ECLI:NL:GHSHE:2021:290

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
200.268.349_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overeenkomst van aanneming en geschil over gebreken na verwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep over een overeenkomst van aanneming. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 4 augustus 2020, waarin het hof had geoordeeld dat een nadere toelichting van de deskundige noodzakelijk was. De deskundige, de heer [deskundige] van Royal Haskoning DHV, diende zijn rapport van 9 januari 2015 nader toe te lichten. Het hof heeft partijen gevraagd om hun standpunten over de voorgestelde werkwijze van de deskundige te delen, en beide partijen hebben aangegeven hiermee akkoord te gaan.

Het hof heeft in het arrest van 2 februari 2021 de deskundige verzocht om op verschillende punten nadere toelichting te geven, waaronder de oorzaken van plasvorming op het terrein en de herstelkosten die daarmee gemoeid zijn. Tevens is er een comparitie gelast, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten te delen en de deskundige zijn bevindingen te presenteren. De comparitie zal aanvankelijk plaatsvinden in 's-Hertogenbosch, met de mogelijkheid om deze ter plaatse in Deventer voort te zetten indien nodig.

De uitspraak van het hof bevat ook bepalingen over de kosten van de deskundige en de wijze waarop deze kosten door partijen moeten worden gedekt. Het hof heeft de zaak naar de rolzitting van 2 maart 2021 verwezen voor verdere procedurele stappen, waaronder het vaststellen van de verhinderdata van partijen en hun advocaten. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 februari 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.268.349/01
arrest van 2 februari 2021
in de zaak van
[de V.O.F.],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. N.C. van Steijn te Leiden,
tegen
[de vennootschap 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. X.H.C. Woodhouse te Utrecht,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 4 augustus 2020 in het hoger beroep van het eindvonnis van 15 juli 2015 en de tussenvonnissen van 19 september 2012, 19 juni 2013 en 22 januari 2014, door de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, gewezen tussen (aanvankelijk) [de vennootschap 2] . en (later) [de curator] in diens hoedanigheid van curator in het faillissement van [de vennootschap 2] . als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [de vennootschap 1] als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie. Zulks na verwijzing door de Hoge Raad bij arrest van 14 juni 2019 (zaak 18/02003, ECLI:NL:HR:2019:928), bij welk arrest het in hoger beroep in deze zaak gewezen arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 februari 2018 werd vernietigd.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 4 augustus 2020;
  • de akte van [de V.O.F.] van 1 september 2020;
  • de akte van [de vennootschap 1] van 1 september 2020.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof overwogen dat een nadere mondelinge en schriftelijke toelichting door de deskundige, de heer [deskundige] van Royal Haskoning DHV, op diens deskundigenrapport van 9 januari 2015 noodzakelijk is (rov. 3.3.6). Partijen hebben zich uitgelaten over de door het hof voorgestelde werkwijze (rov. 3.3.7), en aangegeven dat zij zich in die werkwijze en in de door het hof geformuleerde vragen kunnen vinden.
6.2.
Het hof heeft in het tussenarrest overwogen op welke punten het hof een nadere toelichting wenst van de deskundige. Het hof zal aan deze punten toevoegen de door [de V.O.F.] in haar akte onder i) voorgestelde aanvulling. De overige door [de V.O.F.] voorgestelde aanvullingen kunnen zo nodig op de comparitie aan de orde komen.
6.3.
Dit betekent dat het hof van de deskundige wenst te vernemen:
(1) waar op het terrein:
(a) de “plasvorming aan de westzijde” plaatsvindt (rapport blz. 13, antwoord 4b) onder I),
(b) de oorzaken van die plasvorming zijn (waar komt het water vandaan?), en waar op foto 00400 en figuur 6 en 7 zich de in antwoord 4b) onder I genoemde kolk bevindt,
(c) het herstel volgens de deskundige moet worden uitgevoerd,
(2) of de plasvorming aan de westzijde wordt veroorzaakt door de werkzaamheden van [de vennootschap 2] (en zo ja, in welke mate) (in aanmerking genomen dat [de vennootschap 2] niet heeft gewerkt op de strook aan de westzijde langs de keerwand),
(3) welk bedrag aan herstelkosten gemoeid is met:
(a) “het verbeteren van de afwatering door herstraten noord/westzijde” (rapport, blz. 14 bovenaan),
(b) “verbeteren afwatering door aanbrengen molgoot” (rapport, blz. 14 bovenaan),
(4) eventuele andere punten die de deskundige in dit stadium van belang acht.
6.4.
Het hof zal een comparitie gelasten, met de volgende werkwijze:
- drie weken voor de comparitie: de deskundige stuurt het hof en partijen een korte aantekening (ongeveer één bladzijde) met zijn nadere toelichting (hij hoort partijen in dit stadium niet en maakt geen rapportage op),
- de deskundige voegt bij zijn korte aantekening een plattegrond ter illustratie met cirkels of andere figuren die de relevante plaatsen aangeven (vragen 1 (a)-(c) hiervoor),
- een week voor de comparitie: partijen dienen een korte reactie (ongeveer één bladzijde) in,
- hof hoort de deskundige en partijen tijdens een enkelvoudige comparitie.
De comparitie zal in eerste instantie plaatsvinden bij het hof in ’s-Hertogenbosch. Indien noodzakelijk kan de comparitie vervolgens op een nader te bepalen datum worden voortgezet ter plaatse in Deventer.
6.5.
Ter dekking van de kosten van de deskundige ter zake van diens voorbereiding van en deelname aan de comparitie zal door partijen, ieder voor de helft, een voorschot (omtrent de hoogte waarvan genoemde deskundige zal worden verzocht zich uit te laten) moeten worden gestort. Omtrent de hoogte van dit voorschot zal nader worden beslist. De comparitie van partijen tevens deskundigenverhoor zal pas plaatsvinden nadat het voorschot door partijen is voldaan.

7.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
verzoekt de deskundige [deskundige] zijn deskundigenrapport nader toe te lichten op de in 6.3 genoemde punten en op de in 6.4 genoemde wijze;
beveelt daartoe een verschijning van partijen – deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die tevens tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is – vergezeld van hun advocaten, voor mr. S.C.H. Molin als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum, met de hiervoor onder 6.4 vermelde doeleinden en op de daar bepaalde wijze;
verzoekt de deskundige [deskundige] uiterlijk op 2 maart 2021 op te geven: i) de kosten verbonden aan het geven van een nadere toelichting op zijn deskundigenrapport, en ii) zijn verhinderdata voor de comparitie van partijen voor de periode mei tot en met september 2021;
bepaalt dat beide partijen na de opgave door de deskundige van diens kosten in de gelegenheid zullen worden gesteld zich hieromtrent uit te laten, waarna het hof de hoogte van het voorschot zal vaststellen en tevens de termijn, waarbinnen het voorschot door partijen, ieder voor de helft, moet zijn voldaan, zal bepalen;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 2 maart 2021 voor opgave door partijen van de verhinderdata van partijen zelf en hun advocaten voor de periode mei tot en met september 2021, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van de verschijning zal vaststellen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, S.C.H. Molin en T.J. Dorhout Mees en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 februari 2021.
griffier rolraadsheer