In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen van 45.000 Britse Ponden en een appartement in Litouwen. De verdachte, geboren in 1974, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 20 februari 2017. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep onbeperkt is ingesteld, maar dat er geen hoger beroep openstaat tegen de vrijspraak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak.
Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep verricht en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep tegen de vrijspraak en dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 200 uren. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak en, subsidiair, ontslag van alle rechtsvervolging.
Het hof heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder het relaasproces-verbaal van de politie, en heeft geoordeeld dat de verdachte wist van de aanwezigheid van hasj in haar woning. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en 90 dagen hechtenis. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van een bedrag van € 52.810,- dat is witgewassen, bevestigd, en heeft de beslissing van de rechtbank voor het overige bevestigd.