3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[de werkgever] houdt zich bezig met het ontwikkelen van innovatieve e-commerce software en daaraan gerelateerde “middle ware” technologie en producten. De zogenaamde “Software as a Service”-producten worden verkocht als abonnementen aan online webshops en andere bedrijven.
[de werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1997, treedt op 8 juli 2019 bij [de werkgever] in dienst in de functie van Growth Hacker. Dit is een marketing functie met als taken: het genereren van sales en leads. Het betreft een 32-urig dienstverband voor onbepaalde tijd tegen een maandsalaris van € 1.960,-- bruto. [de werknemer] krijgt een lease-auto, mobiele telefoon en een laptop ter beschikking. In zijn arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen.
[de werknemer] volgt daarnaast een HBO-opleiding op ICT gebied.
Als praktijkopdracht voor zijn studie onderzoekt [de werknemer] de innovatiemogelijkheden binnen [de werkgever] door middel van data-analyse. Op 18 juni 2020 presenteert hij zijn onderzoek ten overstaan van twee docenten. [betrokkene 2] is bij deze digitale presentatie aanwezig.
Een dag later, op vrijdag 19 juni 2020, vindt er een bespreking plaats tussen [de werknemer] en [de werkgever] , vertegenwoordigd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Zij delen [de werknemer] mee erg geschrokken te zijn van de door [de werknemer] gegeven presentatie. Zij geven aan dat [de werknemer] met het houden van deze presentatie zijn geheimhoudingsverplichting in ernstige mate heeft geschonden. Zij bieden [de werknemer] een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan. [de werknemer] wordt op non actief gesteld en moet de bedrijfseigendommen inleveren. Hij krijgt de gelegenheid om zijn privébestanden die op de bedrijfslaptop staan, op een usb-stick te zetten. Hij schrijft het wachtwoord op een vel papier dat hij overhandigt en verlaat de werkplek.
Per Whatsapp vraagt [betrokkene 2] hem diezelfde dag nog om het wachtwoord omdat het opgegeven wachtwoord niet klopt.
[de werknemer] laat hierop per whatsapp weten dat hij overdonderd is door de gang van zaken, dat hij eerst duidelijkheid wil hebben over het hem gemaakte verwijt dat hij het geheimhoudingsbeding heeft geschonden en dat hij geen enkele reden ziet om “ASAP” wachtwoorden te verstrekken. “Laten we na het weekeind contact met elkaar hebben” zo besluit [de werknemer] zijn bericht.
Bij e-mail van maandag 22 juni 2020 zendt de advocaat van [de werkgever] een gewijzigde vaststellingsovereenkomst aan [de werknemer] met het verzoek om uiterlijk vrijdag 26 juni 2020 daarop te reageren. Voorts verzoekt zij, en zo nodig sommeert zij [de werknemer] om per omgaande en uiterlijk de dag erop, dinsdag 23 juni 2020, om 10.00 uur de verzochte wachtwoorden aan [de werkgever] toe te sturen.
[de werknemer] reageert per e-mail van dinsdag 23 juni 2020 hierop. Hij vermeldt dat hij in het bijzijn en onder toezicht van [de werkgever] heeft ingelogd. Het feit dat [de werkgever] achteraf stelt dat het wachtwoord onjuist is, komt hem, zo geeft hij aan, vreemd voor. Hij schrijft:
“(…)
Daarnaast begin ik steeds meer de indruk te krijgen dat uw cliënt op zoek is naar redenen om onder de arbeidsovereenkomst uit te komen en lijkt het erop dat uw client probeert om bewust een dossier op te bouwen om dit te rechtvaardigen.
Wat als uw cliënt zelf het wachtwoord heeft aangepast? En wat als uw client later stelt dat ik ook de autosleutels niet ingeleverd heb? Dit alles om een onrealistisch beeld van mij te schetsen waaruit zou moeten blijken dat ik mezelf niet houdt aan de bepalingen in het contract om dit vervolgens tegen mij te gebruiken.
