3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[werkgever] houdt zich bezig met het exploiteren van 62 [bedrijf] , waarbij ongeveer 900 werknemers werkzaam zijn.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] , is op 2 maart 2020 bij [werkgever] in dienst getreden in de functie van assistent manager tegen een loon van € 2.500,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten. De gemiddelde overeengekomen arbeidsduur bedraagt 38 uren per week.
De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van één jaar en kan tussentijds, tegen het einde van de maand, worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van één maand.
Administratief is [werknemer] ondergebracht bij [bedrijf] [vestiging 1] te [locatie 1] maar feitelijk verrichtte hij zijn werk op [bedrijf] [vestiging 2] te [locatie 2] . In zijn functie gaf [werknemer] leiding aan 13 medewerkers.
Medio augustus 2020 is de direct leidinggevende van [werknemer] , de heer [leidinggevende] (hierna: [leidinggevende] ) voor drie weken op vakantie gegaan.
Vanaf medio augustus 2020 is mevrouw [assistent manager] (hierna: [assistent manager] ), de collega assistent manager van [werknemer] voor de afdeling “food”, gestart op de vestiging [vestiging 2] .
Op 8 september 2020 heeft er, op verzoek van [werknemer] , op locatie [vestiging 2] een gesprek plaatsgevonden met de regiomanager, de heer [regiomanager] (hierna: [regiomanager] ), [leidinggevende] en [assistent manager] . In dat gesprek heeft [werknemer] (zonder enig vooroverleg met [leidinggevende] ) aangekaart dat het personeel producten uit de shop nuttigde hetgeen door [regiomanager] als diefstal werd betiteld. Er is toen gesproken over het hanteren van een zerotolerance-beleid. Het te laat komen van personeel is eveneens besproken.
Een dag later is in de werknemers-groepsapp door [leidinggevende] aan alle medewerkers medegedeeld dat alles wat weg moet, ook weg gaat en dat er niets meer mag worden genuttigd of meegenomen. Hij vermeldt daarin ook dat hij in het verleden zelf deze regel heeft overtreden.
Vervolgens heeft [assistent manager] bij [regiomanager] en [leidinggevende] gemeld dat [werknemer] fraudeert met de uren. Hij was in haar optiek meer niet dan wel aanwezig. In haar schriftelijke verklaring geeft zij aan dat [werknemer] op “onze locatie” niet op papier stond en zij daardoor geen inzicht had in de dagelijkse hoeveelheid uren in het personeelsinformatiesysteem “DIGITAL HR”. Zij kon wel zien hoeveel uren [werknemer] op weekbasis maakte. Zij verklaart hiervan te zijn geschrokken nu daarin “40, 42, 46 en soms wel in de 50 uren” stonden.
Naar aanleiding van deze melding heeft [werkgever] het QAT (Quality Assurance Team) ingeschakeld om de melding te onderzoeken.
Op 15 september 2020 heeft [werkgever] , in de personen van [regiomanager] en [leidinggevende] , [werknemer] op staande voet ontslagen wegens het frauderen met de urenverantwoording in de periode van 17 augustus 2020 tot en met 8 september 2020.
Bij brief van 16 september 2020 aan [werkgever] heeft de advocaat van [werknemer] geprotesteerd tegen dit ontslag.
[werkgever] heeft het gegeven ontslag aan [werknemer] bevestigd in de brief van 17 september 2020. Daarin vermeldt [werkgever] onder meer dat er in voormelde periode 143 gewerkte uren staan geregistreerd in Digital HR terwijl [werknemer] in werkelijkheid 113 uur en 21 minuten heeft gewerkt. Er is hierdoor in totaal 29 uren en 39 minuten teveel ingeboekt, aldus [werkgever] .
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [werknemer] in conventie de kantonrechter verzocht om [werkgever] te veroordelen tot betaling van:
de transitievergoeding van € 485,32 althans een ander bedrag,
€ 4.050,00, zijnde het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, dan wel van rechtswege zou zijn geëindigd,
€ 4.455,00 aan billijke vergoeding, althans een ander bedrag en
de wettelijke rente over deze bedragen,
Voorts heeft [werknemer] verzocht om [werkgever] te veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke eindafrekening, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, met veroordeling van [werkgever] in de kosten van deze procedure.
3.2.2.Aan dit verzoek heeft [werknemer] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat er geen dringende reden aan het hem gegeven ontslag op staande voet ten grondslag ligt.
3.2.3.[werkgever] heeft verweer gevoerd en bij wijze van zelfstandig tegenverzoek de kantonrechter verzocht:
een verklaring voor recht uit te spreken dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig een einde heeft genomen per 15 september 2020;
[werknemer] te veroordelen om een bedrag van € 4.050,00 bruto althans een ander bedrag aan [werkgever] te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente,
met veroordeling van [werknemer] in de kosten van deze procedure.