3.2In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1968, is op 17 februari 1992 als caissière bij Aldi in dienst getreden. Zij heeft promotie gemaakt en was laatstelijk als expeditie manager bij Aldi in dienst. Zij verdiende toen € 5.593,33 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Haar arbeidsduur bedroeg 40 uur per week.
Op 13 oktober 2014 heeft [werknemer] gesolliciteerd naar de functie van distributiemanager bij Aldi [vestiging 2] B.V., waarvoor een vacature bestond. Haar direct leidinggevende was op dat moment de heer [leidinggevende] , distributiemanager in [vestiging 1] . Hij was met verlof en zij heeft hem niet vooraf op de hoogte gesteld van de sollicitatie. Hij nam haar dat kwalijk.
[werknemer] is niet benoemd in de functie van distributiemanager in [vestiging 2] . Naar aanleiding van haar sollicitatie is wel een High Potential Process coaching traject gestart. Zij werd daarin begeleid door de heer [coach] van [coaching] Coaching.
Begin 2015 hield [leidinggevende] een onaangekondigd beoordelingsgesprek met [werknemer] over 2014. Zij kreeg een minder goede beoordeling dan in voorgaande jaren. [werknemer] heeft op 21 juni 2015 een brief aan de directeur [directeur] geschreven, waarin zij haar ongenoegen hierover uit. Zij schrijft daarin onder meer dat zij [leidinggevende] herhaaldelijk om een feitelijke onderbouwing heeft gevraagd van de punten waarop zij achteruit zou zijn gegaan en dat hij daarop reageerde met “Kan ik niet onderbouwen dat is mijn gevoel”. Op 9 juli 2015 vond daarover een gesprek plaats tussen [directeur] , [werknemer] en [leidinggevende] .
Op 24 juli 2015 heeft [coach] per brief aan [directeur] onder meer bericht dat het coachingstraject is afgesloten, dat [werknemer] zich een gemotiveerd en gedreven coachee heeft getoond en dat zij flinke stappen heeft gezet in de opgestelde/vereiste competenties. Hij verwijst naar het bijgevoegde verslag coachingstraject van 15 juni 2015, waarin onder meer is opgenomen: “
aan [coaching] Coaching(is)
gevraagd een coachingstraject voor mw. [werknemer] in te richten teneinde na te gaan of en zo ja zij de competenties in huis heeft, dan wel of de aanwezige competenties voldoende ontwikkelbaar zijn om op latere termijn een eventuele functie als Distributiemanager naar behoren te kunnen invullen.(…).” Het advies luidt: “
Mw. [werknemer] heeft laten zien dat zij door zelfreflectie in staat is haar ‘oude’ veren af te schudden en toe is aan een nieuwe uitdaging. Ga serieus de mogelijkheid na om in een andere ‘veranderende’ Aldi-omgeving haar nieuw verworven vaardigheden tot uitdrukking te laten komen. Zij is klaar voor de volgende Aldi-kilometers…”.
Op 19 oktober 2015 heeft [werknemer] een brief geschreven aan het toenmalig hoofd Administratie en Personeelszaken van Aldi, de heer [hoofd PZ] met als onderwerp: “Intimidatie en pesterijen op de werkvloer”. Zij schreef onder meer:
“
Sinds ik kenbaar gemaakt heb dat ik gesolliciteerd heb naar de functie distributiemanager (DM) bij Aldi [vestiging 2] B.V. is de werkrelatie onhoudbaar, doordat DM dhr. [leidinggevende] mij stelselmatig intimideert en pest op het werk. (…)
Vrijdag 16-10-2015 is voor mij de druppel geweest. Dm pest en intimideert mij zodanig waardoor ik dit niet meer kan accepteren en tolereren. ’s Ochtends om ca 9.10u zegt DM tegen mij… [directeur] moet de doelstellingen 2016 van exp. hebben voor 10 uur … Ik heb geen gegevens zei ik nog … maar hij loopt gewoon weg naar de testkeuken (…) bij navraag aan mijn collega blijkt dat hij en dm de cijfers gaan bespreken, DM heeft ze al gemaakt, hij brengt mij hierdoor uit mijn balans.
Hij doet uitspraken:
Ik heb mezelf voorgenomen jou 10 keer per dag te raken.
We krijgen volgende week tenten in de aanbieding..ook jou maat zit erbij
(…)
Ik heb DM ooit al eens gevraagd: irriteer ik jou…waarop zijn antwoord was…Even nadenken hoe ik dat moet formuleren. Heb ik een hele dag voor nodig.”
In die brief noemde [werknemer] meer voorbeelden van zaken die zij als pesterij of intimidatie ervoer.
Vanaf 19 oktober 2015 heeft [werknemer] zonder medeweten van de andere gespreksdeelnemers veel gesprekken op en rond het werk opgenomen.