(…)
Daarop reageert de advocaat van [de werkgever] met een e-mail van een kleine twee uren later. Zij meldt dat [de werknemer] ondanks herhaald verzoek niet voldoet aan het toezenden van het wachtwoord. Zij sommeert [de werknemer] voor een laatste maal om uiterlijk die dag om 15.00 uur het juiste wachtwoord te verstrekken bij gebreke waarvan deze hardnekkige weigering een dringende reden is voor een ontslag op staande voet.
Bij e-mail van ongeveer een uur later bericht [de werknemer] haar dat hem is verzocht geen verdere stappen te ondernemen. Hij geeft aan die dag nog een afspraak te hebben met een advocaat; zij zal op korte termijn reageren.
Bij e-mail van die dag, 17.31 uur, ontslaat de advocaat namens [de werkgever] [de werknemer] op staande voet.
Bij e-mail van die dag, 18:13 uur, bericht de advocaat van [de werknemer] aan de advocaat van [de werkgever] dat zij binnen veertien dagen inhoudelijk op de zaak zal ingaan.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [de werknemer] de kantonrechter primair verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen en [de werkgever] te verplichten hem weer tot het werk toe te laten, hem het salaris uit te betalen en hem o.a. zijn leaseauto weer ter beschikking te stellen. Subsidiair heeft hij verzocht om [de werkgever] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, een gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en (kort gezegd) een eindafrekening onder afgifte van een deugdelijke loonspecificatie, een betaling van de opgebouwde maar niet opgenomen verlofuren en om een verklaring voor recht dat het concurrentie- en relatiebeding niet van toepassing is. Primair en subsidiair heeft hij verzocht om [de werkgever] te veroordelen een zonnebril af te geven en privégegevens op de laptop aan hem af te staan en om betaling van vakantietoeslag vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Aan deze verzoeken heeft hij, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat er geen sprake is geweest van een dringende reden die dit ontslag kan rechtvaardigen.
3.2.3.[de werkgever] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. [de werkgever] heeft bij wijze van tegenverzoek de kantonrechter verzocht om [de werknemer] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding, voor recht te verklaren dat zij mag verrekenen en [de werknemer] te veroordelen mee te werken aan het verstrekken van de wachtwoorden op straffe van een dwangsom.
3.3.1.Na de mondelinge behandeling van 22 september 2020 heeft de kantonrechter in de tussenbeschikking van 6 oktober 2020 de primaire verzoeken en de verzoeken tot betaling van de gefixeerde vergoeding en de billijke vergoeding afgewezen. [de werkgever] is veroordeeld tot het betalen van een transitievergoeding van € 677,73 bruto aan [de werknemer] en [de werknemer] is veroordeeld tot het betalen van de gefixeerde schadevergoeding aan [de werkgever] .
3.3.2.In de tussenbeschikking van 11 november 2020 heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat het concurrentie- en relatiebeding in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst niet van toepassing is. [de werknemer] is in deze beschikking met betrekking tot zijn verzoeken veroordeeld in de proceskosten van [de werkgever] . Voorts heeft de kantonrechter op de tegenverzoeken het bedrag bepaald dat [de werknemer] ter zake de gefixeerde schadevergoeding nog (per saldo) aan [de werkgever] verschuldigd is, zijnde € 1.009,68.
3.3.3.In de eindbeschikking van 20 november 2020 heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat [de werkgever] de verplichting uit hoofde van de beschikking van 6 oktober 2020 mag verrekenen met haar vordering uit hoofde van de beschikking van 11 november 2020 en [de werknemer] veroordeeld om eraan mee te werken dat [de werkgever] toegang wordt verschaft tot de laptop op straffe van een dwangsom. [de werknemer] is met betrekking tot de tegenverzoeken veroordeeld in de proceskosten van [de werkgever] die op nihil zijn gesteld.