3.5.De bewindvoerder c.s. heeft in incidenteel hoger beroep verweer gevoerd, geconcludeerd dat de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten terecht is afgewezen en dat [woningstichting] in de proceskosten in incidenteel hoger beroep dient te worden veroordeeld, uitvoerbaar bij voorraad.
De beoordeling door het hof:
3.6.1.Met grief 4 betoogt de bewindvoerder c.s. dat [woningstichting] geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming. Het feit dat de voorzieningenrechter pas na 5½ maand na de dagvaarding de ontruiming beveelt, staat haaks op de terechte overweging dat een ontruiming slechts bij voorlopige voorziening kan worden bevolen onder omstandigheden die het treffen van een acute voorziening vereisen. [appellante] wenst dat het geschil in een bodemprocedure wordt beslecht omdat zij in een dergelijke procedure meer mogelijkheden heeft om zich afdoende te verweren tegen de stellingen van [woningstichting] .
3.6.2.[woningstichting] heeft aangevoerd dat zij ten tijde van het bestreden vonnis, en ook nu nog, een spoedeisend belang heeft bij het treffen van de door haar gevorderde voorlopige voorziening. De door [appellante] veroorzaakte overlast, die voortduurt, maakt dit noodzakelijk, aldus [woningstichting] .
3.6.3.Het hof is van oordeel dat [woningstichting] spoedeisend belang had en heeft bij beoordeling van haar vordering tot ontruiming. Dit volgt uit de aard, de duur en de impact van de door [woningstichting] gestelde geluidsoverlast voor [buur] . Of deze stellingen door het hof worden onderschreven en of de gevorderde voorziening toewijsbaar is, zal het hof hierna beoordelen. Grief 4 faalt.
Overlast/tekortkoming/ontbinding/ontruiming:
3.7.1.Met de grieven 1 en 2 betoogt de bewindvoerder c.s. dat onvoldoende vaststaat dat [appellante] geluidsoverlast heeft veroorzaakt die ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. Volgens de bewindvoerder c.s. bieden de klachten van [buur] , [buurtbewoner 2] , [buurtbewoner 3] en de vaststellingsovereenkomst onvoldoende bewijs. Daartoe voert de bewindvoerder c.s. het volgende aan. De vaststellingsovereenkomst is onder druk tot stand gekomen. [appellante] heeft deze niet gelezen en uitsluitend ondertekend om aan de verstrekkende negatieve gevolgen van een ontruiming voor haar en haar eveneens met psychische problematiek kampende zoon te ontkomen. Het ontbreekt aan objectieve bewijsmiddelen over de aard en ernst van de door [appellante] en haar gezin geproduceerde geluiden. Er zijn geen metingen verricht en de politie heeft ook geen bevindingen uit eigen waarneming gerapporteerd. De door [woningstichting] in het geding gebrachte geluidsopnamen laten slechts zacht geluid horen. De diverse verklaringen waar [woningstichting] een beroep op doet bevatten de subjectieve beleving van [buur] , [buurtbewoner 2] en [buurtbewoner 3] . [buur] heeft bovendien belang bij zijn verklaringen, in het bijzonder ook bij die van na het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst, omdat hij wenst dat [appellante] uit haar woning vertrekt. De geluiden die [appellante] en haar gezin produceren gaan het niveau van normale gezinsgeluiden niet te boven, aldus de bewindsvoerder c.s.
