3.1.In overweging 2 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Deze feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
3.1.1.[werkgever] biedt zorg aan kinderen en volwassenen, zowel in de thuissituatie als in de praktijkruimte en op de zorgboerderij. [werkgever] handelt tevens onder de naam [handelsnaam] .
3.1.2.[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1968, is op 6 augustus 2018 bij [werkgever] in dienst getreden en vervulde de functie van Sociaal Pedagogisch Werker 3 tegen een laatst verdiend loon van € 2.833,79 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten, bij een arbeidsomvang van 28 uur per week.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening van toepassing.
3.1.3.In de arbeidsovereenkomst is onder artikel 14 een geheimhoudingsverplichting opgenomen:
“
Artikel 14 Geheimhouding
1. Werknemer zal, zowel gedurende deze arbeidsovereenkomst als na de beëindiging daarvan, jegens derden, daaronder begrepen werknemers van werkgever, volledige geheimhouding betrachten ten aanzien van al hetgeen werknemer in het kader van de uitvoering van de onderhavige overeenkomst en na beëindiging daarvan ter kennis is gekomen, betreffende de werkzaamheden, de organisatie en de in- en externe contacten van werkgever, tenzij dit zou passen in de normale uitoefening van zijn functie.2. Werknemer erkent dat hem door werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden betreffende of verband houdende met het bedrijf van werkgever en bedrijf van cliënten of opdrachtgevers van werkgever.
3. Werknemer is van rechtswege in gebreke indien hij in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van dit artikel handelt en zal, voor zover nodig, in afwijking van artikel 7:650 lid 3 BW voor iedere overtreding een voor werkgever bestemde boete verbeuren waarvan het bedrag overeenkomt met € 1.000,- per overtreding, onverminderd het recht van werkgever om in plaats van de boete volledige schadevergoeding te vorderen. (…)”
In de arbeidsovereenkomst is onder artikel 16 een concurrentiebeding opgenomen.
3.1.4.[werkgever] hanteert een handboek met gedragsregels voor het personeel. [werknemer] heeft getekend voor kennisneming van het handboek en heeft het daarna doorgenomen. Het handboek is niet aan haar overhandigd. [werknemer] wist dat het handboek op kantoor aanwezig was en zij kon het online raadplegen. In artikel 2.13 van het handboek staat onder meer:
“
2.13 Communicatie
(…)
-
Medewerkers mogen nooit documenten die betrekking hebben op cliënten naar hun privé mail sturen
(…)”
3.1.5.[werknemer] heeft op 24 januari 2020 45 bestanden vanaf haar werk e-mailadres naar haar privé e-mailadres gemaild, waaronder bestanden met daarin gegevens van cliënten van [werkgever] . [werkgever] heeft haar daarvoor een schriftelijke waarschuwing gegeven.
3.1.6.[werknemer] heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 juni 2020.
De procedure bij de kantonrechter
3.2.1.In de procedure bij de kantonrechter verzocht [werkgever] :
- primair betaling van verbeurde boetes van € 45.000,- en subsidiair betaling van een schadevergoeding op te maken bij staat wegens wanprestatie of onrechtmatige daad;
- [werknemer] te verbieden om aan (gewezen) [handelsnaam] cliënten diensten te verlenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding;
- betaling van een bedrag van € 390,23 aan studiekosten.
3.2.2.In de procedure bij de kantonrechter verzocht [werknemer] :
- de transitievergoeding;
- de eindafrekening;
- bruto/netto specificaties van deze betalingen;
- een verklaring voor recht met betrekking tot het concurrentiebeding;
- een getuigschrift.
3.2.3.De kantonrechter heeft [werknemer] veroordeeld om € 269,20 aan studiekosten aan [werkgever] te betalen en [werknemer] verboden om binnen 12 maanden na 1 juni 2020 cliënten van [werkgever] te (doen) benaderen of een zakelijke relatie mee aan te gaan op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding. De kantonrechter heeft de proceskosten in beide zaken gecompenseerd en de overige vorderingen van [werkgever] en de vorderingen van [werknemer] afgewezen.
De procedure in hoger beroep
3.3.1[werkgever] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd en haar eis gewijzigd. [werkgever] heeft verzocht de beroepen beschikking te vernietigen en:
A: [werknemer] te veroordelen tot betaling aan [werkgever] van:
primair: de verbeurde boetes van (45 maal € 1.000,-) € 45.000,-, althans van (minimaal)
€ 15.000,-;
subsidiair: een schadevergoeding op te maken bij staat;
meer subsidiair: een schadevergoeding ex artikel 8 Wet bescherming bedrijfsgeheimen forfaitair vast te stellen;
B:
primair: voor recht te verklaren dat [werknemer] is te kwalificeren als inbreukmaker in de zin van artikel 1 Wet bescherming bedrijfsgeheimen en [werknemer] te veroordelen tot betaling van de redelijke een evenredige proceskosten ex artikel 1019ie RV (in beide instanties);
Subsidiair: [werknemer] te veroordelen in de proceskosten (in beide instanties).
3.3.2.[werknemer] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking met uitzondering van de beslissing van de kantonrechter om de proceskosten te compenseren en verzocht [werkgever] in de proceskosten van het hoger beroep te veroordelen te vermeerderen met rente en nakosten.
In incidenteel hoger beroep heeft [werknemer] verzocht [werkgever] te veroordelen om de door [werknemer] toegestuurde werkgeversverklaring die zij nodig heeft voor de herregistratie in het register van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) ondertekend aan [werknemer] retour te sturen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en [werkgever] te veroordelen in de proceskosten van de eerste aanleg en van het incidenteel hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
3.3.3.In incidenteel hoger beroep heeft [werkgever] gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek en veroordeling van [werknemer] in de proceskosten.