363 liter zwavelzuur en/of BMK glycide zuur en/of 50 liter caustic soda en/of 25 kilogram APAA en/of 170 liter ethanol en/of 75 liter aceton en/of 13 liter di-ethylether en/of 60 liter benzylcyanide en/of MAPA en/of APAAN en/of PMK en/of,
- ( een grote hoeveelheid) hardware, waaronder slangen en/of pompen en/of een grote hoeveelheid vaten/tonnen en/of meerdere koppelstukken en/of koolstoffilters en/of meerdere verwarmingsmantels en/of meerdere rondbodemkolven en/of 10 IBC’s en/of jerrycans en/of centrifuges en/of een roermotor en/of lekbakken en/of een zuurkoolvat en/of maatbekers en/of 29, althans een groot aantal klemdekselvaten en/of een destillatieketel en/of een kookketel en/of drukreactieketels
voorhanden gehad, waarvan die genoemde verdachte(n) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte in of omstreeks hierboven genoemde periode te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 1] en/of aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd bedrijventerrein met genoemde panden/loodsen/opstallen voor de productie van BMK en/of APAAN (een of meerdere omzettingslabs) en/of voor opslag van precursoren en/of hardware ter beschikking te stellen;
4.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 19 december 2018, in elk geval op of omstreeks 18/19 december 2018 te Rijen, in de gemeente Gilze en Rijen (in de schuur van zijn woning aan de [adres 2] aldaar), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
-(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, waaronder maatbekers en/of speciekuipen en/of jerrycans en/of trechters en/of meerdere vacumeer/sealmachines en/of centrifuges en/of een weegschaal en/of een of meerdere vrieskisten en/of
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/(grond)stoffen voorhanden gehad, waaronder coffeïne en/of tolueen en/of aceton en/of methanol en/of zoutzuur en/of zwavelzuur en/of circa 350 gram amfetamine-olie;
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 19 december 2018, in elk geval op of omstreeks 18/19 december 2018 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een schuur bij de woning [adres 2] aldaar) een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de hierboven genoemde periode te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemde schuur bij die woning voor de productie van amfetamine en voor opslag van precursoren ter beschikking te stellen;
5.
hij op of omstreeks 18 december 2018, althans op enig moment in het jaar 2018 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een hagelgeweer, van het merk Canna Cromata kaliber 20, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en onbekend gebleven personen in de periode van 01 januari 2018 tot en met 18 december 2018 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, met elkaar, opzettelijk hebben bereid en bewerkt en verwerkt en vervaardigd, in panden op het bedrijventerrein aan de [adres 1] aldaar waar [bedrijf] was gevestigd, hoeveelheden MDMA en amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1,
tot en bij het plegen van welke misdrijven verdachte in de hierboven genoemde periode te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 1] en/of aan die onbekend gebleven personen voornoemd bedrijventerrein met genoemde panden voor de productie van MDMA en amfetamine ter beschikking te stellen.
2.
hij op 18 december 2018 en 19 december 2018 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8 kilogram MDMA(-brokken) (in een opslagruimte op zijn, verdachtes bedrijventerrein aan de [adres 1] ) en ongeveer 52 liter amfetamine-olie (in de kelderruimte onder het garagebedrijf op genoemd bedrijventerrein) en ongeveer 350 gram amfetamine-olie (in de schuur bij de woning aan de [adres 2] ), zijnde amfetamine en MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
Primair
hij in de periode van 01 januari 2018 tot en met 18 december 2018, te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervaardigen van amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen
-voorwerpen en stoffen voorhanden hebben gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten,
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders toen en daar
-een (compleet) in werking zijnde laboratorium-opstelling/productieplaats, bedoeld voor de productie van BMK (Benzylmethylketon) en APAAN (uit fenylacetonitril) en
- vele precursoren in grote hoeveelheden en
- een grote hoeveelheid hardware,
voorhanden gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
4.
Primair
hij in december 2018, te Rijen, in de gemeente Gilze en Rijen (in de schuur van zijn woning aan de [adres 2] aldaar), tezamen en in vereniging met anderen, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit
hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders
-grote hoeveelheden (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, waaronder maatbekers en speciekuipen en jerrycans en trechters en meerdere vacumeermachines en centrifuges en een weegschaal en meerdere vrieskisten en
- grote hoeveelheden chemicaliën/(grond)stoffen voorhanden gehad, waaronder coffeïne en tolueen en aceton en methanol en zoutzuur en zwavelzuur en circa 350 gram amfetamine-olie.
