ECLI:NL:GHSHE:2021:3152

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
200.269.498_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een tweedehands auto en de onderzoeksplicht van de koper

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een koper van een tweedehands auto en de verkoper. De koper, aangeduid als [appellante], had op 20 augustus 2018 een Renault Vel Satis gekocht van de [geïntimeerden] voor € 1.210,-, na inruil van haar oude auto. De auto was 15 jaar oud en had een hoge kilometerstand van 282.057. In de koopovereenkomst was opgenomen dat de koper zich bewust was van de staat van de tweedehands auto en dat zij het risico van gebreken accepteerde. Na de aankoop meldde de koper gebreken en ontbond zij de koopovereenkomst per brief op 8 november 2018. De verkoper betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat de koper niet mocht verwachten dat de auto vrij van gebreken zou zijn, gezien de leeftijd en kilometerstand.

De kantonrechter had de vorderingen van de koper afgewezen, en het hof bevestigde deze beslissing. Het hof oordeelde dat de koper een onderzoeksplicht had en dat zij niet had aangetoond dat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die zij op basis van de overeenkomst mocht hebben. De koper had de auto zonder onderzoek gekocht, en het hof concludeerde dat de verkoper niet aansprakelijk was voor de gebreken die zich na de verkoop openbaarden. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de koper in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.269.498/01
arrest van 19 oktober 2021
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. B.H.A. Augustin te Maastricht,
tegen

1.[de V.O.F] Autogroothandel V.O.F.,gevestigd mede woonplaats hebbende te [gevestigd mede woonplaats] ,

als mede haar vennoten
2.
[geïntimeerde 1] ,gevestigd mede woonplaats hebbende te [gevestigd mede woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde 2] ,gevestigd mede woonplaats hebbende te [gevestigd mede woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk aan te duiden als [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. G.J.E. Schoofs te Heerlen,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 23 juni 2020 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer 7753649 CV EXPL 19-3396 gewezen vonnis van 18 september 2019.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 23 juni 2020 waarbij het hof een mondelinge behandeling (na aanbrengen) heeft bepaald;
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 juli 2020;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord;
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

