ECLI:NL:GHSHE:2021:2527

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 augustus 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
200.288.453_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vordering tot nabetaling van elektriciteitsverbruik na vervanging oude meter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een klant, aangeduid als [appellante], tegen de energieleverancier Groene Energie Administratie B.V., handelend onder de naam Greenchoice. De zaak betreft een vordering tot nabetaling van elektriciteitsverbruik, nadat bij de vervanging van de oude elektriciteitsmeter bleek dat jarenlang een verkeerde meterstand was opgegeven. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van Greenchoice toegewezen. Het hof heeft de feiten uit de eerste aanleg als uitgangspunt genomen en enkele aanvullende feiten vastgesteld. De appellante was sinds 2006 klant bij Greenchoice en had jaarlijks een meterstand opgegeven die een verbruik van ongeveer 500 kWh per jaar aangaf. Na de vervanging van de oude meter in juni 2018 door een slimme meter, bleek dat de meterstand die door de netbeheerder Enexis was vastgesteld, veel hoger was. Greenchoice vorderde betaling van het niet-opgegeven verbruik, maar appellante betwistte de juistheid van de meterstand en stelde dat er sprake was van een vergissing.

Het hof heeft de grieven van appellante besproken, waaronder een beroep op verjaring. Het hof oordeelde dat de vordering van Greenchoice niet was verjaard, omdat de vordering pas opeisbaar werd op het moment dat het verbruik aan appellante in rekening werd gebracht. Het hof concludeerde dat appellante niet voldoende had onderbouwd dat de meterstand onjuist was en dat de vordering van Greenchoice terecht was. Het hof bekrachtigde het bestreden vonnis en veroordeelde appellante in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.288.453/01
arrest van 10 augustus 2021
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. J.W.H. Kempen te Geleen,
tegen
Groene Energie Administratie B.V.,
handelend onder de naam Greenchoice,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Greenchoice,
niet verschenen.
op het bij exploot van dagvaarding van 1 december 2020 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 2 september 2020, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen Greenchoice als eiseres en [appellante] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8205338 \ CV EXPL 19-8110)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tegen Greenchoice verleende verstek
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven met een productie
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De feiten

In dit hoger beroep neemt het hof tot uitgangspunt de feiten die de kantonrechter heeft vastgesteld in onderdeel 2 van het bestreden vonnis. Voor zover relevant vult het hof de opsomming aan met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.
3.1.
[appellante] is op 26 maart 2006 klant geworden van Greenchoice voor de levering van energie. Er is elk jaar een meterstand opgegeven die inhield dat ongeveer 500 kWh per jaar aan elektriciteit was verbruikt.
3.2.
Op 1 juni 2018 is de oude elektriciteitsmeter in het huis van [appellante] vervangen door een nieuwe, ‘slimme’ elektriciteitsmeter.
3.3.
Bij e-mail van 19 juni 2018 heeft Greenchoice aan de netbeheerder, Enexis Netbeheer B.V. (hierna: Enexis), het volgende meegedeeld:
‘Op 1 juni 2018 is op bovenstaande aansluiting de meter verwisseld. U hebt hiervoor een stand vastgesteld van 77765. De meethistorie wijst er echter op dat 7776 logischer is. Kunt u deze uitbouwstand voor ons nakijken?’
3.4.
Bij e-mail van 5 juli 2018 heeft Enexis aan Greenchoice onder meer meegedeeld:
‘Voor de aansluiting met EAN-code [EAN-code] hebt u een uitbouwstand van 77.765 ontvangen. De uitbouwstand past niet in de meethistorie en zorgt voor onduidelijkheid. Ik kan me voorstellen dat u de uitbouwstand gecontroleerd wilt hebben. Graag geef ik u meer duidelijkheid over de uitbouwstand.
Uitbouwstand
De uitbouwstand 77.765 is correct. De elektrameter met meternummer [meternummer] heeft 5 telrollen. Bij het doorgeven van de periodieke meterstanden is de (…) laatste telrol niet meegenomen. In de bijlage stuur ik u de foto mee van de uitbouwstand.’
3.5.
Greenchoice heeft [appellante] op 10 augustus 2018 een jaarnota gestuurd. Het notabedrag
was (exclusief het voorschot voor september) € 9.368,99. Bij deze nota is over de periode
van 2 mei 2017 tot 1 juni 2018 een elektriciteitsverbruik van 70.586 kWh in rekening
gebracht aan de hand van de meterstanden op die data van respectievelijk 7179 en 77765.
3.6.
[appellante] is eind 2018 overgestapt naar een andere energieleverancier. Bij eindnota van
9 januari 2019 heeft Greenchoice haar een bedrag van € 9.327,07 in rekening gebracht.
Dit bedrag betreft de kosten voor het verbruik van energie over de periode van
1 juni 2018 tot 4 december 2018 (waaronder een elektriciteitsverbruik van 2.329 kWh), die met aftrek van de betaalde voorschotten resulteerde in een teruggaaf van € 41,92, en het openstaande bedrag van € 9.368,99.

