Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant sub 1] ,2. [appellante sub 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
1.[geïntimeerde sub 1] ,2. [geïntimeerde sub 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/240796 / HA ZA 17/508)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de rolbeslissing van 22 oktober 2019, waarbij de rolraadsheer partijen heeft verzocht zich in de door hen te nemen memories ook uit te laten over de ontvankelijkheid van het hoger beroep;
- de akte van 9 januari 2020 waaruit blijkt dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] een fotoalbum en een envelop met negatieven hebben gedeponeerd ter griffie van het hof;
- de door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] genomen memorie van grieven in principaal hoger beroep, tevens houdende een vermeerdering van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 9;
- de door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] genomen memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, tevens houdende een wijziging van eis in conventie, met producties 1 tot en met 31;
- de door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] genomen memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties 10 tot en met 25.
3.De beoordeling in principaal en incidenteel hoger beroep
- a. [appellant sub 1] heeft op 3 juni 1981 de woning met bijbehorend perceel gelegen aan de [adres appellanten] , kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding woning appellanten] (hierna: perceel [perceel appellanten] ), in eigendom verkregen. [appellant sub 1] was op die datum, en is nog steeds in gemeenschap van goederen gehuwd met [appellante sub 2] . [appellante sub 2] is mede-eigenaar van de onroerende zaak.
- b. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hebben op 31 mei 2002 de woning met bijbehorend perceel aan de [adres geïntimeerden] , kadastraal bekend als gemeente [kadastrale aanduiding woning geïntimeerden] (hierna: perceel [perceel geïntimeerden] ), in eigendom verkregen.
- c. De percelen van partijen zijn naast elkaar gelegen. De woning van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] grenst direct aan de straat en heeft geen voortuin. De woning van [appellant sub 1] en [geïntimeerde sub 2] heeft wel een voortuin en grenst dus niet direct aan de straat. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hebben als productie 3 bij de inleidende dagvaarding een vergroting overgelegd van de kadastrale kaart waarop deze situatie is afgebeeld.
- d. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hebben bij de inleidende dagvaarding een akte van erfdienstbaarheid van 8 december 1982 overgelegd. Volgens de tekst van deze akte hebben de rechtsvoorgangers van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , de [rechtsvoorgangers van geïntimeerden 1] , op die datum een erfdienstbaarheid gevestigd ten laste van perceel ( [perceel geïntimeerden] ) en ten behoeve van het perceel van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] ( [perceel appellanten] ). In de akte van vestiging van de erfdienstbaarheid staat het volgende opgenomen (productie 5 bij dagvaarding):
- e. De voortuin van de woning van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] liep ten tijde van het geding in eerste aanleg door tot tegen de zijgevel van de woning van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] . Eind 2014 is daarover tussen partijen discussie ontstaan. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hebben zich op het standpunt gesteld dat een strook grond naast de zijgevel van hun woning tot hun perceel behoort en dus door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] moet worden ontruimd. Namens [appellant sub 1] en [appellante sub 2] heeft hun advocaat bij brief van 16 maart 2015 aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] meegedeeld dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] door verjaring eigenaar zijn geworden van de betreffende strook grond.
- f. Op verzoek van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] heeft het kadaster op 24 november 2016 de kadastrale grens tussen de percelen [perceel appellanten] en [perceel geïntimeerden] vastgesteld. De bevindingen van het kadaster zijn neergelegd in een relaas van bevindingen van 24 november 2016. Onderdeel van het relaas van bevindingen zijn twee tekeningen: schets A op blz. 3 en schets B op blz. 4 van het relaas van bevindingen. Op beide schetsen is de oorspronkelijke kadastrale grens tussen de percelen aangegeven met een dikke stippellijn.
- g. Uit schets A blijkt dat een strook grond gelegen naast de woning van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , maar op dat moment als voortuin in gebruik bij [appellant sub 1] en [appellante sub 2] , tot het kadastrale perceel van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] behoort. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hebben deze strook grond met een dikke rode streep aangeduid op productie 3 bij de inleidende dagvaarding. De strook loopt van de straat ( [straat] ) tot aan de aanbouw bij de woning van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] . Het hof zal deze strook grond hierna aanduiden als de strook grond bij het voorste deel van de perceelsgrens.
- h. Uit de schetsen A en B blijkt dat de uitbouw van de woning van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] gedeeltelijk, van het op de schetsen genoemde punt 7 tot punt 8, op het kadastrale perceel van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] staat. Het hof zal het hier gelegen deel van de perceelsgrens aanduiden als het middelste deel van de perceelsgrens.
- i. Het deel achter het middelste deel van de perceelsgrens zal het hof aanduiden als het achterste deel van de perceelsgrens. Ten aanzien van dat deel van de perceelsgrens blijkt uit schets B dat geheel of ten dele op het kadastrale perceel van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] staan:
- de dichte houten schutting van punt 8 tot punt 45 en de daartoe behorende houten schuttingpaal die is aangeduid met 45;
- de open afscheiding (rasterwerk met begroeiing) die van houten schuttingpaal 45 via houten schuttingpalen 46 en 47 naar houten schuttingpaal 48 loopt;
- de stenen pilaren die zijn aangeduid met nummers 50 en 51, en die de hoekpunten vormen van de carport van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] .