6.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
6.1.1
[appellante] heeft op 20 augustus 2018 een Renault van het type Vel Satis met kenteken [kenteken] bij [geïntimeerden] gekocht en op 27 augustus 2018 geleverd gekregen voor een prijs van € 1.210,- . Zij heeft haar oude auto ingeruild en daarvoor € 500,- ontvangen, zodat zij € 710,- heeft betaald. De aangekochte Renault was ruim 15 jaar oud en had een kilometerstand van 282.057.
6.1.2
In artikel 11 van de koopovereenkomst staat het volgende:
“Koper is zich ervan bewust dat de aard van de zaak een tweedehands auto betreft, die zeer fors in waarde is gedaald ten opzichte van de nieuwprijs en al meerdere jaren in gebruik is geweest gelet op de kilometerstand. Koper is medegedeeld en zich ervan bewust dat als gevolg van de omstandigheden in vorengenoemde artikelen, koper er niet vanuit mag gaan dat de auto na aankoop vrij van gebreken is dan wel reparatievrij. Koper dient de auto dan ook goed te onderzoeken en accepteert het vorengenoemde risico waarmee rekening is gehouden in de verkoopprijs. Het risico bestaat dat er zich na de koop gebreken kunnen openbaren. Koper aanvaardt dat risico uitdrukkelijk als zijnde de aard van de zaak, een auto met een flink aantal gebruiksjaren.”
6.1.3
Bij brief van 8 november 2018 heeft [appellante] aan [geïntimeerden] bericht dat zij de koopovereenkomst ontbindt.
6.2.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellante] om
1) voor recht te verklaren dat [geïntimeerden] jegens [appellante] aansprakelijk is voor alle schade die [appellante] heeft geleden naar aanleiding van het niet nakomen van de koopovereenkomst;
2) voor recht te verklaren dat de bij brief d.d. 8 november 2018 genoemde buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst rechtsgeldig is verricht, dan wel bij vonnis de ontbinding uit te spreken van de koopovereenkomst d.d. 20 augustus 2018, als tussen partijen gesloten waarbij [geïntimeerden] veroordeeld zal worden tot terugbetaling van de koopprijs;
3) [geïntimeerden] te veroordelen om binnen 14 dagen na het vonnis, tegen bewijs van kwijting, aan [appellante] te betalen een bedrag van € 540,98 ter zake de schade die [appellante] door toedoen van de gebrekkige auto heeft geleden;
4) [geïntimeerden] te veroordelen in de kosten van het geding.
6.2.2.
Aan deze vorderingen heeft [appellante] , kort gezegd, ten grondslag gelegd dat zij binnen een week na aankoop een reparatie aan de auto heeft moeten laten verrichten voor
€ 486,83 ter vervanging van een defecte dynamo en de werkkosten, en zij voorts in datzelfde kader een technische controle heeft moeten laten uitvoeren voor € 54,15 zodat [geïntimeerden] aan [appellante] een non-conforme auto heeft geleverd.
6.2.3.
[geïntimeerden] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter geoordeeld als volgt:
- “(…) dat niet vaststaat, dat de auto die [appellante] van [geïntimeerden] heeft gekocht een defecte dynamo had en dat [appellante] binnen een week na aankoop de auto voor € 486,83 heeft moeten laten repareren. (…) Maar zelfs al ware dit anders, dan nog kan dat geen soelaas bieden. Met hetgeen partijen zijn overeengekomen, meer in het bijzonder hetgeen is bepaald in (…) artikel 11 van de koopovereenkomst, heeft [geïntimeerden] haar aansprakelijkheid immers in verregaande mate beperkt. Juist is weliswaar dat, en [appellante] wijst daar op zichzelf genomen terecht op, gelet op het bepaalde in art. 7:6 jo. 7:17 BW, de verkoper in het kader van een consumentenkoop nog steeds verplichtingen heeft ten aanzien van de kwaliteit van het verkochte object, maar voor de beoordeling van de vraag welke eigenschappen de koper mag verwachten zijn wel de mededelingen van de verkoper van belang. (…) [geïntimeerden] heeft [appellante] vóór de aankoop medegedeeld dat zij er, gelet op de leeftijd van de auto, het aantal gereden kilometers en de prijs, niet van mag uitgaan dat de auto na aankoop vrij van gebreken is en [geïntimeerden] heeft er [appellante] zelfs op gewezen dat [appellante] de auto in dat verband voordien aan een onderzoek moet (laten) onderwerpen. Kennelijk heeft [appellante] dat niet gedaan maar de auto voetstoots gekocht. Onder die omstandigheden kan deze auto, veronderstellenderwijs aannemende dat er in de vorm van een defecte dynamo inderdaad sprake is van een gebrek dat zich (kort) na de aankoop heeft gemanifesteerd, niet als non-conform worden aangemerkt. [appellante] mocht immers niet verwachten dat een gebrek als dit zich
nietzou voordoen.”(rov. 4.2.)