Op 23 oktober 2015, 5 november 2015 en 9 november 2015 hebben gesprekken naar aanleiding van de brief van [werknemer] plaatsgevonden, waaraan [werknemer] , [leidinggevende] , [directeur] en [hoofd PZ] hebben deelgenomen. In het door [leidinggevende] opgestelde verslag van het laatste gesprek staat dat dit gesprek door [werknemer] en [leidinggevende] als positief is ervaren, zij de intentie voor een constructieve samenwerking hebben uitgesproken en zij beiden van mening zijn dat er geen ondersteuning hoeft plaats te vinden door het hoofd Administratie en Personeelszaken of een externe partij. [werknemer] heeft het verslag ook ontvangen.
i. Op 12 februari 2016 vond er een aanvaring tussen [werknemer] en [leidinggevende] plaats. [leidinggevende] zei daarbij tegen [werknemer] dat zij dingen over hem had verteld en dat hij wel met een dolk in zijn rug zat.
Op 16 februari 2016 heeft [werknemer] zich ziekgemeld. Op 8 maart 2016 vond een gesprek met de bedrijfsarts plaats. De bedrijfsarts adviseerde als volgt: “
Er is sprake van een arbeidsconflict. Volgens de richtlijn (STECR) is er sprake van ziekte. (…) Omdat de prognose van herstel mede afhankelijk is van de oplossing voor het conflict, is het advies mediation in te zetten.”
Mediation is opgestart met een intakegesprek op 13 april 2016, maar het kwam toen niet tot een gezamenlijk gesprek om een oplossing te vinden omdat [leidinggevende] dat niet wilde.
De echtgenoot van [werknemer] , de heer [echtgenoot] , liet op 18 april 2016 in een what’s app bericht aan de bedrijfsarts weten dat de door [werknemer] geraadpleegde psycholoog adviseerde om een gespecialiseerde psycholoog in te schakelen die meer op arbeidsgerelateerd vlak werkzaam is.
[werknemer] heeft in mei 2016 geprobeerd zelfmoord te plegen. Op 19 mei 2016 heeft zij de vertrouwenspersoon ingeschakeld. Op 2 juni 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [werknemer] , [echtgenoot] , [directeur] en [hoofd PZ] . Bij aanvang van dat gesprek heeft [werknemer] aan Aldi gemeld dat [leidinggevende] zijn intimiderend en pestend gedrag niet heeft gestaakt, dat ze het idee heeft dat Aldi dit ten onrechte ziet als “ruis in de communicatie”, dat zij het alleen niet redt met [leidinggevende] , dat [leidinggevende] geen mediation wilde, dat Aldi niet heeft meegewerkt aan het inschakelen van deskundige hulp en dat het ontbreken van belangstelling vanuit Aldi tijdens ziekte haar heeft gekwetst.
Naar aanleiding van een spreekuurcontact op 4 juli 2016 heeft de bedrijfsarts laten weten dat het nog te vroeg is voor het oppakken van mediation. Ze heeft geadviseerd de contacten vanuit de werkgever door een ander dan [leidinggevende] te laten plaatsvinden.
Op 17 januari 2017 heeft de bedrijfsarts geadviseerd de mediation weer aan te pakken. Dat advies herhaalde zij op 14 februari 2017 en op 14 april 2017. Toen adviseerde zij ook om re-integratie mogelijk in [vestiging 2] te laten plaatsvinden en twee sporen in te zetten. In mei 2017 is mediation gestart. Op 5 juli 2017 vond een intake plaats voor het tweede spoor.
In augustus 2017 is re-integratie bij Aldi in [vestiging 1] gestart. [leidinggevende] was casemanager van de re-integratie. In een brief van 5 september 2017 aan de bedrijfsarts liet [werknemer] weten dat de re-integratie haar moeilijk wordt gemaakt door [leidinggevende] . Er vond een gesprek tussen [werknemer] , de bedrijfsarts en [leidinggevende] plaats en [werknemer] schakelde opnieuw de vertrouwenspersoon in. Daarna werd [directeur] in plaats van [leidinggevende] de casemanager van de re-integratie.