- 1. een verklaring voor recht dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] eigenaar zijn van de strook grond naast hun woning, zoals met rood ingekleurd op de kadastrale kaart die is overgelegd als productie 3 bij de dagvaarding;
- 2.
subsidiair:voor zover [appellant sub 1] en [appellante sub 2] de onder 1 bedoelde strook grond door verjaring zouden hebben verkregen, hen bij wege van schadevergoeding te veroordelen tot afgifte van de eigendom van deze strook grond binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, met veroordeling van hen tot ontruiming van de strook grond op straffe van verbeurte van een dwangsom;
meer subsidiair: voor zover [appellant sub 1] en [appellante sub 2] de onder 1 bedoelde strook grond door verjaring zouden hebben verkregen en hun belangen bij het behouden van de grond zwaarder mochten wegen dan de belangen van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] bij teruglevering van de strook grond, [appellant sub 1] en [appellante sub 2] te veroordelen tot (gedeeltelijke) schadevergoeding in geld, op te maken bij staat;
- 5. veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen teneinde op de huidige erfgrens tussen de percelen [perceel geïntimeerden] en [perceel appellanten] , vanaf het punt 45 tot en met 64, zoals opgenomen in het relaas van bevindingen van het Kadaster, een houten ondoorzichtige schutting van twee meter hoog op te richten, subsidiair een houten ondoorzichtige schutting van twee meter hoog met ondoorzichtig glas van punt 46 tot 48 op te richten, onder welke medewerking ook begrepen moet worden de verwijdering van het op de erfgrens aanwezige klimophekwerk en beplanting en het ter beschikking stellen van een strook grond, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, met machtiging van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] om bij gebreke van medewerking vanaf 30 dagen na dit vonnis deze werkzaamheden zelf te doen uitvoeren;
- 6. veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] tot het voor de helft bijdragen in de kosten van het oprichten van de onder 5 bedoelde schutting, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met wettelijke rente;
primair:een verklaring voor recht dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] eigenaar zijn van de strook grond vanaf de erfafscheiding aan de zijde van perceel [perceel geïntimeerden] vanaf het punt 7 tot en met 54 zoals weergegeven in het relaas van bevindingen van het Kadaster, althans dat voorgenoemde strook grond wordt overgedragen aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] met veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis op eerste verzoek van de door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in te schakelen notaris onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de levering van voornoemd gedeelte van het registergoed, kadastraal bekend als [perceel appellanten] , aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , met bepaling dat indien [appellant sub 1] en [appellante sub 2] niet voldoen aan deze veroordeling, het vonnis in de plaats treedt van hun handtekening onder de leveringsakte zodat de levering zal plaatsvinden door inschrijving van dit vonnis samen met de notariële akte in de daartoe bestemde openbare registers,
subsidiair:een verklaring voor recht dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] een recht van erfdienstbaarheid hebben voor het gebruik van de onder 8, primair bedoelde strook grond, met de veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis op eerste verzoek van de door [geïntimeerde sub 1] c.s. in te schakelen notaris onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan de registratie van deze erfdienstbaarheid, met bepaling dat indien [appellant sub 1] en [appellante sub 2] niet aan deze veroordeling voldoen, het vonnis in de plaats treedt van hun handtekening onder de vestigingsakte zodat de inschrijving van de erfdienstbaarheid kan plaatsvinden door inschrijving van het vonnis samen met de notariële akte in de daartoe bestemde openbare registers;
- 9. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] te verbieden om de onder 8, primair bedoelde strook grond te (doen) betreden, te (doen) gebruiken, te (doen) vervuilen of op enige wijze inbreuk te maken op het eigendomsrecht, subsidiair het recht van erfdienstbaarheid van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- 10. Althans een door de rechtbank in goede justitie nader vast te stellen voorziening te treffen.
- 1. een verklaring voor recht dat [appellant sub 1] eigenaar is van de perceelgedeelten ingetekend op schets B van het relaas van bevindingen van het Kadaster, waarop zich de uitbouw van de woning van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] gedeeltelijk – van punt 7 tot punt 8 –, de dichte houten schutting van punt 8 tot punt 46 en de daar toebehorende houten schuttingpaal nummer 45, de open afscheiding van punt 47 tot het einde van het perceel, de houten schuttingpaal nummer 48 en de stenen pilaren nummers 50 en 51 gedeeltelijk bevinden;
- 2.
subsidiair:voor zover er sprake zou zijn van verkrijgen door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] van deze perceelgedeelten, [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] bij wege van schadevergoeding te veroordelen om deze perceelgedeelten binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis aan [appellant sub 1] in eigendom over te dragen, en om deze perceelgedeelten te ontruimen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- 4. veroordeling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] om elke handeling waardoor inbreuk wordt gemaakt op de bij akte d.d. 8 december 1982 gevestigde erfdienstbaarheid tot het hebben van uitzicht uit en het ontvangen van licht door de ramen die zich in de zijgevels van de woning van [appellant sub 1] bevinden, achterwege te laten en om alle van hunnentwege aangebrachte beplanting, die de uitoefening van deze erfdienstbaarheid belemmert, te verwijderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- 5. veroordeling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in de kosten van het geding in reconventie.