3.7.2.Volgens [woningstichting] is het op grond van de door haar in het geding gebrachte bewijsmiddelen voldoende aannemelijk dat [appellante] overlast veroorzaakt. Daartoe voert zij het volgende aan. [woningstichting] betwist dat [appellante] onder druk is gezet de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen. De GGZ-begeleider van [appellante] , [GGZ-behandelaar/begeleider] , heeft de overeenkomst met haar doorgenomen, waarna [appellante] deze heeft ondertekend. De vaststellingsovereenkomst is bovendien voorafgegaan door waarschuwingen en sommaties om een einde aan de geluidsoverlast te maken, met daarbij de aankondiging van rechtsmaatregelen als [appellante] daaraan geen gehoor zou geven. [appellante] was ervan op de hoogte dat [woningstichting] zich genoodzaakt zag een ontruimingsprocedure te starten, maar haar nog een laatste kans wilde geven. [appellante] heeft met de vaststellingsovereenkomst erkend dat zij structureel overlast veroorzaakt. De verklaringen van [buur] , [buurtbewoner 2] en [buurtbewoner 3] maken dat voldoende aannemelijk is dat [appellante] overlast veroorzaakt. De in het geding gebrachte geluidsopnamen onderstrepen dat. Het feit dat de opnamen zacht zijn doet daar niet aan af. Duidelijk hoorbaar is welke geluiden [appellante] maakt en [buur] hoort. Een medewerker van [woningstichting] heeft tijdens een huisbezoek vastgesteld dat [appellante] met luide stem spreekt. Uit de brief van 11 februari 2020 van [woningstichting] aan [appellante] volgt dat ook de politie ernstige overlast heeft geconstateerd.
3.7.3.Het hof overweegt als volgt. [woningstichting] vordert dat [appellante] haar huurwoning ontruimt, vooruitlopend op een door de bodemrechter uit te spreken ontbinding van de huurovereenkomst. Het hof stelt voorop dat het bezorgen van overlast aan omwonenden jegens [woningstichting] wanprestatie op kan leveren. Dit volgt uit de van de huurovereenkomst onderdeel uitmakende Algemene Bepaling 6.7., inhoudende dat de huurder zich dient te onthouden van het bezorgen van overlast aan omwonenden. Het verstrekkende middel van ontbinding van een huurovereenkomst op grond van wanprestatie en het daaraan verbonden gevolg van ontruiming, kan echter pas aan de orde zijn als er sprake is van structurele
ernstige(cursivering hof) overlast. Voor toewijzing van de vordering van [woningstichting] in kort geding is in de eerste plaats noodzakelijk dat voldoende aannemelijk is dat [appellante] ernstige geluidsoverlast veroorzaakt. Ook indien dit het geval is dient op grond van alle feiten en omstandigheden van het geval te worden beoordeeld of het treffen van een voorlopige voorziening in de vorm van een gedwongen ontruiming van de woning aangewezen is. Gelet op de verstrekkende gevolgen van een ontruiming past daarbij terughoudendheid. In kort geding is een vordering tot ontruiming van een huurwoning slechts toewijsbaar als (i) voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter een vordering tot ontbinding en ontruiming op grond van hetzelfde feitencomplex eveneens zal toewijzen, en (ii) van de verhuurder niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht.
3.7.4.[woningstichting] is overgegaan tot het instellen van een vordering in kort geding omdat zij het standpunt inneemt dat [appellante] voorafgaand aan en na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst structureel ernstige geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Het vorderen van onmiddellijke ontruiming door [woningstichting] bij de dagvaarding in eerste aanleg op de grond dat de door haar gestelde geluidsoverlast grond biedt voor ontbinding van de huurovereenkomst, brengt mee dat de vraag voorligt of er ten tijde van die dagvaarding en de periode daarna sprake is van ernstige overlast die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
3.7.5.De vaststellingsovereenkomst van 5 juni 2020 vermeldt dat [appellante] erkent dat zij tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst door structurele overlast te veroorzaken, zoals onder meer in de overwegingen van de overeenkomst en in de brief van 19 mei 2020 is genoemd. [appellante] heeft het hof onvoldoende aanknopingspunten geboden voor het oordeel dat zij de vaststellingsovereenkomst heeft ondertekend na ongeoorloofde druk van [woningstichting] en dat haar wil niet was gericht op de inhoud van de hele vaststellingsovereenkomst. [appellante] heeft de overeenkomst ondertekend nadat zij die met haar GGZ-begeleider had besproken. De door [appellante] aangereikte feiten zijn onvoldoende om in dit kort geding aannemelijk te achten dat zij niet in staat is de inhoud van de overeenkomst te begrijpen en haar wil te vormen. Grief 1 faalt daarom. Het hof maakt uit de in de vaststellingsovereenkomst vermelde brief van 19 mei 2020 op dat [woningstichting] de overlast als zeer ernstig kwalificeert omdat deze veelal ’s-avonds en ’s-nachts optreedt. Om met [woningstichting] voldoende aannemelijk te kunnen achten dat [appellante] ernstige overlast veroorzaakt, met name ook na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, dienen de door [woningstichting] genoemde bewijsmiddelen hiervoor grond te bieden. Dat is niet het geval. Dit zal het hof in de rechtsoverwegingen hierna verder motiveren.
