In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellanten] en Stichting Weller Wonen over de toestemming voor het aanbrengen van een overkapping aan de huurwoning van [appellanten]. Weller Wonen had eerder toestemming gegeven voor het aanbrengen van een overkapping, maar weigerde later toestemming voor het plaatsen van glazen panelen aan deze overkapping. De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat Weller Wonen de toestemming terecht had geweigerd, omdat de overkapping met panelen als een aanbouw werd beschouwd waarvoor geen toestemming was verleend.
In hoger beroep heeft het hof de zaak beoordeeld op basis van de grieven van [appellanten]. Het hof heeft vastgesteld dat er geen grieven zijn gericht tegen de feitenvaststelling van de kantonrechter en dat de beoordeling van de zaak beperkt moest blijven tot de grieven die door [appellanten] zijn aangevoerd. Het hof concludeert dat Weller Wonen geen toestemming heeft gegeven voor de plaatsing van de panelen en dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de overkapping met panelen vergelijkbaar is met een serre of aanbouw.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellanten] in de proceskosten van Weller Wonen in hoger beroep. De proceskosten worden begroot op € 2.228,00, en er zijn specifieke voorwaarden gesteld aan de betaling van deze kosten. Het hof benadrukt dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat Weller Wonen de kosten kan vorderen zonder dat [appellanten] eerst in beroep kan gaan.