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] zijn niet door verkrijgende verjaring als bedoeld in artikel 3:99 BW eigenaar geworden van de strook grond bij het voorste deel van de perceelsgrens omdat zij door raadpleging van de registers bekend hadden kunnen zijn met de ligging van de perceelsgrens, en dus niet te goeder trouw zijn (rov. 4.5).
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] zijn wel door verkrijgende verjaring op de voet van de artikelen 3:306 en 3:105 BW eigenaar geworden van de betreffende strook grond, omdat zij zich meer dan 20 jaar aaneengesloten als bezitter van de strook grond hebben gedragen (rov. 4.6 en 4.7).
- Partijen dienen zich nader uit te laten over de stelling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld door de strook grond in bezit te nemen en dat zij de strook grond daarom aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] moeten terugleveren (rov. 4.9).
- De vorderingen ter zake de erfdienstbaarheid (vordering 4 in conventie en vordering 4 in reconventie) zullen bij het eindvonnis worden afgewezen (rov. 4.11 tot en met 4.14).
- De eis in reconventie is alleen door [appellant sub 1] ingesteld en niet mede door [appellante sub 2] (rov. 1.3).
- [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hebben hun vorderingen in conventie terecht mede gericht tegen [appellante sub 2] als mede-eigenaar van perceel [perceel appellanten] . Het verweer van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] dat alleen [appellant sub 1] eigenaar van dat perceel is en dat [appellante sub 2] ten onrechte in deze procedure is betrokken, gaat niet op (rov. 2.6).
- Omdat in het tussenvonnis van 1 augustus 2018 al is geoordeeld dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] de strook grond bij het voorste deel van de perceelsgrens door bevrijdende verjaring hebben gekregen, zijn de in conventie onder 1 gevorderde verklaring voor recht en de onder 2 primair gevorderde ontruiming niet toewijsbaar (rov. 2.11).
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] waren er in elk geval vanaf 1994 van op de hoogte dat de betreffende strook grond niet tot hun perceel behoorde. De afspraken die zij over het gebruik van de grond hebben gemaakt met de rechtsvoorgangers van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , regaderen [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] niet. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] zijn de strook grond vanaf 2002 blijven gebruiken, wetende dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] daarvan eigenaar waren geworden, zonder [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] van hun eigendomsrecht op de hoogte te stellen. Dit is onrechtmatig. De in conventie onder 2 subsidiair gevorderde (terug)levering van de strook grond is daarom toewijsbaar (rov. 2.12).
- Ook de onder 2 subsidiair gevorderde ontruiming van de strook grond op straffe van verbeurte van een dwangsom is toewijsbaar (rov. 2.13).
- Hetgeen [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in conventie onder 5 en 6 hebben gevorderd ter zake een bij het achterste deel van de perceelsgrens te plaatsen erfafscheiding is niet toewijsbaar. De erfdienstbaarheid van het hebben van uitzicht en het ontvangen van licht zou feitelijk worden omzeild als de door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] gevorderde ondoorzichtige schutting zou worden geplaatst, terwijl [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] niet duidelijk hebben gemaakt over welk deel de erfdienstbaarheid zich precies uitstrekt (rov. 2.18).
- [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] zijn door verjaring eigenaar geworden van die delen van het perceel van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] bij het achterste deel van de perceelsgrens waarop zich delen van de woninguitbouw, het terras, de carport en het schuurtje bevinden. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] en hun rechtsvoorgangers hebben niet onrechtmatig gehandeld door deze delen in bezit te nemen en te houden. Het in conventie onder 8 primair en onder 9 gevorderde is daarom toewijsbaar, terwijl het in reconventie onder 1, 2 primair en 3 gevorderde moet worden afgewezen (rov. 2.24).
- De in reconventie onder 2 subsidiair gevorderde schadevergoeding is niet toewijsbaar (rov. 2.25).
- De in conventie onder 9 gevorderde dwangsom zal worden toegewezen (rov. 2.26).
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] moeten als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het geding in conventie worden veroordeeld. [appellant sub 1] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het geding in reconventie (rov. 2.27).
