Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 december 2015, met bewijsstukken,
- de conclusie van antwoord van 17 februari 2016, met bewijsstukken,
- het tussenvonnis van 2 maart 2016,
- de conclusie van antwoord in reconventie van 13 april 2016,
- het proces-verbaal van comparitie van 18 augustus 2016.
2.De feiten
the Company).
Sellers) hun aandelen verkocht aan LSH (
Buyer). Wat betreft de door LSH te betalen koopprijs is in de desbetreffende
Share Purchase Agreement(SPA) een
earn outregeling opgenomen op basis van de
Operational Profit After Tax(OPAT) van Reddion. De SPA bepaalt voor zover hier van belang het volgende:
RT Completion Payment); (…)
RT Interim Payment); and
RT Final Payment).
Realisation), the Buyer will make an adjustment payment, being the difference between such Instalment previously paid and the amount which would have been paid if the Realisation had been taken into account in the calculation of the Instalment.
Due Date), the party in default shall pay interest on that sum (the
Due Sum) at the Interest Rate from but excluding the Due Date to and including the date of actual payment calculated on a day to day basis.
dispute), shall be settled and resolved by the competent courts in Amsterdam.
wettelijke rente) as determined in accordance with article 6:120 Dutch Civil Code;
IAS) and, to the extent not in conflict with IAS, with WPP Group accounting policies and Dutch accounting standards, and in particular:
Completion Paymentvoldaan ten tijde van
completion.
Instalmentsverpand aan DGZ.
Interim Paymentvoldaan.
Instalmentsovergedragen aan DGZ.
Interim Paymentvoldaan.
media creditsbehandeld conform de definitie van OPAT in de SPA. Sub-paragraaf (e) (iii) van die definitie stipuleert dat de OPAT berekend wordt ná eliminatie van bijzondere ontvangsten of winsten, zoals “
release of credits resulting from overpayment by clients or failure to invoice suppliers” Dit zijn de zogenaamde media credits die u ook terugvindt in de (voorlopige) jaarrekening. Onze afspraken met de verkopers over de behandeling van media credits zijn in de SPA dus duidelijk uiteengezet. Winsten ontstaan uit het ontvangen van (onvolledige) facturen kwalificeren niet als operationele winst en worden dus uit de OPAT berekening gehaald voor het doel van de earn-out berekening. Ter achtergrondinformatie treft u bijgaand nog een rapport aan van de
World Federation of Advertiserswaarin het begrip media credits op pagina 4 kort wordt uitgelegd. Wij hopen dat deze uitleg zal bijdragen aan uw begrip van de materie en onze positie terzake.
earn out) de volgende bedragen voldaan:
Completion Paymentten tijde van
completion
Interim Paymentop 28 juli 2010
Interim Paymentop 31 januari 2011
Final Paymentop 3 oktober 2014
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
earn outdat volgens DGZ nog is verschuldigd. De
Final Paymentdiende volgens DGZ € 274.000,00 te bedragen, terwijl daarvan slechts € 75.000,00 is betaald.
media creditsvolgens LSH niet ten gunste van de OPAT moeten worden gebracht, terwijl DGZ van mening is dat dat wél dient te gebeuren; media credits – zo is de rechtbank door partijen ter comparitie voorgelicht – zijn een soort van financiële meevallers, dat wil zeggen dat in beginsel wél voorziene betalingsverplichtingen uiteindelijk (deels) niet verschuldigd blijken te zijn. LSH verwijst voor haar standpunt naar onderdeel (e) sub (iii) van de definitie van OPAT zoals neergelegd in
schedule5 van de SPA, terwijl DGZ voor haar standpunt verwijst naar artikel 7.2 van de SPA. Gezien dat een en ander gaat het dus om de vraag of
media creditsmoeten worden beschouwd als behorend tot de categorie
exceptional receipts and profits, zoals genoemd in onderdeel (e) sub (iii) van de definitie van OPAT in
schedule5.
statement of OPATen schrijft vervolgens voor dat partijen gebonden zullen zijn aan de door een derde (een accountant) opgemaakte
statement of OPAT(welk
statement“
will be final and binding except in the case of fraud or obvious error”). Aldus bevat artikel 7.1 SPA een vaststellingsovereenkomst ex artikel 7:900 Burgerlijk Wetboek (BW); partijen binden zich immers jegens elkaar aan een vaststelling krachtens een beslissing van een derde omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt.
media creditsin het kader van de opstelling van de OPAT) in materiële zin behoort tot het beslissingsdomein van de volgens artikel 7.1 SPA aan te zoeken bindend adviseur. In beginsel slaagt dan ook het niet-ontvankelijkheidsverweer van LSH. DGZ is om verschillende redenen van mening dat zij wél ontvankelijk is in haar vordering, waarover als volgt wordt overwogen.