5.
hij op 18 december 2018, te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een hagelgeweer, van het merk Canna Cromata kaliber 20, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Standpunt Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde, het onder 2 tenlastegelegde, het onder 3 primair tenlastegelegde, het onder 4 primair tenlastegelegde en het onder 5 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
Voor wat betreft het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde medeplegen heeft de advocaat-generaal gesteld dat uit de verklaringen van de verdachte volgt dat hij heeft meegeholpen om chemicaliën en voorwerpen te versjouwen. De kleding van de verdachte rook bij zijn aanhouding erg naar chemicaliën en hierop zijn bovendien stoffen aangetroffen die zijn te herleiden tot de verschillende stadia van de productie van synthetische drugs. Daarnaast voorzag hij zijn mededaders van eten en drinken. Volgens de advocaat-generaal kan dan ook bewezen worden verklaard dat verdachte medepleger was van het bereiden en vervaardigen van amfetamine en MDMA en dat hij tevens medepleger was van het aanwezig hebben van stoffen en voorwerpen ten behoeve van de productie daarvan, zoals is tenlastegelegd onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 primair.
Dat verdachte daartoe niet het opzet had omdat hij stelt met geweld te zijn gedwongen om mee te werken met de mededaders acht de advocaat-generaal onvoldoende aannemelijk geworden, terwijl evenmin is gebleken dat verdachte niet anders kon dan het laten voortduren van het medeplegen van dit strafbare feit. Daarnaast kan het onder 5 tenlastegelegde bewezen worden verklaard.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte een alternatieve verklaring heeft gegeven, te weten: dat zijn terrein hem onder bedreiging is afgenomen en hij daarover op enig moment geen enkele zeggenschap meer had. Gelet daarop is verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair tenlastegelegde. Volgens de verdediging is geen sprake van het medeplegen, maar heeft verdachte enkel, onder dwang en onder (bedreiging met) geweld, zijn terrein, waarop hij een autogarage exploiteerde, ter beschikking gesteld voor de productie van synthetische drugs. De verdediging heeft echter, anders dan in eerste aanleg, aangegeven dat niet het verweer wordt gevoerd dat sprake is van psychische overmacht.
Daarnaast heeft verdachte stoffen en voorwerpen ten behoeve van de productie van synthetische drugs verplaatst, maar deze handelingen zijn zo gering van aard dat deze enkel in verband zijn te brengen met medeplichtigheid en onvoldoende bewijs opleveren voor medeplegen, zodat verdachte ook om die reden van het onder 1 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft zich aan het oordeel van het hof gerefereerd voor zover dit betreft de bewezenverklaring ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is eveneens verzocht verdachte vrij te spreken. Verdachte wist niet van de aanwezigheid van de in tenlastelegging genoemde stoffen die zijn aangetroffen in de Renault Kangoo, de zeecontainer en de kelder en had daartoe ook geen toegang. Deze stoffen behoorden toe aan degenen die het terrein van verdachte hadden overgenomen. De goederen bevonden zich niet in de machtssfeer van de verdachte en verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het (mede)plegen van het aanwezig hebben van deze stoffen. Voor wat betreft het medeplegen is verwezen naar de opmerkingen die zijn gemaakt ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Voor zover het de amfetamine-olie betreft, geldt dat door medeplichtigheid aan de productie van synthetische drugs, geen voorwaardelijk opzet ontstaat op de aanwezigheid van amfetamine-olie, dat geen eindproduct is, maar wel een stof bevat die op lijst I van de Opiumwet staat, aldus de raadsman.
Mocht het hof tot een bewezenverklaring overgaan van het aanwezig hebben van amfetamine-olie in de kelder, dan is gesteld dat dit een eendaadse samenloop oplevert met de medeplichtigheid aan de productie, omdat het aanwezig hebben van deze stoffen onderdeel uitmaakte van het productieproces.