- “ De overige stellingen, onder meer ten aanzien van de klachtplicht ex art. 7:23 BW, kunnen onbesproken blijven. De ontbinding per brief van [appellante] van 8 november 2018 heeft geen doel getroffen. De vorderingen stranden reeds op het zo-even overwogene." (rov. 4.3.).
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.
6.3.
[appellante] heeft in hoger beroep één grief aangevoerd en, naar het hof begrijpt, haar eis gewijzigd in die zin dat zij thans de grondslag van haar vorderingen heeft aangevuld met een subsidiair en meer subsidiair beroep op vernietiging van de algemene voorwaarden respectievelijk de redelijkheid en de billijkheid. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van beide instanties.
de grief en vermeerdering van de grondslag van eis
6.4.
Met haar grief en de toelichting daarop betoogt [appellante]
dat haar een auto is verkocht die total loss was. De auto heeft diverse gebreken. Uit de voertuigdiagnose van 5 februari 2019 blijken, zo stelt [appellante] , de volgende gebreken:
Stekker bobine cilinder vervangen a € 80,-;
Binnenste stuurkogels vervangen a € 370,-;
Lek Carterventilatie a € 110,-;
Krukaskeering vervangen a € 1.300,-;
Lekkage kachelslang a € 335,-;
Retourleiding turbo vervangen a € 540,-;
Slang carter vervangen a € 60,-;
Lekkage stuurbekrachtigingspomp a € 610,-;
Dynamo vervangen a € 425,-;
Storing parkeersensoren;
Bout steun motor mist;
Geen motorkapisolatie.
Het totaal aan gebreken komt volgens haar neer op een schadebedrag van € 3.830,-. Dat is bijna vier maal hoger dan de verkoopwaarde van de auto, aldus [appellante] .
Volgens [appellante] valt voorgaande diagnose binnen een tijdsbestek van 6 maanden na aflevering van de auto en heeft zij reeds vier dagen na aflevering geklaagd over gebreken aan de auto. Op grond van HvJ 4 juni 2015, C-497/13 dient daarom te worden uitgegaan van het vermoeden dat de auto niet beantwoordde aan hetgeen [appellante] ervan mocht verwachten. [appellante] betoogt voorts dat de koopovereenkomst, en derhalve ook artikel 11 van de koopovereenkomst, standaardovereenkomsten zijn en geen uitvloeisel van hetgeen partijen met elkaar hebben besproken. Gedurende de verkoop van de auto is nimmer gesproken over het feit dat deze auto wellicht binnen enkele maanden de geest zou geven.
Naar het hof begrijpt wenst [appellante] toewijzing van haar vorderingen primair op grond van voornoemd vermoeden.
Met haar grief verzoekt [appellante] , subsidiair analoog aan hetgeen geldt voor algemene voorwaarden, om vernietiging dan wel buiten beschouwing laten van artikel 11 van de koopovereenkomst.
Meer subsidiair beroept [appellante] zich met haar grief op de redelijkheid en de billijkheid. Zij hoefde bij aanschaf van de auto niet te verwachten dat zij een auto geleverd zou krijgen die van meet af zware gebreken vertoonde, welke gebreken tezamen zelfs een auto betreffen die total loss is, aldus [appellante] .
Tot slot stelt [appellante] dat het voorstel van [geïntimeerden] om de gebreken te herstellen en de kosten te delen haaks staat op artikel 7:21 lid 2 BW.
6.5
Het hof oordeelt als volgt.
ten aanzien van vermeerdering van de grondslag van eis
6.5.1
Blijkens haar subsidiaire en meer subsidiaire verzoek heeft [appellante] bij memorie van grieven de grondslag van haar eis vermeerderd.
[geïntimeerden] heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze wijziging van de grondslag van eis door [appellante] . Het hof ziet ook geen aanleiding de wijziging van de grondslag van eis ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde grondslag van eis.
ten aanzien van de grief
6.5.2
Het hof stelt het volgende voorop. Artikel 7:18 lid 2 BW luidt als volgt:
Bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet.
6.5.3
Naar het oordeel van het hof verzet de aard van de onderhavige zaak zich er tegen dat wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Het betreft immers naar vaststaat een tweedehands auto van 15 jaar oud met een kilometerstand van 282.057.
Beoordeeld dient te worden of de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst.
6.5.4
Nu [appellante] zich op de rechtsgevolgen van haar stellingen beroept, rust de stelplicht en, bij een voldoende gemotiveerde betwisting, de bewijslast van die stellingen op haar.