4.De procedure in eerste aanleg

4.1.
In de onderhavige procedure vordert Greenchoice:
‘gedaagde te veroordelen om aan eiseres te betalen de somma van € 10.313,51, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.327,01 vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;
gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van eiseres daarin begrepen, alsmede de wettelijke rente over de proceskosten ingaande de 15e dag na datum waarop het vonnis wordt gewezen.’
4.2.
[appellante] heeft verweer gevoerd. De stellingen en verweren van partijen komen hierna aan de orde, voor zover in hoger beroep van belang.
4.3.
In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen toegewezen.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1.
[appellante] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Greenchoice.
Kern van het geschil
5.2.
Greenchoice stelt dat bij het vervangen van de oude elektriciteitsmeter is gebleken dat [appellante] stelselmatig een te laag verbruik heeft opgegeven, door het laatste cijfer van de meterstand (laatste telrol) niet te vermelden. Greenchoice verlangt dat [appellante] de verbruikte elektriciteit alsnog betaalt.
5.3.
[appellante] betwist het gestelde verbruik. Zij voert aan dat zij geen verkeerde meterstanden heeft doorgegeven. Volgens haar moet sprake zijn van een vergissing of verwisseling.
De meterstand
5.4.
Het hof bespreekt eerst grief II. Deze grief gaat in wezen om de vraag of bij het vervangen van de oude meter de meterstand 77765 was.
5.5.
Het is niet Greenchoice die de meterstand heeft afgelezen, maar de netbeheerder Enexis. Het hof begrijpt dat medewerkers van Enexis de oude meter hebben vervangen en deze hebben meegenomen. Enexis heeft vervolgens de meterstand doorgegeven aan Greenchoice. Nadat Greenchoice om opheldering had gevraagd, heeft Enexis de afgelezen meterstand verklaard doordat in het verleden steeds maar een meterstand van vier cijfers is doorgegeven, terwijl de meterstand vijf cijfers heeft. Bij deze verklaring heeft Enexis een foto van de meter met de meterstand gevoegd.
5.6.
[appellante] heeft gesuggereerd dat Enexis zich heeft vergist, of niet de juiste meter heeft afgelezen, maar meer dan een suggestie is dit niet. Er is in geen enkel opzicht ook maar enige aanwijzing dat Enexis de oude meter van [appellante] heeft verwisseld met de meter van een ander.
5.7.
Verder blijkt uit niets dat de monteurs, die de oude meter hebben vervangen, een andere meterstand hebben ‘aangehouden’ dan Enexis na het vervangen aan Greenchoice heeft doorgegeven. Waarom het de monteurs bij het vervangen zou moeten zijn opgevallen dat de meterstand van de oude meter een ‘afwijkende’ meterstand was, heeft [appellante] niet duidelijk gemaakt. Het valt dus ook niet in te zien dat de monteurs reden hadden om [appellante] bij het vervangen van de oude meter op de meterstand te wijzen. Het zegt dus op zichzelf niets dat zij dit niet hebben gedaan.
5.8.
[appellante] heeft verder niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken dat zij steeds een meterstand met vier cijfers aan Greenchoice heeft doorgegeven. Aangenomen mag worden dat deze meterstanden ook steeds zijn vermeld op de jaarafrekeningen. Een aanwijzing dat Enexis de juiste meter heeft afgelezen, dat de foto de juiste meter en meterstad betreft en dat de verklaring van Enexis over het weglaten van het laatste cijfer van de meterstand juist is, is dat de meterstand van vijf cijfers aansluit op de meterstand van vier cijfers, die werd verwacht naar aanleiding van de jaarlijkse opgaven van [appellante] , respectievelijk 77765 en 7776.