Voor zover [woningstichting] bedoelt te betogen dat de ontruiming alleen al gerechtvaardigd is omdat er na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst twee overlastmeldingen binnen 14 dagen zijn geweest (zoals bedoeld in artikel 2.2. van die overeenkomst), overweegt het hof het volgende. Gelet op de hierboven in r.o. 3.7.3. vermelde maatstaf voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding, faalt dit betoog van [woningstichting] en dient tot een inhoudelijke beoordeling van de gestelde overlast te worden overgegaan.
3.7.6.De (uitgebreid, maar niet uitputtend weergegeven) meldingen van na de vaststellingsovereenkomst, van [buur] tenzij anders vermeld, luiden:
(productie 23 van [woningstichting] ):
- “ Was al hele avond al wat onrustig, op de grens van leef geluiden en overlast. Voor 22.00 uur was dat nog redelijk acceptabel, zat op de grens. Overdag weer dat gebonk gehoord (…)”
- “ Onweer is niet leuk. Maar savonds rond 21.45 beginnen met de tuin achter en zijkant oprit te vegen!! Na 22u gaat mooi door. (…) De hele avond is er al gerommel. Lijkt wel weer of alle meubels worden verplaatst. Kan er nog steeds niet kwaad op worden. Maar genoeg is genoeg!”
- “ Gisteravond 23.15/23.30 was het weer zover. De deuren hebben hun kozijn gevonden. Waarom kan dit niet gewoon zachtjes dicht gemaakt worden. (…) Heb gewerkt tot 21uur en dan wil je toch rustig slapen!!”
(productie 23a van [woningstichting] ):
- “ Ik weet nu waarom ik snachts regelmatig wakker word rond 3.u Dan gaat mevrouw naar bed. Dit gaat niet onopgemerkt. Het knalt en klapt. (Deuren of kast?)”
(productie 25A van [woningstichting] ):
- “(…) Begon weer na 21.30 Deuren klapten weer dicht, maar ook weer het geluid van een zak aardappelen die in een hoek wordt neergegooid, dof bonkend geluid. Dit gaat dan weer door tot 22.30 (…)”
- “(…) En nu begint het gerommel weer. Van in de tuin werken tot binnen weer volop geluid. Geen geschreeuw of ruzie. Maar weer poetsgeluiden. Meubels verplaatsen (…)”
(productie 31 van [woningstichting] ):
- “ Gisteravond rind 19.30 was t weer zover. Deur die weer paar keer dicht knalde. Leek weer of ze met spullen aan t gooien waren. Dit alles duurde plus minus 30 min.”
- “ Maandagavond rond 19.30 was het weer raak. Rond die tijd waren er weer paar flinke klappen van deuren. (4x)”
- “ Vanaf dat ik thuis ben 20.15 weer bonken. Deuren gaan weer hard dicht. Nu bijna 20.30 en blijft doorgaan (…)”
- “ Vanavond was t weer zover. Zowel mijn dochter als ik hoorde ze krijsen rond 23u. Het was maar even. Maar toch.”
(productie 32 van [woningstichting] ):
- ( Buurtbewoner [buurtbewoner 2] ) “Buurvrouw heeft gisteravond een half uur staan schreeuwen in hun woning. Zo hard dat ik het bij mij binnen kon horen.”