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] veroordeeld tot (terug)levering van de strook grond bij het voorste deel van de perceelsgrens, zoals met rood ingekleurd op de kadastrale kaart die als productie 3 is overgelegd bij de dagvaarding, aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] (vordering 2 subsidiair in conventie, onderdeel 3.1 van het dictum);
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] veroordeeld tot ontruiming van die strook grond, op straffe van verbeurte van een dwangsom (vordering 2 subsidiair in conventie, onderdeel 3.2 van het dictum);
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] verboden de betreffende strook grond te (doen) betreden, te (doen) gebruiken, te (doen) vervuilen of op enige wijze inbreuk te maken op het eigendomsrecht van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom (vordering 3 in conventie, onderdeel 3.3 van het dictum);
- voor recht verklaard dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] eigenaar zijn van de strook grond vanaf de erfafscheiding aan de zijde van perceel [perceel geïntimeerden] vanaf punt 7 tot en met 54, zoals weergegeven in het relaas van bevindingen van het Kadaster, en [appellant sub 1] en [appellante sub 2] veroordeeld om binnen drie maanden na betekening van het vonnis op eerste verzoek van de door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in te schakelen notaris onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan de levering van dit gedeelte van het registergoed, kadastraal bekend als [perceel appellanten] , aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , en bepaald dat indien [appellant sub 1] en [appellante sub 2] niet voldoen aan deze veroordeling, het vonnis in de plaats treedt van hun handtekening onder de leveringsakte zodat de levering zal plaatsvinden door inschrijving van het vonnis samen met de notariële akte in de daartoe bestemde openbare registers (vordering 8 primair in conventie, onderdeel 3.4 van het dictum);
- [appellant sub 1] en [geïntimeerde sub 2] verboden om de strook grond, vanaf punt 7 tot en met 54, zoals weergegeven in het relaas van bevindingen van het Kadaster, behorende tot het perceel [perceel geïntimeerden] , te (doen) betreden, te (doen) gebruiken, te (doen) vervuilen of op enige wijze inbreuk te maken op het eigendomsrecht van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom (vordering 9 in conventie, onderdeel 3.5 van het dictum),
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in de proceskosten van het geding in conventie veroordeeld (onderdeel 3.6 van het dictum);
- het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard (onderdeel 3.7 van het dictum);
- het in conventie meer of anders gevorderde afgewezen (onderdeel 3.8 van het dictum).
- A. afwijzing van de vorderingen 1, 2 en 3 van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in conventie;
- B. veroordeling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] om de bij de vorderingen 1, 2 en 3 in conventie bedoelde strook grond te ontruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- C. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te verbieden de bij de vorderingen 1, 2 en 3 in conventie bedoelde strook grond te (doen) betreden, te (doen) gebruiken, te (doen) vervuilen of op enigerlei wijze inbreuk te maken op het eigendomsrecht van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- D. veroordeling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] om aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] de door hen betaalde proceskosten ad € 3.053,68 terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de betaling tot de dag van de terugbetaling;
- E. veroordeling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] om elke handeling waardoor inbreuk wordt gemaakt op de bij akte d.d. 8 december 1982 gevestigde erfdienstbaarheid tot het hebben van uitzicht uit en het ontvangen van licht door de ramen die zich in de zijgevels van de woning van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] bevinden, achterwege te laten en om daar waar zich deze vensters bevinden alle door hen geplaatste boompjes in potten en struiken in hun border te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- F. een verklaring voor recht dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] eigenaren zijn van de stroken grond gelegen tussen de stenen pilaren van de carport van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , nummers 49 en 50 resp. 51 en 52, als weergegeven in het relaas van bevindingen van het Kadaster, en van de strook van de laatste stenen pilaar van deze carport (nummer 51-52) tot het einde van het perceel (nummer 54), met veroordeling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] om binnen drie maanden na de betekening van het te wijzen arrest op eerste verzoek van de door [appellant sub 1] c.s. in te schakelen notaris onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de levering van het gedeelte van het perceel [perceel geïntimeerden] , voor zover voornoemde stroken daar deel van uitmaken, aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] , met bepaling dat indien [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] niet aan deze veroordeling voldoen, het arrest in de plaats treedt van de leveringsakte, zodat de levering zal plaatsvinden door inschrijving van het arrest in de daartoe bestemde openbare registers;
- G. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te veroordelen om de onder F. vermelde stroken grond met al de hunnen en al het hunne te ontruimen en ontruimd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- H. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te verbieden om de onder A. (hof: bedoeld is kennelijk onder F.) vermelde stroken grond te (doen) betreden, te (doen) gebruiken, te (doen) vervuilen of op enige wijze inbreuk te maken op het eigendomsrecht van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- I. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te veroordelen om binnen 14 dagen na de betekening van het te wijzen arrest volledige medewerking te verlenen aan het voor gezamenlijke rekening oprichten van een scheidsmuur vanaf de uitbouw van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] – punt 8 op de kadasterschets – tot nummer 54 aan het einde van de percelen, en wel daar waar zich volgens het vonnis van de rechtbank nu de eigendomsgrens bevindt, als met geel ingetekend op de aan de bij de memorie van grieven gevoegde uitvergroting van schets B van het kadaster, welke scheidsmuur 180 cm, subsidiair 200 cm, hoog zal zijn, gemeten vanaf de aarde op de eigendomsgrens, en zal bestaan uit een ondoorzichtige houten schutting, behoudens ter plaatse van het woonkamerraam van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] van punt 46 tot 48 op de kadasterschets, subsidiair over een lengte van 3 meter, waar deze zal bestaan uit ‘crepi figuur(veiligheids)glas’, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met bepaling dat bij gebreke van deze medewerking [appellant sub 1] en [appellante sub 2] gerechtigd zullen zijn om deze scheidsmuur zelf te doen oprichten en veroordeling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] om de helft van de kosten van deze scheidsmuur aan [appellant sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te betalen;
- J. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te verbieden om na het realiseren van de onder I. vermelde scheidsmuur binnen 2 meter daarvan bomen, heesters of heggen te hebben, die de hoogte van de scheidsmuur te boven gaan, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- K. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te veroordelen om de camera’s die op het perceel van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] gericht zijn, te verwijderen, althans zo te installeren dat deze niet meer op het perceel van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] gericht zijn, en om de lampen op hun terras te verwijderen, althans zo te installeren dat deze niet meer in de woonkamer van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] schijnen, en ook overigens geen onrechtmatige inbreuk meer te maken op de privacy van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- L. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties.