Ook ten aanzien van het onder 3 primair en 4 primair tenlastegelegde is verzocht verdachte vrij te spreken omdat geen sprake is van medeplegen. In dit verband is verwezen naar de opmerkingen die zijn gemaakt ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Gesteld is dat de handelingen die de verdachte heeft verricht niet méér opleveren dan medeplichtigheid. De raadsman heeft bovendien gesteld dat sprake is van eendaadse samenloop tussen het onder 1 en 3 tenlastegelegde.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor zover dit betreft de bewezenverklaring ter zake van het onder 5 tenlastegelegde.
Het oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan evenwel van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 tenlastegelegde het volgende af. Verdachte heeft het bedrijventerrein dat hij huurde ten behoeve van de exploitatie van een autogarage ter beschikking gesteld aan anderen voor de productie van synthetische drugs. Hij heeft toegelaten dat containers werden gebruikt voor opslag en de kelder werd leeggepompt om te gebruiken voor een opstelling voor de productie van synthetische drugs. Ten behoeve van deze productie heeft verdachte herhaaldelijk voorwerpen (met stoffen), zoals vaten chemicaliën, ketels en gasflessen, verplaatst en naar de kelder gebracht. Met zijn heftruck heeft hij een vrachtwagen gelost. Hij kreeg voor de werkzaamheden ook wel betaald. Hij moest ook bij een test kijken beneden of de laboranten nog in leven waren. Ook heeft verdachte de mededaders van eten en drinken voorzien. Het hof is van oordeel dat deze handelingen van de verdachte faciliterend van aard zijn en te kwalificeren zijn als medeplichtigheid. De voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten – welke medeverdachten naar het oordeel van het hof wel op grond van het dossier tezamen en vereniging synthetische drugs hebben geproduceerd – bij de productie van synthetische drugs is onvoldoende komen vast te staan. Er is immers onvoldoende bewijs voor een gezamenlijke uitvoering bij de
productievan synthetische drugs en de bijdrage van verdachte aan het onder 1 tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof dan ook van onvoldoende gewicht voor medeplegen. De in dat verband door de advocaat-generaal naar voren gebrachte omstandigheid dat de kleding van de verdachte ten tijde van zijn aanhouding rook naar chemicaliën en dat uit nader onderzoek aan de kleding is gebleken dat stoffen op de kleding aanwezig waren die passen bij verschillende stadia van het productieproces van synthetische drugs acht het hof daartoe onvoldoende. Het productielaboratorium is immers aangetroffen in de kelder van het bedrijventerrein en was bereikbaar door middel van een ladder. Verdachte bevond zich ten tijde van zijn aanhouding in de betreffende kelder, waar feitelijk voortdurend productie plaatsvond en derhalve doorlopend stoffen uit de verschillende productiestadia aanwezig moeten zijn geweest. Ook dronk hij daar met twee mededaders. Naar het oordeel van het hof is op grond van het dossier niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan op welk moment de chemicaliën op de kleding van de verdachte terecht zijn gekomen en meer in het bijzonder: dat dit tijdens (de verschillende stadia van) het productieproces is gebeurd. Daarmee blijft de mogelijkheid bestaan dat de chemicaliën op een ander moment dan tijdens het productieproces op zijn kleding zijn terecht gekomen. Voor het aantreffen van handschoenen en een mondkapje in het laboratorium, waarop DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen, geldt in grote lijnen hetzelfde: het enkel aantreffen van deze sporen levert evenmin bewijs op voor betrokkenheid van de verdachte bij het productieproces, te meer nu verdachte heeft verklaard dat hij dergelijke handschoenen en mondkapjes ook daadwerkelijk gebruikt bij het werken in zijn autogarage. Bovendien laat het aantreffen van de sporen op de handschoen en het mondkapje onverlet dat verdachte deze voorwerpen mogelijk enkel heeft gebruikt bij het verrichten van handelingen die verband houden met medeplichtigheid. Bij deze stand van zaken zal het hof verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde en het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaren.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA(-brokken) en amfetamine-olie, zoals onder 2 is tenlastegelegd, geldt dat niet doorslaggevend is aan wie de drugs toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de drugs. Van belang is dat de verdovende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte dienen te bevinden en dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Daaronder is ook begrepen het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat die middelen in een bepaalde ruimte aanwezig zijn. Voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is daarbij een ‘gezamenlijke machtsuitoefening’ noodzakelijk. Nodig is dat de mededaders ‘tezamen afweten’ van de aanwezigheid van verdovende middelen (vgl. HR 21 december 2010, HR:ECLI:NL:2010:BO1263 en HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3696.)
