ECLI:NL:GHSHE:2021:2569

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
200.282.200_01 H
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake proceskostenveroordeling in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 augustus 2021 een herstelarrest gewezen in een hoger beroep kort geding. Het arrest betreft een verzoek tot verbetering van een proceskostenveroordeling die eerder op 20 juli 2021 was uitgesproken. De advocaat van de geïntimeerde, mr. H.H.M. Meijroos, heeft op 23 juli 2021 een brief gestuurd naar de griffier van het hof, waarin hij aangeeft dat er een kennelijke fout is gemaakt in de vermelding van het salarisbedrag in de proceskostenveroordeling. In het oorspronkelijke arrest werd een bedrag van € 787,-- genoemd, terwijl verderop in het arrest een bedrag van € 1.574,-- werd genoemd voor het salaris van de advocaat.

Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeling van de appellant in de proceskosten van het principaal hoger beroep inderdaad een schrijffout bevatte. De appellant had zich onttrokken aan de procedure en had geen nieuwe advocaat aangesteld, waardoor het hof niet in de gelegenheid was om een reactie van de wederpartij te vragen op het verzoek van mr. Meijroos. Het hof heeft het verzoek van de advocaat van de geïntimeerde in overweging genomen en geconcludeerd dat de proceskostenveroordeling op een kennelijke fout berustte. Het hof heeft besloten dat het bedrag van € 1.574,-- in de proceskostenveroordeling moet worden verbeterd en gewijzigd in € 787,--. Deze verbetering zal worden vermeld op de minuut van het eerdere arrest van 20 juli 2021.

De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 augustus 2021, en het arrest is gewezen door de rechters I.B.N. Keizer, J.P. de Haan en N.W.M. van den Heuvel.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.282.200/01
arrest van 17 augustus 2021 strekkende tot VERBETERING in de zin van artikel 31 Rv van het arrest, gewezen op 20 juli 2021
in de procedure in hoger beroep die bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch aanhangig is geweest tussen

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: onttrokken (voorheen mr. N. Broeren te Tilburg),
tegen

Algemene Lease Maatschappij Autoplanning B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Autoplanning,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos te ’s-Gravenhage.
Het verzoek
Bij brief van 23 juli 2021 heeft mr. Meijroos aan de griffier van het hof bericht dat het hem voorkomt dat bij de veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het principaal hoger beroep in het dictum van het arrest sprake is van een kennelijke fout ten aanzien van de daar genoemde bedragen. In de derde regel van de betreffende alinea wordt melding gemaakt van een bedrag van € 787,-- aan salaris advocaat, terwijl enkele regels verder voor het salaris een bedrag van € 1.574,-- wordt genoemd. Mr. Meijroos verzoekt het hof om het bedrag € 787,-- in de derde regel van de betreffende alinea te wijzigen in het verderop genoemde bedrag van € 1.574,--.
De advocaat van [appellant] heeft zich al vóór het wijzen van het arrest van 20 juli 2021 aan de zaak onttrokken. Voor [appellant] heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld. Het hof heeft dus niet de gelegenheid gehad om een reactie van de wederpartij te vragen op het verzoek van mr. Meijroos.
[appellant] heeft wel zelf, niet via een advocaat, verzocht om een termijn om op het verzoek te reageren. Het hof heeft dat verzoek terzijde moeten leggen omdat het niet door een advocaat is ingediend.
Het oordeel van het hof over het verzoek
Het hof overweegt als volgt over het verzoek van mr. Meijroos.
De veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het principaal hoger beroep in het dictum van het arrest is, voor zover thans van belang, als volgt geformuleerd:
“veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het principaal hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Autoplanning op € 760,-- aan griffierecht en op € 787,-- aan salaris advocaat, (…) en bepaalt dat de bedragen van € 760,-- en € 1.574,-- binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak (…) moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn;”
Mr. Meijroos heeft er terecht op gewezen dat in deze proceskostenveroordeling sprake is van een kennelijke schrijffout in de zin van artikel 31 Rv, nu enerzijds sprake is van een salarisbedrag van € 787,-- (1 punt van tarief I van het liquidatietarief), en anderzijds bij de betalingstermijn sprake is van een salarisbedrag van € 1.574,-- (twee punten van tarief I van het liquidatietarief).
Het is echter niet zo dat het bedrag € 787,-- moet worden gewijzigd in € 1.574,--. Uit het procesverloop dat geschetst is in onderdeel 2 van het arrest blijkt immers dat Autoplanning in principaal hoger beroep slechts één proceshandeling heeft verricht, te weten het nemen van een memorie van antwoord. Een mondelinge behandeling is wel gepland maar heeft uiteindelijk geen doorgang gevonden, zodat daarvoor geen punt wordt toegekend. Dienovereenkomstig is bij de proceskostenveroordeling in incidenteel hoger beroep ook slechts één punt toegekend (voor de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, en geen punt voor de mondelinge behandeling die geen doorgang heeft gevonden).
Het voorgaande brengt mee dat in de proceskostenveroordeling niet het bedrag van € 787,-- maar het bedrag van € 1.574,-- op een kennelijke fout berust. Het hof zal die kennelijke fout op de onderstaande wijze verbeteren.
De beslissing op het verzoek
Het hof:
bepaalt dat in de proceskostenveroordeling ter zake de kosten van het principaal hoger beroep op blz. 12 van het tussen bovenvermelde partijen gewezen arrest van 20 juli 2021 het bedrag € 1.574,-- moet worden verbeterd en gewijzigd in € 787,--.
Bepaalt dat deze verbetering onder vermelding van de datum van 17 augustus 2021 wordt vermeld op de minuut van het arrest van 20 juli 2021.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, J.P. de Haan en N.W.M. van den Heuvel en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 augustus 2021.
griffier rolraadsheer