primair:een verklaring voor recht dat de erfdienstbaarheid van 8 december 1982 primair niet-existent is dan wel is opgeheven;
subsidiair:een verklaring voor recht dat deze erfdienstbaarheid geen grondslag vormt voor [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om enig recht aan te ontlenen of op te baseren
meer subsidiair:een verklaring voor recht dat de erfdienstbaarheid nader bepaald en uitgelegd moet worden, dan wel gewijzigd moet worden en te bepalen dat de erfdienstbaarheid enkel en alleen ziet op het hebben en houden van een raam in de zijgevel van de woning aan de [adres appellanten] en het hebben van uitzicht uit dit raam en het ontvangen van licht door dit raam en dat de erfdienstbaarheid geen enkele andere beperking of belasting constitueert voor het perceel aan de [adres geïntimeerden] , en voor recht te verklaren dat tussen deze twee percelen een scheidsmuur ter hoogte van 2 meter kan worden opgericht ex artikel 5:49 BW;
nog meer subsidiair:de erfdienstbaarheid en de rechten en plichten die voortvloeien uit deze erfdienstbaarheid nader te bepalen en vast te leggen zoals het hof in goede justitie vermeent te bepalen, met veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om binnen 14 dagen na betekening van dit arrest op eerste verzoek van de door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in te schakelen notaris onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de opheffing of wijziging van de erfdienstbaarheid en met bepaling dat, indien [appellant sub 1] en [appellante sub 2] niet aan deze veroordeling voldoet, het arrest in de plaats treedt van de rechtshandelingen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] en van de handtekening van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] , teneinde de erfdienstbaarheid op te heffen dan wel te wijzigen door inschrijving van dit arrest samen met de erfdienstbaarheid in de daartoe bestemde openbare registers;
- 2. een verklaring voor recht dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] eigenaar zijn van de grond onder de carport, lopende aan de buitenzijde van deze carport van punt 50 langs het punt 51, rechtstreeks naar het punt 54 (de erfgrens aan de straatzijde), althans in goede justitie de erfgrens rondom de carport nader te bepalen, met veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om binnen 14 dagen na betekening van dit arrest op eerste verzoek van de door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in te schakelen notaris onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de levering van voornoemd gedeelte van perceel [perceel appellanten] aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , met bepaling dat, indien [appellant sub 1] en [appellante sub 2] niet aan deze veroordeling voldoen, dit arrest in de plaats treedt van de rechtshandelingen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] en van de handtekeningen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in de leveringsakte, zodat de levering zal plaatsvinden door inschrijving van dit arrest samen met de notariële akte in de daartoe bestemde openbare registers, en [appellant sub 1] en [appellante sub 2] te veroordelen voornoemd gedeelte van het perceel te ontruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en [appellant sub 1] en [appellante sub 2] te verbieden om de grond onder de carport te (doen) betreden, te (doen) vervuilen of op enige wijze inbreuk te maken op het eigendomsrecht van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- 3. een verklaring voor recht dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] de blauwe regen bij de carport inclusief takken en wortels mag (doen) verwijderen binnen een maand na het wijzen van het arrest met veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om binnen veertien dagen na het eerste verzoek de kosten van verwijdering te voldoen op het door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] aan te wijzen rekeningnummer, met veroordeling van [appellant sub 1] om na deze termijn tevens de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim en de incassokosten te voldoen, althans te bepalen zoals het hof in goede justitie vermeent;
- 4. een verklaring voor recht dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] het recht hebben om op de voet van artikel 5:49 BW te vorderen dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] meewerken aan de oprichting van een scheidsmuur en voor een gelijk deel bijdragen aan de kosten, dan wel [appellant sub 1] en [appellante sub 2] te veroordelen om medewerking te verlenen aan het realiseren van de scheidsmuur van 2 meter hoog, gemeten vanaf de aarde op de eigendomsgrens, gelijk aan de scheidsmuur zoals getoond in productie 30, tussen de percelen van de [adres appellanten] en [adres geïntimeerden] vanaf het punt 45 uit het relaas van bevindingen van het Kadaster, tot aan het einde van beide percelen, met inachtneming van hetgeen het hof op grond van het onder 2 gevorderde zal bepalen, met veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om op hun perceel de grond vrij te maken en ter beschikking te stellen rondom en waar de scheidsmuur zal worden opgericht door een door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] aan te wijzen aannemer, met het verbod om de realisatie van de scheidsmuur te hinderen of te vertragen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, althans te bepalen zoals het hof in goede justitie vermeent, en met veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om binnen veertien dagen na het eerste verzoek de helft van de kosten van de realisatie, onder welke kosten mede worden verstaan eventuele vergunningskosten, te voldoen op het door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] aan te wijzen rekeningnummer, met veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om na deze termijn tevens de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim en de incassokosten te voldoen, althans te betalen nader op te maken bij staat en te vermeerderen met wettelijke rente, althans te bepalen zoals het hof in goede justitie vermeent;
- 5. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] te veroordelen om binnen 14 dagen na de betekening van het te wijzen arrest volledige medewerking te verlenen aan het voor gezamenlijke rekening oprichten van een hek, zoals bedoeld in productie 31, van 50 centimeter hoog, gemeten vanaf de aarde op de eigendomsgrens rondom de strook grond bij het voorste deel van de perceelsgrens, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met bepaling dat bij gebreke van deze medewerking, [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] gerechtigd zijn om dit hek zelf te doen oprichten met veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om de helft van de kosten van dit hek aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te betalen, althans te bepalen zoals het hof in goede justitie vermeent;
- 6. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] te verbieden om onrechtmatig te handelen jegens [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom, althans te bepalen zoals het hof in goede justitie vermeent;
- 7. met veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in de proceskosten.