5.9.
In hoger beroep lijkt [appellante] te willen stellen dat ‘meteropnemers’ meterstanden hebben opgenomen. Als [appellante] dit heeft willen stellen, is dit onvoldoende concreet gemaakt. Het is niet (meer) in het algemeen gebruikelijk dat meteropnemers meterstanden opnemen. Bovendien heeft [appellante] in eerste aanleg zelf telkens uitdrukkelijk vermeld dat zij meterstanden heeft opgegeven en in dat verband weersproken dat zij verkeerde meterstanden heeft opgegeven. Daarnaast is haar stelling in hoger beroep op dit punt innerlijk tegenstrijdig: ‘Opvallend is, dat de meteropnemer ook niet heeft geconstateerd, als hij bij [appellante] de meterstand kwam opnemen, dat die meterstand anders zou zijn als [appellante] heeft doorgegeven.’ Als het desondanks zo zou zijn geweest dat meteropnemers meterstanden hebben opgenomen, had van [appellante] mogen worden verwacht dat zij had uitgelegd waarom zij dit niet eerder heeft vermeld en daarbij concreet had uiteengezet wanneer meteropnemers bij haar zijn geweest om meterstanden op te nemen, en wat toen de gang van zaken is geweest. Nu zij dit niet heeft gedaan, gaat het hof voorbij aan de stelling dat meteropnemers meterstanden hebben opgenomen, omdat deze stelling onvoldoende is toegelicht en onderbouwd.
5.10.
Bij dit alles komt dat het opgegeven jaarlijkse verbruik van 500 kWh opvallend laag is. [appellante] ontkent dit niet. Een dergelijk laag verbruik is bovendien niet te rijmen met het feit dat de nieuwe, slimme meter een verbruik heeft geregistreerd dat op jaarbasis uitkomt op 4.600-5.000 kWh. Ook dit is een aanwijzing te meer dat de meterstand die Enexis heeft afgelezen, correct is. Dat deze slimme meter mogelijk verkeerd meet, is niet meer dan speculatie. Het artikel dat [appellante] heeft overgelegd, levert daarvoor geen aanwijzing op, daargelaten dat [appellante] niet heeft gesteld dat de slimme meter in haar huis een van de modellen is die zijn genoemd in het artikel. Daarbij valt het op dat [appellante] geen verbruiksgegevens heeft overgelegd van de periode na haar overstap naar een andere energieleverancier. Het hof houdt het ervoor dat de verbruiksgegevens van de andere (nieuwe) energieleverancier geen steun bieden aan de stelling dat er een jaarverbruik is van ongeveer 500 kWh, en niet van ongeveer 4.600-5.000 kWh.
5.11.
Tegenover al het voorgaande heeft [appellante] in wezen niets méér aangevoerd dan een algemene ontkenning van de meterstand en het verkeerd opgeven van het verbruik. Zij heeft overigens niet vermeld dat zij bij het vervangen de oude meter een andere meterstand heeft afgelezen en wat deze meterstand is. In het licht van de genoemde omstandigheden schiet [appellante] met haar algemene ontkenning tekort in haar plicht om haar verweer voldoende te motiveren. Het hof passeert daarom haar verweer tegen de stellingen van Greenchoice over de meterstand en, in het verlengde daarvan, over haar verbruik.
5.12.
De conclusie is dat grief II geen doel treft.
Verjaring
5.13.
In hoger beroep doet [appellante] voor het eerst een beroep op verjaring. Zij stelt dat de rechtsvordering van Greenchoice is verjaard op grond van art. 7:28 BW, in samenhang met art. 7:5 BW. Daarop heeft grief I betrekking.
5.14.
