ECLI:NL:GHSHE:2021:2494
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep faillissement rechtspersoon met vordering op basis van veroordeling en matiging van boetes
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij een rechtspersoon in staat van faillissement is verklaard. De appellante, een B.V., verzoekt het hof om het faillissement te vernietigen en de verweerders, die het faillissement hebben aangevraagd, te veroordelen in de kosten. De rechtbank had op 4 mei 2021 het faillissement uitgesproken, op basis van een vordering van de verweerders die voortvloeit uit een eerdere veroordeling. De appellante betwist de opeisbaarheid van de vorderingen en stelt dat zij niet in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 21 juli 2021 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de curator en de advocaten van de betrokken partijen. Het hof heeft vastgesteld dat de vorderingen van de aanvragers van het faillissement summierlijk aannemelijk zijn en dat er sprake is van meerdere schuldeisers, waardoor voldaan is aan het pluraliteitsvereiste. Het hof concludeert dat de appellante in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen, en dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid door de aanvragers. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en verklaart de appellante in staat van faillissement.