Met betrekking tot het bedrijventerrein
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door het LFO, volgt dat in de opslagruimte 8 kg MDMA(-brokken) is aangetroffen (pg. 612, 614 en 650 van het politiedossier). Daarnaast volgt uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door het LFO in verbinding met het NFI-rapport (‘Onderzoek naar vermoedelijke vervaardiging synthetische drugs op 18 december 2018 op de locatie [adres 1] te Rijen’, pg. 678) dat ongeveer 52 liter amfetamine-olie is aangetroffen in de kelderruimte onder het garagebedrijf (pg. 616 en 621). Verdachte was huurder van het bedrijventerrein en exploiteerde een autogarage in de loods waar in de kelderruimte een productielaboratorium is aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting van de rechtbank van 17 september 2019 verklaard (pg. 2) dat hij in de kelder is geweest. Ter terechtzitting van het hof van 6 oktober 2021 heeft verdachte verklaard dat hij niet in de container kon komen die buiten op het terrein was geplaatst (het hof begrijpt: de zeecontainer), maar dat hij wel toegang had tot de andere container in de loods (het hof begrijpt: de opslaglocatie). Ook heeft hij verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] in de kelder werkten, vanaf eind maart 2018 wekelijks. Verdachte heeft geholpen met het verplaatsen van vaten op het bedrijventerrein. Dit gebeurde zowel ‘handmatig’ door verdachte als door gebruikmaking van de heftruck van de verdachte. Voorts rook verdachte op enig moment een sterke geur. Vanaf eind maart 2018 wist verdachte dat speed gefabriceerd werd in de kelder van zijn bedrijventerrein. Ook heeft verdachte verklaard dat hij zelf beschikte over de sleutel van het hek waarmee het bedrijventerrein werd afgesloten. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] vroegen aan verdachte of hij in de avond aanwezig zou zijn, zodat zij dan ook zouden kunnen komen. Nadien heeft verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] zelf een sleutel gegeven zodat zij weg konden gaan als verdachte al weg was en zij ook klaar waren.
Het hof stelt vast dat verdachte toegang had tot alle ruimtes op het bedrijventerrein, met uitzondering van de op dat terrein geplaatste zeecontainer. Zoals hiervóór overwogen zijn de MDMA(-brokken) en amfetamine-olie echter niet in de zeecontainer aangetroffen maar in de opslagruimte resp. de kelderruimte van het terrein. De MDMA(-brokken) en amfetamine-olie bevonden zich aldus binnen de machtssfeer van de verdachte. Daarenboven was sprake van een gezamenlijke machtsuitoefening en een tezamen afweten van de aanwezigheid van de MDMA(-brokken) en amfetamine-olie in de kelder door verdachte en zijn mededaders. Het hof acht in dit verband van belang dat is gebleken dat verdachte aanvankelijk als enige beschikte over de sleutel van het hek dat toegang gaf tot het bedrijventerrein dat hij huurde en waar voornoemde stoffen aanwezig waren, zodat anderen voor de toegang tot de aanwezige stoffen afhankelijk waren van de aanwezigheid van de verdachte. Nadien heeft verdachte uit praktische overwegingen ook een sleutel verschaft aan zijn mededaders, zodat de mededaders het terrein zelf konden sluiten als zij klaar waren en verdachte dan al naar huis was. Voor wat betreft de vraag of verdachte opzet had op de aanwezigheid van de aangetroffen MDMA(-brokken) en amfetamine-olie in de kelderruimte geldt dat verdachte heeft verklaard dat hij vanaf eind maart 2018 wist dat op het bedrijventerrein speed werd geproduceerd. Hij heeft verklaard dat er iedere keer bruine olie weg ging. Gelet daarop is het hof van oordeel dat verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat op het terrein MDMA(-brokken) en amfetamine-olie (in de kelderruimte) aanwezig waren, zodat bewezen is dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de aanwezigheid daarvan.