Volgens art. 7:28 BW verjaart bij een consumentenkoop de rechtsvordering tot betaling van de koopprijs door verloop van twee jaren. Uit art. 3:307 BW volgt dat de verjaring aanvangt, als, kort gezegd de vordering opeisbaar wordt. De verjaring vangt dus niet aan, anders dan [appellante] stelt, vanaf het moment dat de elektriciteit werd geleverd, maar na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.
5.15.
[appellante] stelt niet wanneer de vordering van Greenchoice tot het betalen van het niet-opgegeven verbruik aan elektriciteit opeisbaar is geworden. Zonder toelichting, die ontbreekt, kan het hof niet aannemen dat [appellante] eerder tot betaling van het niet-opgegeven verbruik aan elektriciteit was verplicht, dan toen dit verbruik aan haar in rekening werd gebracht, dat is bij de jaarnota van 10 augustus 2018. Er is dan ook geen grondslag om te oordelen dat de vordering van Greenchoice tot betaling van dit verbruik eerder opeisbaar is geworden. De rechtsvordering van Greenchoice die hierop betrekking heeft, is dus niet verjaard.
5.16.
Overigens geldt dat zich hier niet de situatie voordoet dat [appellante] haar verplichting om de koopprijs van de verbruikte elektriciteit te betalen, in het geheel niet is nagekomen. Zij is deze verplichting gedeeltelijk nagekomen, want zij heeft een gedeelte van de koopprijs betaald. Dan is ten aanzien van niet-nagekomen deel de verjaringsregeling van art. 3:311 lid 1 BW van toepassing. Art 3:307 BW is immers slechts van toepassing op vorderingen tot nakoming van contractuele verbintenissen die in het geheel niet zijn nagekomen (HR 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2194). Op grond van art. 3:311 lid 1 BW ving de verjaring pas aan, toen Greenchoice met het gedeeltelijk niet-nakomen door [appellante] bekend werd, dat is in dit geval op het moment dat Enexis Greenchoice is kennis stelde van de meterstand van de oude meter.
5.17.
De conclusie is dat grief I vergeefs is voorgesteld.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.18.
Met grief III verzet [appellante] zich tegen het vergoeden van buitengerechtelijke incassokosten. Zij stelt dat de deurwaarder alleen kosten heeft gemaakt ter instructie van de zaak, die vallen onder de te liquideren kosten.
5.19.
Ook deze grief slaagt niet. Uit de inleidende dagvaarding blijkt dat Greenchoice alleen de forfaitaire vergoeding heeft gevorderd, waarop zij volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten recht heeft. Voor de toepassing van dit besluit is het niet van belang welke werkzaamheden zijn verricht en wat de aard is van deze werkzaamheden. Verder is gesteld noch gebleken dat Greenchoice niet heeft voldaan aan de eisen die de wet stelt voor de aanspraak op de vergoeding.
Slot
5.20.
Hetgeen verder nog is aangevoerd, behoeft het hof niet te bespreken. Ook het bewijsaanbod van [appellante] passeert het hof. Er zijn immers geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht of te bewijzen aangeboden, die tot een andere beslissing kunnen leiden.
5.21.
De slotsom is dat het bestreden vonnis moeten worden bekrachtigd.
Proceskosten
5.22.
De proceskosten van het hoger beroep komen ten laste van [appellante] , omdat zij in het ongelijk is gesteld. Het hof stelt de proceskosten tot heden aan de zijde van Greenchoice vast op nihil.

6.De uitspraak

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis;
6.2.
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van Greenchoice vastgesteld op nihil tot heden.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, L.S. Frakes en G.J.S. Bouwens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 augustus 2021.
griffier rolraadsheer