De verzekeringsarts van het UWV rapporteert op 22 december 2017 onder meer:
“I.v.m. de re-integratie kan het volgende opgemerkt worden. Reeds onmiddellijk na ziekmelding werd mediation voorgesteld. (…) Mediation ging echter pas daadwerkelijk door op 24-05-2017. Daarnaast werd ook adequate behandeling in de curatieve sector, hoewel reeds eerder voorgesteld, pas in gang gezet vanaf juni 2016. Indien deze beide interventies eerder waren ingezet, kan verwacht worden dat het klachtenbeloop gedurende 2016 korter en minder hevig zou zijn geweest. (…) Vanaf december 2016, toen er een nieuwe behandeling startte, waren er bij cliënt zeker terug meer benutbare mogelijkheden. Een FML werd door bedrijfsarts opgesteld in februari 2017, pas eind augustus 2017 startte cliënt met gedeeltelijk werken in passend werk. Er zijn geen medische redenen hiervoor te benoemen.”Het arbeidsdeskundig onderzoek van het UWV van 28 december 2017 sluit daarbij aan. Daarin wordt verder onder meer vermeld dat het advies om op een andere locatie te re-integreren niet is opgevolgd en dat de werkgever ook geen gehoor heeft gegeven aan het advies om een tweesporenbeleid te volgen.
Het UWV legde bij besluit van 4 januari 2018 aan Aldi een loonsanctie op, omdat Aldi niet voldoende heeft gedaan om [werknemer] te re-integreren. Het besluit is onherroepelijk.
In het verslag van een spreekuur van 16 januari 2018 constateert de bedrijfsarts dat het herstel helaas niet gaat als gehoopt, omdat onderliggende spanningen weer een toename van de beperkingen geven. De bedrijfsarts adviseert de mediation en tweede spoor activiteiten voorrang te geven. Op 24 januari 2018 schrijft [spoor twee coach] (spoor twee coach) aan Aldi dat de re-integratie inspanningsplicht van Aldi doorloopt en indien Aldi dat wenst, zij [werknemer] verder kan ondersteunen om tot succesvolle re-integratie in het tweede spoor te komen. Daar is door Aldi geen gevolg aan gegeven.
Na een (tweede) zelfmoordpoging begin februari 2018 viel [werknemer] opnieuw volledig uit.
In maart 2018 heeft [echtgenoot] de door [werknemer] gemaakte bandopnames aan [hoofd PZ] gegeven. Aldi heeft vervolgens een extern onderzoek laten uitvoeren door [onderzoeker] van [bedrijf 1] . [onderzoeker] heeft met [werknemer] en met [leidinggevende] gesproken en de door [werknemer] en [echtgenoot] gemaakte bandopnames beluisterd. Over de opnames staat in het op 4 juli 2018 uitgebrachte rapport onder meer: “
Volgens uitspraken van sommige, op de opnames te beluisteren medewerkers negeert verweerder[opmerking hof: [leidinggevende] ]
meldster[opmerking hof: [werknemer] ]
en heeft hij het op haar voorzien. Tevens wordt aangegeven dat verweerder het soms ook op anderen heeft voorzien en dat hij ‘over lijken’ gaat. Een medewerker heeft gezegd dat verweerder zaken verdraait. (…) De uitspraken van anderen over verweerder konden niet nader onderzocht of gespecificeerd worden nu deze medewerkers niet konden worden gesproken (…)”Verder staat in het rapport: “
Als voorlopige slotconclusie stelt de onderzoeker dat er sprake is van een ernstig geëscaleerd arbeidsconflict, met eerste indicaties van ongewenst gedrag/bejegening door verweerder richting meldster.” Finale conclusies kunnen niet worden getrokken. Daarvoor zou verdergaand onderzoek nodig zijn en moet met meer betrokkenen worden gesproken, aldus [onderzoeker] . Het rapport is op 26 oktober 2018 aan [werknemer] verstrekt.
[leidinggevende] is per oktober 2018 overgeplaatst naar Aldi [vestiging 2] B.V.
[werknemer] wilde opnieuw met de bedrijfsarts in gesprek. In een mailbericht van 9 april 2018 heeft [hoofd PZ] haar laten weten dat Aldi hier graag in faciliteert, dat Aldi met de bedrijfsarts heeft afgesproken dat er een consult kan plaatsvinden en dat [werknemer] daar zo snel mogelijk een uitnodiging voor ontvangt. Pas op 3 april 2019 vond een bezoek aan de bedrijfsarts plaats.
Op 24 mei 2019 heeft het UWV toestemming aan Aldi gegeven om de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid van [werknemer] op te zeggen. Bij brief van 27 mei 2019 heeft Aldi de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2019 opgezegd. Zij heeft het netto equivalent van € 74.493,00 als transitievergoeding aan [werknemer] betaald.
[werknemer] heeft deze procedure aangespannen omdat zij vindt dat Aldi haar naast de transitievergoeding een billijke vergoeding verschuldigd is. Zij heeft Aldi op 19 november 2019 daarnaast aansprakelijk gesteld voor schade op de voet van artikel 7:658 BW. De verzekeraar van Aldi heeft een expert ingeschakeld om onderzoek naar de toedracht te doen. Er loopt (nog) geen procedure over die schade.
Het verzoek en het verweer