In deze zaak gaat het om de weigering van de gemeente Breda om een exploitatievergunning te verlenen aan [appellante], die als gevolg hiervan schade heeft geleden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder de vordering tot schadevergoeding afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. In hoger beroep heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch de zaak behandeld. Het hof heeft vastgesteld dat de gemeente de vergunning ten onrechte heeft geweigerd en dat de rechtbank in haar eerdere vonnissen niet voldoende rekening heeft gehouden met de schade die [appellante] heeft geleden. Het hof heeft de grieven van [appellante] besproken, waaronder de afwijzing van haar vordering tot schadevergoeding en de proceskostenveroordeling. Het hof heeft geconcludeerd dat de tussenvonnissen en het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd worden, en dat [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De gemeente heeft geen voorwaardelijk incidenteel appel hoeven te bespreken, omdat de grieven van [appellante] niet slagen. De uitspraak is gedaan op 6 juli 2021.