Nog daargelaten dat [geïntimeerden] betwist dat de auto enkele dagen na de verkoop mankementen ging vertonen, geldt het volgende. Uit artikel 7:17 lid 2 BW volgt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Verder bepaalt artikel 7:17 lid 2 BW, voor zover relevant, dat de koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn. Voor een auto houdt dat in dat men daarmee moet kunnen rijden/aan het verkeer deelnemen, zo niet dan is mogelijk sprake van non-conformiteit. Op grond van artikel 7:17 lid 5 BW is evenwel geen sprake van non-conformiteit indien de koper ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst met het gebrek bekend was dan wel redelijkerwijs bekend kon zijn. Dat betekent dat op koper een onderzoeksplicht kan rusten. Omdat de koop van de auto door [appellante] een consumentenkoop betreft, geldt dat deze onderzoeksplicht restrictief moet worden uitgelegd (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 juli 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6119). Immers, volgens artikel 2 lid 3 van Richtlijn 1999/44/EG betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, kan er geen sprake zijn van gebrek aan overeenstemming met de overeenkomst “(…)
wanneer het gebrek op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst de consument bekend was of redelijkerwijs niet onbekend kon zijn(…)”.
Vaststaat dat [appellante] op grond van informatie verstrekt door [geïntimeerden] wist dat het een tweedehands auto van 15 jaar oud met een kilometerstand van 282.057 betrof alsook dat [appellante] voor de auto € 1.210,- heeft betaald. Onder deze omstandigheden rustte op [appellante] een onderzoeksplicht. Het lag op grond van voornoemde eigenschappen van de auto immers niet voor de hand dat de auto geheel vrij van gebreken zou zijn. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerden] aan [appellante] mededelingen heeft gedaan die dit anders maken. Daar [appellante] de auto voorafgaand aan de koop niet heeft laten onderzoeken, maar deze voetstoots heeft gekocht, kan niet worden geoordeeld dat de auto niet voldeed aan hetgeen zij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Gesteld noch gebleken is dat met een onderzoek vóór het sluiten van de koopovereenkomst de door [appellante] gestelde gebreken niet aan het licht zouden zijn gekomen. Gezien het voorgaande heeft [appellante] haar stelling dat de auto niet beantwoordt aan hetgeen zij mocht verwachten niet voldoende onderbouwd, nog daar gelaten dat [appellante] geen ter zake dienend bewijsaanbod heeft gedaan, is bewijslevering daarmee niet aan de orde. In zoverre faalt grief 1.
6.5.5
Gezien het voorgaande behoeft niet beoordeeld te worden of artikel 11 van de koopovereenkomst een oneerlijk beding is in de zin van Richtlijn 93/13 EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Op grond van artikel 7:17 lid 2 BW rustte gelet op de aard van de zaak en de mededelingen van de verkoper op [appellante] een onderzoeksplicht. Artikel 11 is niet van belang voor de beoordeling of al dan niet sprake is van non-conformiteit van de auto. Ook faalt gelet op de feit dat het een 15 jaar oude auto betrof het beroep op het vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW. Daarmee behoeft het subsidiaire beroep van [appellante] geen beoordeling.
6.5.6
Gezien al het voorgaande faalt ook het meer subsidiaire beroep van [appellante] op de redelijkheid en billijkheid. Nu [appellante] de auto niet aan een onderzoek heeft onderworpen, heeft zij zelf het risico genomen een auto met gebreken te kopen. Daaraan doet, indien dat het geval is, niet af dat de auto total loss is omdat, naar [appellante] stelt het schadebedrag vier maal hoger is dan de verkoopwaarde van de auto. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat is gesteld noch gebleken dat [geïntimeerden] van de door [appellante] gestelde gebreken wist of behoorde te weten.
6.5.7
Het beroep van [appellante] op artikel 7:21 lid 2 BW behoeft gezien al het voorgaande geen beoordeling.
6.5.8
Nu grief 1 deels faalt en voor het overige geen beoordeling behoeft zal het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigen voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen en [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten.

7.De uitspraak

Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van 18 september 2019 waarvan beroep voor zover dit aan het oordeel
van het hof is onderworpen;
- veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot
op heden aan de zijde van [geïntimeerden] op € 741,- aan griffierecht en op € 1.574,- aan salaris
advocaat;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.W. Vermeulen, Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en P.J. van Eekeren en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 oktober 2021.
griffier rolraadsheer