- de veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] tot ontruiming van die strook grond, op straffe van verbeurte van een dwangsom (vordering 2 subsidiair in conventie, onderdeel 3.2 van het dictum);
- het in onderdeel 3.3 van het dictum ten aanzien van die strook grond aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] opgelegde verbod op straffe van verbeurte van een dwangsom (vordering 3 in conventie);
- de afwijzing van de onvoorwaardelijke vordering 4 in reconventie;
- de veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in de proceskosten van de gedingen in conventie en in reconventie.
- de onderdelen 3.1 tot en met 3.3 van het dictum (de beslissingen in conventie over de strook grond bij het voorste deel van de perceelsgrens);
- de onderdelen 3.4 en 3.5 van het dictum (de beslissingen in conventie over de strook grond bij het middelste en achterste deel van de perceelsgrens);
- de afwijzing van de vorderingen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in reconventie (onderdeel 3.9 van het dictum);
- de veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in de proceskosten in conventie en in reconventie (onderdelen 3.6 en 3.10 van het dictum).
- voor recht heeft verklaard dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] eigenaar zijn van de strook grond vanaf de erfafscheiding aan de zijde van perceel [perceel geïntimeerden] vanaf punt 7 tot en met 54, zoals weergegeven in het relaas van bevindingen van het Kadaster;
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] heeft veroordeeld om binnen drie maanden na betekening van het vonnis op eerste verzoek van de door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in te schakelen notaris onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan de levering van dit gedeelte van het registergoed, kadastraal bekend als [perceel appellanten] , aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] ;
- heeft bepaald dat indien [appellant sub 1] en [appellante sub 2] niet voldoen aan deze veroordeling, het vonnis in de plaats treedt van hun handtekening onder de leveringsakte zodat de levering zal plaatsvinden door inschrijving van het vonnis samen met de notariële akte in de daartoe bestemde openbare registers.
- de beslissingen van de rechtbank over de strook grond bij het voorste deel van de perceelsgrens (grieven I en III);
- de afwijzing van hetgeen [appellant sub 1] in reconventie onder 4 heeft gevorderd over de erfdienstbaarheid (grief II);
- de veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in de proceskosten in conventie en in reconventie (grief IV).
- De rechtbank heeft een plaatsopneming en bezichtiging gehouden. De rechtbank heeft daarvan een duidelijk proces-verbaal opgemaakt dat voorzien is van meerdere foto’s van de situatie bij de verschillende delen van de perceelsgrens, waaronder het deel waar de erfdienstbaarheid betrekking op heeft.
- De in rov. 3.1.2 onder c genoemde vergroting van de kadastrale kaart geeft een globaal overzicht van de situatie ter plaatse.
- De schetsen A en B bij het relaas van bevindingen van het kadaster van 24 november 2016 geven een nauwkeurig overzicht van de mate waarin bij het voorste, het middelste en het achterste deel van de perceelsgrens sprake is van overschrijdingen van de kadastrale grens.
- Beide partijen hebben meerdere foto’s overgelegd van de situatie bij de in geschil zijnde delen van de perceelsgrens.
“vanaf de erfafscheiding aan de zijde van perceel [perceel geïntimeerden] vanaf punt 7 tot en met 54, zoals weergegeven in het relaas van bevindingen van het Kadaster”. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben tegen die beslissing geen grief gericht in principaal hoger beroep. Ook in de vermeerderde eis van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] ligt geen voldoende duidelijke grief tegen de beslissing besloten. Ook [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hebben de beslissing over het middelste en achterste deel van de perceelsgrens niet aangevochten in incidenteel hoger beroep. In dit hoger beroep staat dus vast dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] eigenaar zijn van de strook grond vanaf de erfafscheiding aan de zijde van perceel [perceel geïntimeerden] vanaf punt 7 tot en met 54, zoals weergegeven in het relaas van bevindingen van het Kadaster.
- de in principaal hoger beroep door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] geformuleerde vorderingen F, G en H in reconventie ter zake de strook grond tussen de stenen pilaren van de carport en de strook grond van de laatste stenen pilaar tot het einde van het perceel;
- grief II van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in incidenteel hoger beroep en onderdeel 2 van hun vermeerderde eis in conventie ter zake de grond onder de carport.