Naar het oordeel van het hof volgt uit het voorgaande dat ten aanzien van het opzettelijk aanwezig hebben van de aangetroffen MDMA(-brokken) en amfetamine-olie (in de kelderruimte) sprake was van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking dat medeplegen bewezen kan worden verklaard.
Voor wat betreft de in de Renault Kangoo aangetroffen amfetamine-olie is het hof van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte wist van de aanwezigheid van deze stof in de auto. De auto werd gebruikt door G. Spierings en stond slechts geboekt op de bedrijfsvoorraad van de onderneming van de verdachte omdat deze auto kapot was en men, in afwachting van de aanschaf van nieuwe onderdelen, wilde voorkomen dat belasting en verzekeringspremie moest worden betaald voor de auto. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat in de auto amfetamine-olie aanwezig was, dat hij er niet in heeft gekeken en dat de ramen geblindeerd waren. In het dossier zijn geen andere bewijsmiddelen voorhanden waaruit blijkt dat verdachte wist van de aanwezigheid van de amfetamine-olie in de auto. Het hof zal verdachte om die reden in zoverre vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.
Met betrekking tot de schuur bij de woning van de verdachte
In de schuur bij de woning van de verdachte, die is gelegen aan de [adres 2] te Rijen, is 350 gram amfetamine-olie aangetroffen (proces-verbaal van bevindingen LFO, pg. 687 en het rapport van het NFI (‘Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de locatie [adres 2] te Rijen, 20 december 2018’). Verdachte heeft ter terechtzitting van de rechtbank van 17 september 2019 verklaard dat hij twee dagen voor de inval door de politie de aangetroffen spullen voor het droge proces van het uitkristalliseren van amfetamine in zijn woning had gelegd. Dit heeft hij ‘samen met hen’ (het hof begrijpt: de mededaders) gedaan. De mededaders konden zelf de woning niet betreden, want alleen verdachte had een sleutel. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat de spullen die aan de [adres 2] zijn aangetroffen van man 1 en man 2 zijn en dat dit niet dezelfde personen zijn als mannen X en K (pg. 149 politiedossier). Van de mannen X en K is nadien overigens gebleken dat dit medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] betrof.
Het hof stelt vast dat de amfetamine-olie is aangetroffen in de schuur bij de woning van de verdachte, zodat deze zich in de machtssfeer van de verdachte bevond. Nu alleen verdachte beschikte over een sleutel van die woning en de mededaders derhalve afhankelijk waren van de toegang door verdachte om bij de amfetamine-olie te geraken was sprake van een ‘gezamenlijke machtsuitoefening’ ten aanzien van de amfetamine-olie. Uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij met anderen spullen voor het droge proces van het uitkristalliseren van amfetamine in zijn woning heeft gelegd, zodat hij minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat amfetamine-olie in zijn woning aanwezig was. Het hof acht dan ook bewezen dat sprake was van het medeplegen van het aanwezig hebben van de amfetamine-olie in de schuur van zijn woning.
Ten aanzien van het onder 3 primair en 4 primair tenlastegelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij vanaf eind maart 2018 wist dat in de kelderruimte van zijn bedrijventerrein speed werd geproduceerd. Voor beantwoording van de vraag of verdachte de in de tenlastelegging genoemde stoffen en voorwerpen op het bedrijventerrein (het onder 3 primair tenlastegelegde) respectievelijk in de schuur van zijn woning (het onder 4 primair tenlastegelegde) tezamen met anderen voorhanden heeft gehad ten behoeve van de productie van speed heeft het hof aansluiting gezocht bij de vereisten die gelden voor het medeplegen van het aanwezig hebben van verdovende middelen in de zin van de Opiumwet, derhalve de gezamenlijke beschikkingsmacht en de wetenschap van de aanwezigheid van de voorwerpen en stoffen.