unable to agree within 30 days of receipt of the Accountsen dat partijen vervolgens zijn gebleken
unable to agree on the identity of an expert within 10 days, zodat thans sprake is van de situatie dat
each of the Sellers or the Buyer may ask the President of the Amsterdam Chamber of Commerce to nominate an expert (…). Het feit dat termijnen niet zijn gehaald, maakt volgens de tekst van het artikel dus niet dat de vaststellingsovereenkomst niet meer kan worden ingeroepen. Dat DGZ redelijkerwijs een dergelijke betekenis wél aan het artikel mocht toekennen, kan, zoals LSH terecht van haar kant stelt, niet zonder meer worden aangenomen, terwijl dat meerdere is gesteld noch gebleken.
all disputesaan de rechter worden voorgelegd zonder een uitzondering te maken voor geschil-materie behorend tot het beslissingsdomein van de bindend adviseur. Verder wordt gewezen op een uitspraak van de rechtbank Gelderland (d.d. 9 juli 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:4269) waarin een bindend-adviesclausule als optioneel wordt uitgelegd. Aldus nog steeds DGZ.
Sellers and Buyershall agree(…) on an expert”– onderstreping rechtbank), zulks in tegenstelling tot de clausule die ter beoordeling voorlag in de voor de rechtbank Gelderland dienende zaak (
“Als zij daar in onderling overleg niet uitkomen,kunnenzij hun meningsverschil voorleggen aan de Interpretatiecommissie cao”– onderstreping rechtbank). Weliswaar geeft artikel 7.1 SPA nog als clausule dat
“If they are unable to agree on the identity of such expert (…) each of the Sellers or the Buyermayask the President of the Amsterdam Chamber of Commerce to nominate an expert”(onderstreping rechtbank), waarop DGZ nog heeft gewezen, maar deze clausule moet in het licht van de voorgaande zinsnede
“shall agree”alsmede gezien de betekenis die een dergelijke clausule in handelscontracten in het algemeen heeft, zo worden begrepen dat het aan de meest gerede partij wordt overgelaten een verzoek te doen aan de voorzitter van de kamer van koophandel, zonder dat de bindend-adviesprocedure daardoor opeens een ander, namelijk optioneel, karakter krijgt.
Interim Payment(€ 32.000,00 en € 23.738,00) en de
Final Payment(€ 75.000,00) vertraagd zijn voldaan.
reasonable effortsom de koper te voorzien van de benodigde jaarstukken en de OPAT-berekening, een inspanningsverplichting derhalve. LSH heeft Reddion meerdere malen verzocht de jaarcijfers aan te leveren, maar LSH kon het bestuur van Reddion niet dwingen. LSH heeft ook bij Deloitte, opsteller van de OPAT-cijfers, erop aangedrongen om de OPAT zo spoedig mogelijk vast te stellen. LSH heeft aan haar inspanningsverplichting voldaan. DGZ heeft niet gesteld dat de vertraging aan LSH kan worden toegerekend. DGZ heeft niet gesteld dat LSH ter zake van de OPAT 2008 niet binnen tien werkdagen na vastgstelling van de OPAT heeft betaald. De rentevordering met betrekking tot de OPAT 2008 is bovendien verjaard. LSH verkeert niet in verzuim. Uiterst subsidiair beroept LSH zich op verrekening: LSH heeft immers een vordering van € 10.414,00 op DGZ nu dit bedrag, deel uitmakende van de
Final Paymentvan € 75.000,00, teveel is betaald. Aldus LSH.
Interest Rate) is een partij rente verschuldigd, indien die partij enige geldsom niet voldoet uiterlijk op de in de SPA vermelde datum. De door LSH aan DGZ betaalde geldsommen, waarover DGZ thans rente vordert, betreffen
Interim Paymenten
Final Payment. Volgens artikel 4.4 SPA diende de
Interim Paymentte worden betaald binnen tien werkdagen na vaststelling van de OPAT 2008, en diende de
Final Paymentte worden betaald binnen tien werkdagen na vaststelling van de OPAT 2010. Volgens dit kader moeten de rentevorderingen worden beoordeeld. Niet gevolgd worden dus de stellingen van DGZ, die uitgaan van vertraging in de periode
tot aande vaststelling van de OPAT; in die periode ontstaat volgens de SPA immers nog geen betalingsverplichting. Een vertraging in de periode tot aan de vaststelling van de SPA, doordat LSH (of Reddion) tekortschiet in de
reasonable effortsals bedoeld in artikel 7.1 SPA, zou mogelijkerwijs kunnen worden bestreden door middel van een vordering in kort geding strekkende tot nakoming met een daaraan gekoppelde dwangsom, maar heeft geen directe contractuele financiële consequenties (rente, boete of anderszins). Dat LSH voorts de consequentie van verschuldigdheid van rente redelijkerwijs heeft moeten begrijpen, is door DGZ niet inzichtelijk gemaakt.