- “ Maar al zeker vanaf 23.15 slaan met deuren nu 23.40. Constant gerommel… harde bonken. Geen idee wat t is. Wel (…) irritant als je moet slapen (…)”
- Hoop gerommel… of dat er met zware spullen wordt gegooid. Regelmatig klappen de deuren weer dicht. 18.15 tot 18.43. Is dat overlast. Ik vind van wel”
- “22.15 mevrouw is weer aan t schreeuwen. Kan het helaas niet opnemen. Nu 22.15 knallen er weer deuren dicht (…)”
-“18.45 tot 19u. Weer ruzie tussen mevrouw en (…) (zoon). Ook harde bonken (…)”
- ( Buurtbewoner [buurtbewoner 2] ) “Afgelopen vrijdag rond 23.30 veel geschreeuw. Afgelopen zaterdag rond 21uur veel geschreeuw. Afgelopen zondag rond 20.00 mijn dochter dacht dat er op nieuw bij de buren werd ingebroken. Maar dat geluid kwam van de buurvrouw af. Ik kon het geluid niet plaatsen (…)”
3.7.7.Uit deze verklaringen maakt het hof op dat sinds het sluiten van de vaststellingsovereenkomst sprake is van geluiden, overdag, in de avond en in een enkele melding in de nacht, gedurende korte(re) perioden. Het hof neemt op grond van de beschrijving door [buur] aan [woningstichting] van de impact die de geluiden op hem hebben aan dat [buur] deze geluiden als luid ervaart en dat deze een negatieve invloed hebben op zijn woongenot. Of de door [appellante] en haar gezin met name na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst geproduceerde geluiden structureel het niveau van nog als normaal aan te merken gezinsgeluid aanmerkelijk te boven gaat, is voor het hof op grond van uitsluitend de - subjectieve - verklaringen van [buur] niet voldoende aannemelijk. Aanvullend bewijs is noodzakelijk. Het hof ziet dit aanvullende bewijs niet in de verklaringen van [buurtbewoner 2] en [buurtbewoner 3] . Zij hebben slechts incidenteel melding gemaakt van geluid, afkomstig van [appellante] .. De verklaring van een medewerker van [woningstichting] , dat bij huisbezoek aan [appellante] is geconstateerd dat [appellante] met luide stem spreekt, is ook ontoereikend omdat hieruit niet kan worden opgemaakt of dit als zodanig kan worden gekwalificeerd als overlast. Verder is niet gebleken dat de politie na de sluiting van de vaststellingsovereenkomst (ernstige) overlast heeft geconstateerd. Daarbij neemt het hof nog het volgende in aanmerking ten aanzien van de periode vóór het sluiten van die overeenkomst. Uit de brief van 11 februari 2020 van [woningstichting] aan [appellante] blijkt weliswaar dat volgens [woningstichting] de politie ernstige overlast heeft geconstateerd, maar iedere beschrijving daarvan ontbreekt. Een proces-verbaal van bevindingen of een beschrijving van een waarneming uit het BPS-systeem van de politie ontbreekt. Op de geluidsopnamen tot slot is zacht te horen dat iemand met veel stemverheffing c.q. geschreeuw spreekt en/of ruzie maakt. Op grond van deze opnamen kan het hof niet meer opmaken dan dat dit geschreeuw of deze ruzie zacht te horen is in de woning van [buur] .
3.7.8.Uit het vorenstaande volgt dat de door [woningstichting] aangereikte bewijsmiddelen ontoereikend zijn om voor het hof voldoende aannemelijk te doen zijn dat [appellante] ernstige geluidsoverlast veroorzaakt. Dit kort geding leent zich niet voor aanvullende bewijslevering. De slotsom is dat de vordering tot ontruiming een deugdelijke grondslag ontbeert en behoort te worden afgewezen. Grief 2 slaagt.
De omstandigheden van het geval en de wederzijdse belangen: