ECLI:NL:GHSHE:2021:2648

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
200.294.085_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake partneralimentatie en echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken. De vrouw heeft op 7 mei 2021 hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking, waarbij zij in grief 1 aanvoert dat de rechtbank ten onrechte de echtscheiding heeft uitgesproken. De man heeft op 12 juli 2021 een verweerschrift ingediend, waarin hij tevens incidenteel hoger beroep aantekent. Op 30 juli 2021 heeft de vrouw haar grief tegen de echtscheiding ingetrokken, en de man heeft op 4 augustus 2021 aangegeven akkoord te gaan met deze intrekking.

Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw het hoger beroep tegen de echtscheiding niet langer handhaaft en zich niet verzet tegen de echtscheiding zoals uitgesproken door de rechtbank. Dit leidt ertoe dat de vrouw niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek in hoger beroep, voor zover dit verzoek gericht is tegen de echtscheiding. Het hof heeft bepaald dat de echtscheiding kan worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, nu er geen bezwaar meer is tegen de uitspraak van de rechtbank.

De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, bestaande uit vier rechters, en is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021. De uitspraak heeft betrekking op de verdeling van partneralimentatie en de echtscheiding tussen de betrokken partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 26 augustus 2021
Zaaknummer: 200.294.085/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/371808 / FA RK 20-2282
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te
[woonplaats],
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P.R. Klaver,
tegen
[de man],
wonende te
[woonplaats],
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. C.J.H.E. Jeurissen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 17 februari 2021.

2.Het geding in hoger beroep

De vrouw is op 7 mei 2021 in hoger beroep gekomen tegen voormelde beschikking.
De vrouw heeft “vol appel” ingesteld tegen de bestreden beschikking, aangezien zij in grief 1 aanvoert dat de rechtbank ten onrechte de echtscheiding tussen partijen heeft uitgesproken.
De man heeft op 12 juli 2021 een verweerschrift tevens houdende een incidenteel hoger beroep ingediend.
Bij V8-formulier met bijlage van 30 juli 2021 heeft de vrouw grief 1 gericht tegen echtscheiding ingetrokken.
Bij V8-formulier van 4 augustus 2021 heeft de man het hof bericht dat hij akkoord gaat met de intrekking van de grief tegen de echtscheiding.

3.De beoordeling

Het hof maakt uit voormelde berichten op dat door de vrouw het hoger beroep tegen de echtscheiding niet wordt gehandhaafd en zij zich niet langer verzet tegen de door de rechtbank tussen partijen uitgesproken echtscheiding.
Dit brengt met zich dat de vrouw niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek in hoger beroep, alleen voor zover zij daarbij heeft verzocht om het verzoek van de man tot echtscheiding alsnog af te wijzen (punt I van het petitum van het beroepschrift).
Nu niet langer sprake is van een “vol appel” kan bij de griffie van het hof een akte van non-appèl worden opgevraagd, waarna de echtscheiding kan worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het verzoek in hoger beroep, alleen voor zover dit verzoek, zoals weergegeven in punt I van het petitum van het beroepschrift, is gericht tegen de door de rechtbank tussen partijen uitgesproken echtscheiding.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, E.P. de Beij en C.L.M. Smeets en is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021 door mr. H. van Winkel in tegenwoordigheid van de griffier.