- de in principaal hoger beroep geformuleerde vorderingen F, G en H in reconventie en grief II in incidenteel hoger beroep (vordering 2 in conventie): de grond onder en bij de carport (rov. 3.11.1 tot en met 3.11.8);
- grief III in incidenteel hoger beroep (vordering 3 in conventie): verwijdering van de blauwe regen bij de carport (rov. 3.12.1 tot en met 3.12.6);
- grief II in principaal hoger beroep en vordering E in reconventie: een verbod tot het maken van inbreuk op de erfdienstbaarheid (rov. 3.13.1 tot en met 3.13.4);
- grief I in incidenteel hoger beroep (vordering 1 in conventie): afschaffing / wijziging / inperking van de erfdienstbaarheid (rov. 3.14.1 tot en met 3.16.7);
- grief IV in incidenteel hoger beroep (vordering 4 in conventie) en de in principaal hoger beroep geformuleerde vordering I in reconventie: oprichting van een scheidsmuur bij het achterste deel van de perceelsgrens, alsmede vordering J in reconventie ter zake beplanting nabij de bij het achterste deel van de perceelsgrens te realiseren erfafscheiding (rov. 3.17.1 tot en met 3.17.12);
- de in principaal hoger beroep geformuleerde vordering K in reconventie en grief VI in incidenteel hoger beroep (vordering 6 in conventie): vorderingen over en weer ter zake het respecteren van elkaars privacy (rov. 3.18.1 tot en met 3.18.3);
- grieven I en III in principaal hoger beroep en de in principaal hoger beroep geformuleerde vorderingen B en C in reconventie: de strook grond bij het voorste deel van de perceelsgrens (rov. 3.19.1 tot en met 3.19.15);
- grief V in incidenteel hoger beroep (vordering 5 in conventie): een hek bij het voorste deel van de perceelsgrens rov. 3.20.1 tot en met 3.20.3);
- grief IV in principaal hoger beroep: de proceskosten in conventie en reconventie (rov. 3.21.1 tot en met 3.21.4).
- de in principaal hoger beroep door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] geformuleerde vorderingen F, G en H in reconventie ter zake de strook grond tussen de stenen pilaren van de carport en de strook grond van de laatste stenen pilaar tot het einde van het perceel;
- grief II van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in incidenteel hoger beroep en vordering 2 in conventie ter zake de grond onder de carport.
- G. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te veroordelen om de onder F. vermelde stroken grond met al de hunnen en al het hunne te ontruimen en ontruimd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- H. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te verbieden om de onder A. (hof: bedoeld is kennelijk onder F.) vermelde stroken grond te (doen) betreden, te (doen) gebruiken, te (doen) vervuilen of op enige wijze inbreuk te maken op het eigendomsrecht van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom.
primair:een verklaring voor recht dat de erfdienstbaarheid van 8 december 1982 primair niet-existent is dan wel is opgeheven;
subsidiair:een verklaring voor recht dat deze erfdienstbaarheid geen grondslag vormt voor [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om enig recht aan te ontlenen of op te baseren
meer subsidiair:een verklaring voor recht dat de erfdienstbaarheid nader bepaald en uitgelegd moet worden, dan wel gewijzigd moet worden en te bepalen dat de erfdienstbaarheid enkel en alleen ziet op het hebben en houden van een raam in de zijgevel van de woning aan de [adres appellanten] en het hebben van uitzicht uit dit raam en het ontvangen van licht door dit raam en dat de erfdienstbaarheid geen enkele andere beperking of belasting constitueert voor het perceel aan de [adres geïntimeerden] , en voor recht te verklaren dat tussen deze twee percelen een scheidsmuur ter hoogte van 2 meter kan worden opgericht ex artikel 5:49 BW;
nog meer subsidiair:de erfdienstbaarheid en de rechten en plichten die voortvloeien uit deze erfdienstbaarheid nader te bepalen en vast te leggen zoals het hof in goede justitie vermeent te bepalen, met veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] om binnen 14 dagen na betekening van dit arrest op eerste verzoek van de door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in te schakelen notaris onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de opheffing of wijziging van de erfdienstbaarheid en met bepaling dat, indien [appellant sub 1] en [appellante sub 2] niet aan deze veroordeling voldoen, het arrest in de plaats treedt van de rechtshandelingen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] en van de handtekening van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] , teneinde de erfdienstbaarheid op te heffen dan wel te wijzigen door inschrijving van dit arrest samen met de erfdienstbaarheid in de daartoe bestemde openbare registers.
- wijziging van de erfdienstbaarheid in die zin dat de erfdienstbaarheid alleen ziet op het hebben en houden van een raam in de zijgevel van de woning aan de [adres appellanten] , en dat de erfdienstbaarheid geen enkele andere beperking of belasting constitueert voor het perceel aan de [adres geïntimeerden] ;
- een verklaring voor recht dat tussen de percelen van partijen een (naar het hof begrijpt, ondoorzichtige en niet licht doorlatende) scheidsmuur ter hoogte van 2 meter kan worden opgericht ex artikel 5:49 BW.
- a. op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de erfdienstbaarheid niet van de eigenaar van het dienende erf kan worden gevergd:
- b. indien ten minste twintig jaren na het ontstaan van de erfdienstbaarheid zijn verlopen en het ongewijzigd voortbestaan van de erfdienstbaarheid in strijd is met het algemeen belang.