Met betrekking tot het bedrijventerrein (het onder 3 primair tenlastegelegde)
Zoals hiervóór is overwogen had verdachte toegang tot alle ruimtes van zijn bedrijventerrein, met uitzondering van de zeecontainer. Gelet daarop is het hof van oordeel dat de voorwerpen die zijn aangetroffen, met uitzondering van de voorwerpen en stoffen in de zeecontainer, zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden. Daarbij was bovendien sprake van een ‘gezamenlijke machtsuitoefening’ en een ‘tezamen afweten’ met de mededaders van de aanwezigheid van de voorwerpen, ter voorbereiding of bevordering van de productie van speed. Verdachte beschikte aanvankelijk immers als enige over de sleutel van het hek dat toegang gaf tot het bedrijventerrein en heeft nadien de mededaders een sleutel verstrekt uit praktische overwegingen, zoals het hof reeds heeft overwogen.
Nu verdachte heeft verklaard dat hij vanaf eind maart 2018 wist dat speed werd geproduceerd op het bedrijventerrein dat hij huurde, wist hij ook dat de aangetroffen productieplaats voor BMK en APAAN, grote hoeveelheden precursoren en grote hoeveelheden hardware, aanwezig waren ter voorbereiding en bevordering van de opzettelijke productie van speed. Het hof acht dan ook bewezen dat sprake was van het medeplegen van het voorhanden hebben van de stoffen en voorwerpen.
Met betrekking tot de schuur bij de woning (het onder 4 primair tenlastegelegde)
Voor wat betreft de in de schuur van de woning van de verdachte aangetroffen stoffen en voorwerpen geldt dat verdachte ter terechtzitting van de rechtbank van 17 september 2019 heeft verklaard dat hij twee dagen voor de inval door de politie de aangetroffen spullen voor het droge proces van het uitkristalliseren van amfetamine in zijn woning had gelegd. Dit heeft hij ‘samen met hen’ (het hof begrijpt: de mededaders) gedaan. De mededaders konden zelf de woning niet betreden, want alleen verdachte had een sleutel. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat de spullen die aan de [adres 2] zijn aangetroffen van man 1 en man 2 zijn en dat dit niet dezelfde personen zijn als mannen X en K (pg. 149 politiedossier). Van de mannen X en K is nadien overigens gebleken dat dit medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] betrof. De stoffen en voorwerpen bevonden zich derhalve in de machtssfeer van de verdachte. Nu alleen verdachte beschikte over een sleutel van die woning en de mededaders derhalve afhankelijk waren van de toegang door verdachte om bij de voorwerpen en stoffen te geraken was sprake van een ‘gezamenlijke machtsuitoefening’ ten aanzien daarvan, zodat sprake was van het medeplegen van het voorhanden hebben van de voorwerpen en stoffen. Nu verdachte heeft verklaard dat hij vanaf eind maart 2018 wist dat speed werd geproduceerd op het bedrijventerrein dat hij huurde, wist hij dat de ‘spullen voor het droge proces van het uitkristalliseren van amfetamine’ die hij met anderen – die bij de productie van speed op zijn bedrijventerrein waren betrokken – in de schuur van zijn woning had gelegd, aanwezig waren ter voorbereiding en bevordering van het opzettelijk vervaardigen van amfetamine.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde is het hof, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Het wapen is immers aangetroffen in de stacaravan die zich op het bedrijventerrein van de verdachte bevond. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gezien dat het wapen daar aanwezig was, het lag in een open doos en hij heeft het ook uit de doos gepakt, en had ook de feitelijke macht over het wapen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid tot medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplichtigheid tot medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het voorbereiden en bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Het onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het voorbereiden en bevorderden van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het hof is van oordeel dat de onder 1 en 4 bewezenverklaarde feiten en de onder 2 en 4 bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd in eendaadse samenloop.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Door en namens verdachte is verzocht om te volstaan met een straf die, in combinatie met enige beslissing op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, voor wat betreft het onvoorwaardelijk deel niet de duur van de voorlopige hechtenis overstijgt. Volgens de raadsman is verdachte te beschouwen als een slachtoffer dat op momenten verkeerde keuzes heeft gemaakt. Dit handelen rechtvaardigt echter niet een straf zoals de rechtbank deze heeft opgelegd. Nu verdachte bijna 3 jaar vast heeft gezeten moet hij de kans krijgen om zo snel mogelijk te re-integreren in de maatschappij. Gewezen is op de Wet straffen en beschermen, die dit (mede) mogelijk maakt.
