[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. [appellant] heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis overwogen dat ten aanzien van drie nader in het vonnis genoemde schulden teveel vraagtekens zijn blijven bestaan, zowel voor wat betreft de periode waarin die schulden zijn ontstaan en de manier waarop [appellant] met die schulden is omgegaan. De rechtbank wijst erop dat de WSNP een bijzondere regeling is en dat streng wordt gekeken. De rechtbank heeft in het vonnis met name genoemd de schuld bij RVO ten bedrage van € 4.475,00, en schulden bij [schuldeiser] en de Belastingdienst van in totaal € 11.884,73.
[appellant] is van oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij onvoldoende
duidelijkheid heeft verschaft over deze schulden, zowel voor wat betreft het ontstaan daarvan en de manier waarop hij daarmee is omgegaan.
Ten aanzien van de schuld aan RVO blijkt uit overweging 2.4. in het bestreden vonnis
welke toelichting [appellant] heeft gegeven, wat de aard van de schuld is geweest en dat hij hierover contact heeft gehad met RVO en het met die schuld niet eens is.
Ten aanzien van de schuld aan [schuldeiser] heeft [appellant] ook toegelicht dat het een
huurachterstand betreft, opgenomen in een ontruimingsvonnis. [appellant] heeft verder toegelicht dat dit ontruimingsvonnis, door zijn toedoen, niet is uitgevoerd, onder voorwaarde van indiening van een bewindsverzoek. Dat heeft hij ingediend en er is een bewindvoerster benoemd.
De overweging van de rechtbank in het bestreden vonnis ten aanzien van de belastingschuld
betreft een verrassingsbeslissing. In het vonnis is deze schuld verder niet aan de orde gekomen, laat staan beoordeeld als een schuld ten aanzien waarvan niet duidelijk is geworden waarom deze is ontstaan en hoe [appellant] met die schuld is omgegaan.
[appellant] is daarom van oordeel dat hij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de
schulden in de vijf jaren voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend, voldoende te goeder trouw is geweest. Daarop zien blijkbaar de overwegingen van de rechtbank. [appellant] zal dit hangende het hoger beroep nader toelichten en aannemelijk maken/bewijzen. Voorts is [appellant] in staat om de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen behoorlijk na te komen en zal hij zich inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Ten onrechte heeft daarom de rechtbank in het bestreden vonnis zijn WSNP-verzoek afgewezen.