Uitspraak
7345933 AZ VERZ 18-104
8.Het geding in hoger beroep
- de tussenbeschikking van 17 september 2020 waarbij het hof een mondelinge behandeling heeft gelast;
- de akte uitlaten na beschikking van [de werkgever] met producties, ingekomen ter griffie op 15 oktober 2020;
- de akte uitlating na uitlaten na beschikking van [de werknemer] met een productie, ingekomen ter griffie op 25 november 2020;
- de op 17 juni 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn gehoord:
- de ter zitting door mr. Van Kuijk overgelegde spreekaantekeningen.
9.De verdere beoordeling
Volgens [de werkgever] klopt deze vergelijking niet omdat [de werknemer] weliswaar een loonstrook laat zien van zijn nieuwe werkgever, maar daarbij heeft weggehaald welke toeslagen allemaal gelden. Het hof stelt vast dat in de door [de werknemer] overgelegde salarisspecificatie van 2019-03 alleen een ‘functiesalaris’ is vermeld en dat overige gegevens ontbreken (productie 38 bij het beroepschrift). Daarbij komt dat [de werknemer] niet, of in ieder geval onvoldoende heeft betwist dat hij in aanvulling op het door hem genoemde salaris ook nog toeslagen ontvangt. [de werknemer] kan daarom niet worden gevolgd in zijn standpunt dat zijn nieuwe salaris € 1.454,63 bruto per vier weken lager is dan bij [de werkgever] .
[de werknemer] heeft tijdens de tweede zitting in hoger beroep toegelicht dat hij op dit moment een derde arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd van één jaar heeft, die eindigt in november 2021. Hij weet nog niet of hij daarna voor onbepaalde tijd in dienst kan blijven. Het hof zal hier, gelet op de onbetwist door [de werkgever] genoemde krapte op arbeidsmarkt en de door [de werknemer] genoemde, weliswaar met een slag om de arm wegens corona, positieve verwachting, in het kader van de vaststelling van de billijke vergoeding wel vanuit gaan.
10.De beslissing
- de transitievergoeding van € 8.283,00 bruto;
- een billijke vergoeding van € 10.000,00 bruto;
- een vergoeding wegens opgebouwde, niet genoten vakantiedagen van € 2.372,49 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van art. 7:625 BW met een maximum van 25%;
- in eerste aanleg aan griffierecht op € 226,00 in zaaknummer 7323318 AZ VERZ 18-102, op nihil in zaaknummer 7323424 AZ VERZ 18-103 en op € 476,00 in zaaknummer 7345933 AZ VERZ 18-104 en aan salaris gemachtigde in al deze zaken gezamenlijk op in totaal € 720,00 en € 1.196,00; en
- in hoger beroep op € 324,00 aan griffierecht en op € 5.077,50 aan salaris advocaat en compenseert de proceskosten in hoger beroep voor het overige in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;