Verdachte is medeplichtig aan het medeplegen van de grootschalige en langdurige productie van amfetamine en MDMA door zijn bedrijventerrein daarvoor ter beschikking te stellen en heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het bezit van amfetamine en MDMA, de productie van BMK (de grondstof voor amfetamine) en Apaan (de grondstof voor BMK) en de kristallisatie van amfetamine. Op professionele wijze is een laboratorium ingericht in de kelder van het pand dat was gelegen op het bedrijventerrein dat verdachte huurde ten behoeve van de uitoefening van een autogarage. Ten nadele van de verdachte heeft het hof bij de straftoemeting rekening gehouden met de omvang van dit laboratorium. Uit het dossier volgt dat met de hoeveelheid stoffen die aanwezig waren, synthetische drugs ter waarde van vele miljoenen euro’s geproduceerd zouden kunnen worden. Daarbij geldt dat het laboratorium voorzag in het gehele proces voor de productie van amfetamine en MDMA en dat sprake was van een professioneel samenwerkingsverband. In het algemeen geldt voor verdovende middelen dat deze verslavend zijn en nadelige effecten hebben voor de gebruikers daarvan. Verdachte heeft voor deze nadelige effecten in het geheel geen oog gehad. Bovendien is een feit van algemene bekendheid dat de productie van synthetische drugs de nodige gevaren met zich brengt en maatschappelijke onrust veroorzaakt terwijl het onderhavige laboratorium was gelegen in een woonwijk.
Daarnaast heeft verdachte in strijd met de Wet wapens en munitie ter plaatse een jachtgeweer voorhanden gehad.
Het hof heeft daarnaast geconstateerd dat verdachte, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 oktober 2021, weliswaar onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van (ernstige) strafbare feiten, maar dat van specifieke recidive geen sprake is.
Uit dit uittreksel blijkt eveneens dat verdachte de onderhavige bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd terwijl hij voorwaardelijk in vrijheid was gesteld in een zaak waarin verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar was veroordeeld ter zake van het medeplegen van moord. Verdachte heeft zich met het plegen van de thans bewezenverklaarde feiten ingelaten terwijl hij nog geen jaar voorwaardelijk in vrijheid was gesteld.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor substantiële duur met zich brengt. Het hof is echter tot een beperktere bewezenverklaring gekomen dan de rechtbank, met name voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde. Het hof heeft de rol van de verdachte daarin meer faciliterend van aard geacht en is daarom van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend en geboden is. De tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal op die straf in mindering worden gebracht. Dit oordeel impliceert dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan zich verzetten tegen het opleggen van een straf in de orde van grootte zoals is verzocht door de raadsman.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Inbeslaggenomen voorwerpen
Het hierna te noemen onder de verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp zal worden teruggegeven aan de hieronder te noemen rechtspersoon, [bedrijf] , zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De hierna te noemen onder de verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen aan de verdachte worden teruggegeven omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Door het Openbaar Ministerie is aanvankelijk gevorderd dat het gedeelte van de bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 17-11-2009 onder parketnummer 20-002117-08 opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, geheel (dat wil zeggen: voor een periode van 1947 dagen) zal worden herroepen. Ter terechtzitting van het hof heeft de advocaat-generaal gevorderd dat, conform het vonnis van de rechtbank, kan worden volstaan met herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor een periode van 1095 dagen.
Het hof is van oordeel dat de ernst en omvang van de thans bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd – te weten: in een woonwijk en in de periode dat verdachte in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling zelfs nog contact had met de reclassering – rechtvaardigen dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling gedeeltelijk wordt herroepen voor een periode van 1095 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, de artikelen 47, 48, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 primair, 4 primair en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan [bedrijf] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voertuig, te weten de Renault Kangoo met kenteken [kenteken] .
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een lampenset, een kassabon, een bedrag van € 160,00, een spijkerbroek, drie truien, een muts en twee broeken.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast dat het gedeelte van de bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 17-11-2009 onder parketnummer 20-002117-08 opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog gedeeltelijk, en wel voor de duur van 1095 (duizend vijfennegentig) dagen, wordt ondergaan.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.J.G. Verhaeg en mr. M.B. Mobach, griffiers,
en op 20 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. S. Taalman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.