Interim Paymentde termijn van tien werkdagen is geschonden. In dit kader moet nog worden opgemerkt dat de
Interim Paymentin twee keer heeft plaatsgevonden (een betaling op 28 juli 2010 en een betaling op 31 januari 2011). De OPAT 2008 is dus kennelijk vastgesteld vóór 28 juli 2010. De tweede betaling is weliswaar meer dan tien werkdagen later geschied, maar is daarmee niet per se te laat, nu die tweede betaling het gevolg zou kunnen zijn geweest van een na de initiële vaststelling van de OPAT 2008 opgekomen
Realisationin de zin van artikel 7.2 SPA. Nadere stellingen van DGZ over de OPAT 2008 ontbreken, zodat niet kan worden geoordeeld dat voor de
Interim Paymentde
Due Dateniet is gehaald.
Due Dateniet is overschreden; het tegendeel kan in elk geval niet worden vastgesteld.
Due Datezijn gedaan, zodat geen plaats is voor toewijzing van een rentevordering op basis van artikel 20.1 SPA. Met dit gegeven heeft LSH geen belang meer bij een beoordeling van de verjarings- en verrekeningsverweren.
(‘Faillissement Leicester Square Holding B.V. aanstaande’)aan verschillende landelijke dagbladen te versturen. Zowel formeel (LSH verkeerde niet in de positie dat zij was opgehouden te betalen) als materieel (LSH maakt onderdeel uit van de beursgenoteerde WPP groep met een jaaromzet van meer dan GBP 10 miljard, binnen welke groep een 403-verklaring is afgegeven) was dit faillissementsverzoek kansloos. Dit moet DGZ zelf ook hebben ingezien, aangezien zij de procedure op het laatst mogelijke moment, namelijk op de ochtend van de zitting, heeft ingetrokken.
Instalments. In dit geding staat echter niet ter discussie dát DGZ in de plaats van RT is getreden als vorderingsgerechtigde tot de
Instalments. LSH onderkent immers dat DGZ gerechtigd is tot de
Instalments, getuige de reeds gedane betalingen en het in deze procedure primair gevoerde verweer dat DGZ gerechtigd is om met LSH de contractueel vastgelegde bindend-adviesprocedure te volgen.
Final Paymenten de rente over de wel reeds gedane betalingen. Aan DGZ waren diverse schuldeisers van LSH bekend geworden, zodat DGZ reden te meer had om het faillissement aan te vragen. Ook het negatieve banksaldo (van ruim € 15 miljoen) dat aan DGZ in het kader van de beslaglegging was gebleken, was een reden voor de faillissementsaanvraag (het saldo was ten tijde van die aanvraag weliswaar inmiddels aangevuld tot een positief saldo, maar voor DGZ was duidelijk dat er voor LSH een aanzienlijk liquiditeitsrisico bestond). Aan de vereisten voor een faillissement was dan ook in beginsel voldaan: pluraliteit van schuldeisers terwijl één van de vorderingen opeisbaar moet zijn. Dat LSH onderdeel uitmaakt van een concern en dat daarbinnen een 403-verklaring is afgegeven, is irrelevant. DGZ heeft het faillissementsverzoek voorafgaand aan de zitting ingetrokken nadat partijen een nadere poging tot een minnelijke regeling hadden afgesproken. Aldus DGZ.
completion(
Completion Payment), het moment van vaststelling van de OPAT 2008 (
Interim Payment) en het moment van vaststelling van de OPAT 2010 (
Final Payment). Het enkele feit dat LSH een nadere vordering van DGZ ter zake van
Final Paymenten rente betwistte, en in zoverre dus niet
heeftbetaald, is in het licht van de voorgeschiedenis onvoldoende om te kunnen spreken van een
toestandvan te hebben opgehouden te betalen, zeker nu die betwisting niet een blote maar een goed gemotiveerde was, nota bene vergezeld gaande van een betaling van € 75.000,00 (zie de brief van 2 oktober 2014). Dat LSH kennelijk ook volgens DGZ niet in een feitelijke status van faillissement verkeerde, blijkt bovendien uit de omstandigheid dat DGZ, na intrekking van de faillissementsaanvraag en mislukte onderhandelingen nadien, niet is overgegaan tot een hernieuwde faillissementsaanvraag maar, uiteindelijk, de dit geding inleidende dagvaarding heeft uitgedaan.
(‘Faillissement Leicester Square Holding B.V. aanstaande’)uit te doen. DGZ heeft dus, gezien de oneigenlijkheid van een faillissementsaanvraag, op oneigenlijke wijze druk op LSH gezet. Dit is echter te weinig om wat het aangekondigde persbericht betreft van onrechtmatig handelen te kunnen spreken; het gaat erom wat DGZ daadwerkelijk heeft gedaan, en wat dat betreft is niet méér gebleken dan dat DGZ de faillissementsaanvraag heeft doorgezet en niet dat er ook daadwerkelijk een persbericht is verzonden.
5.De beslissing
woensdag 2 november 2016voor het nemen van een akte aan de zijde van LSH, zoals hiervoor onder 4.25 vermeld,