- grief IV in incidenteel hoger beroep: vordering 4 in conventie: oprichting van een scheidsmuur bij het achterste deel van de perceelsgrens
- vordering I in reconventie: oprichting van een scheidsmuur bij het achterste deel van de perceelsgrens
- vordering J in reconventie ter zake beplanting nabij de te realiseren erfafscheiding bij het achterste deel van de perceelsgrens
- of de constatering uit het proces-verbaal van de plaatsopneming en bezichtiging (blz. 6), dat de ramen van de woonkamer zich bevinden tussen de op schets B genoemde punten 46 en 47, juist is;
- wat de afstand is van punt 46 (aan de zuidkant van schuttingpaal 46) tot punt 47 (aan de zuidkant van schuttingpaal 47);
- hoe breed de raampartij in de woonkamer van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] nabij deze schuttingpalen is, gemeten van de binnenzijde van het linkerkozijn naar de binnenzijde van het rechterkozijn.
- vordering K in reconventie
- grief VI van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in incidenteel hoger beroep (vordering 6 in conventie)
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] veroordeeld tot (terug)levering van de strook grond bij het voorste deel van de perceelsgrens, zoals met rood ingekleurd op de kadastrale kaart die als productie 3 is overgelegd bij de dagvaarding, aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] (vordering 2 subsidiair in conventie, onderdeel 3.1 van het dictum);
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] veroordeeld tot ontruiming van die strook grond, op straffe van verbeurte van een dwangsom (vordering 2 subsidiair in conventie, onderdeel 3.2 van het dictum);
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] verboden de strook grond te (doen) betreden, te (doen) gebruiken, te (doen) vervuilen of op enige wijze inbreuk te maken op het eigendomsrecht van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom (vordering 3 in conventie, onderdeel 3.3 van het dictum).
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] zijn niet door verkrijgende verjaring als bedoeld in artikel 3:99 BW eigenaar geworden van de strook grond bij het voorste deel van de perceelsgrens omdat zij door raadpleging van de registers bekend hadden kunnen zijn met de ligging van de perceelsgrens, en dus niet te goeder trouw zijn (rov. 4.5 tussenvonnis).
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] zijn wel door verkrijgende verjaring op de voet van de artikelen 3:306 en 3:105 BW eigenaar geworden van de betreffende strook grond, omdat zij zich meer dan 20 jaar aaneengesloten als bezitter van de strook grond hebben gedragen (rov. 4.6 en 4.7 tussenvonnis).
- [appellant sub 1] en [appellante sub 2] waren er in elk geval vanaf 1994 van op de hoogte dat de betreffende strook grond niet tot hun perceel behoorde. De afspraken die zij over het gebruik van de grond hebben gemaakt met de rechtsvoorgangers van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , regarderen [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] niet. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] zijn de strook grond vanaf 2002 blijven gebruiken, wetende dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] daarvan eigenaar waren geworden, zonder [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] van hun eigendomsrecht op de hoogte te stellen. Dit is onrechtmatig. De in conventie onder 2 subsidiair gevorderde (terug)levering van de strook grond is daarom toewijsbaar (rov. 2.12 eindvonnis).
- de veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] tot ontruiming van die strook grond op straffe van verbeurte van een dwangsom (onderdeel 3.2 van het dictum);
- het aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] opgelegde verbod om de strook grond te (doen) betreden, te (doen) gebruiken, te (doen) vervuilen of op enige wijze inbreuk te maken op het eigendomsrecht van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom (onderdeel 3.3 van het dictum).
- B. veroordeling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] om de bij de vorderingen 1, 2 en 3 in conventie bedoelde strook grond te ontruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- C. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] te verbieden de bij de vorderingen 1, 2 en 3 in conventie bedoelde strook grond te (doen) betreden, te (doen) gebruiken, te (doen) vervuilen of op enigerlei wijze inbreuk te maken op het eigendomsrecht van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- vordering 4 in conventie en vordering I in reconventie ter zake de oprichting van een scheidsmuur bij het achterste deel van de perceelsgrens (rov. 3.17.12);
- vordering J in reconventie ter zake beplanting nabij de te realiseren erfafscheiding bij het achterste deel van de perceelsgrens (rov. 3.17.12);
- vordering 6 in conventie en vordering K in reconventie ter zake, kort gezegd, het respecteren van elkaars privacy Rov. 3.18.3);
- vordering 5 in conventie ter zake plaatsing van een hek bij het voorste deel van de perceelsgrens (rov. 3.20.3);
- de proceskosten van het principaal en incidenteel hoger beroep (rov. 3.22).
4.De uitspraak
- de veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] tot ontruiming van de strook grond bij het voorste deel van de perceelsgrens op straffe van verbeurte van een dwangsom (onderdeel 3.2 van het dictum, rov. 3.19.14 van dit arrest);
- het aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] opgelegde verbod om de strook grond te (doen) betreden, te (doen) gebruiken, te (doen) vervuilen of op enige wijze inbreuk te maken op het eigendomsrecht van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom (onderdeel 3.3 van het dictum, rov. 3.19.14 van dit arrest);
- de veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in de proceskosten van het geding in conventie;
- de veroordeling van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in de proceskosten van het geding in reconventie (zie rov. 3.21.3 van dit arrest);