ECLI:NL:GHSHE:2021:2053

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
200.244.833_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de verschuldigdheid van facturen in een overeenkomst van opdracht tussen advocaat en cliënt

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [A Advocaten] Advocaten B.V. tegen [geïntimeerde], Filino B.V. en Nedax B.V. over de verschuldigdheid van facturen die voortvloeien uit een overeenkomst van opdracht. [A Advocaten] heeft [geïntimeerde] bijgestaan in een kort geding en heeft hiervoor een totaalbedrag van € 30.757,27 in rekening gebracht. [geïntimeerde] heeft slechts € 13.375,56 betaald en betwist de hoogte van de facturen, stellende dat de werkzaamheden niet in verhouding staan tot de kosten. Het hof heeft de procedure gevolgd en de relevante stukken van de eerste aanleg in overweging genomen, waaronder het tussenarrest van 23 oktober 2018 en de memorie van grieven.

Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] nog een bedrag van € 10.895,89 aan [A Advocaten] verschuldigd is, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft vastgesteld dat de overeenkomst van opdracht niet alleen betrekking had op het kort geding, maar ook op andere werkzaamheden die door [A Advocaten] zijn verricht. De grieven van [A Advocaten] met betrekking tot de verschuldigdheid van de facturen zijn gedeeltelijk toegewezen, terwijl de grieven van [geïntimeerde] zijn afgewezen. Het hof heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen aan Filino en Nedax, maar niet aan [geïntimeerde].

De uitspraak van het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [geïntimeerde], Filino en Nedax hoofdelijk tot betaling van het verschuldigde bedrag, evenals de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.244.833/01
arrest van 6 juli 2021
in de zaak van
[A Advocaten] Advocaten B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [A Advocaten] ,
advocaat: mr. A.A. Mukuchian te Maastricht,
tegen

1.[geïntimeerde] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
Filino B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
3.
Nedax B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
hierna ieder afzonderlijk aan te duiden als respectievelijk [geïntimeerde] , Filino en Nedax en gezamenlijk in enkelvoud aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.L. Stegeman te Heerlen,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 23 oktober 2018 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Roermond, zittingsplaats Limburg, onder zaaknummer 5929507\CV EXPL 17-3708 gewezen vonnis van 31 januari 2018.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 23 oktober 2018 waarbij het hof een comparitie van partijen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 december 2018;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens akte wijziging van eis met producties;
  • de memorie van antwoord in het incidenteel appel;
  • de akte van [geïntimeerde] van 25 februari 2020;
  • het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De beoordeling

In dit hoger beroep gaat het hierom
6.1
[geïntimeerde] heeft [A Advocaten] opdracht gegeven om hem bij te staan als advocaat. [A Advocaten] heeft hiervoor in totaal € 30.757,27 in rekening gebracht. [geïntimeerde] heeft € 13.375,56 betaald en heeft het restant van € 17.381,71 niet betaald. [A Advocaten] vordert betaling van dit bedrag (het principaal hoger beroep). Volgens [geïntimeerde] heeft [A Advocaten] onjuist geadviseerd en staat de rekening niet in verhouding tot het verrichte werk. [geïntimeerde] vordert terugbetaling van € 13.375,56 (het incidenteel hoger beroep). Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] , in aanvulling op wat hij al betaald heeft, nog € 10.895,89 aan [A Advocaten] moet betalen. Het hof licht dat hierna toe.
in principaal en incidenteel hoger beroep
6.2
De kantonrechter heeft vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Volgens [A Advocaten] is deze vaststelling onvolledig en daarom onjuist (grief 4 van [A Advocaten] ). Het hof zal een nieuw overzicht geven van de onbetwiste feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
6.2.1
[A Advocaten] heeft op 18 oktober 2016 een opdrachtbevestiging gestuurd naar [geïntimeerde] voor het verrichten van werkzaamheden op basis van een uurtarief variërend van € 140,00 tot € 260,00 per medewerker, exclusief 10% kantoorkosten en btw. [geïntimeerde] heeft deze opdrachtbevestiging voor akkoord ondertekend. Op de opdrachtbevestiging zijn algemene voorwaarden van [A Advocaten] van toepassing verklaard. In de opdrachtbevestiging staat:
“ (…)
In het kader van de door u aan [A Advocaten] Advocaten B.V. verstrekte opdracht met betrekking tot het kort geding tegen de stichting Nedubex bevestig ik namens [A Advocaten] Advocaten dat ik een dossier heb geopend (…)
De betalingstermijn beloopt maximaal 15 dagen na factuurdatum. (…) In tegenstelling tot de eerder aan u verstuurde opdrachtbevestiging staan Nedax B.V., Filino B.V. en de heer [geïntimeerde] hoofdelijk in voor de nakoming van onze afspraken, inclusief betaling. (…)
6.2.2
[geïntimeerde] is op 20 oktober 2016 in kort geding gedagvaard door Nedubex.
6.2.3
[A Advocaten] heeft in een e-mail van 25 oktober 2016 aan ‘ [geïntimeerde] ’ geschreven:
‘(…)
In bovengenoemde zaak wens ik u volledigheidshalve te berichten dat ik en mijn medewerkers ten behoeve van het kort geding van morgen 26 oktober 2016 naast het opstellen van de pleitnota en het verzamelen en opstellen van producties ook uitvoerige werkzaamheden hebben verricht in uw belang. Dit met betrekking tot onder meer het herstellen van het een en ander, zoals het opstellen van de rectificatie (…). Ook met het opstellen van de producties met betrekking tot de deelnemers die op de website staan vermeld, is veel tijd gemoeid geweest. Ik heb daarbij mijn kantoorgenote ingeschakeld aangezien zij een lager uurtarief heeft.
De kosten die in de zaak tot en met gisteren zijn gemaakt zijn circa € 11.000,-, exclusief kantoorkosten en btw. Graag verzoek ik u dan ook in het kader van de zitting van morgen om omgaand een voorschot te betalen van (…) een totaalbedrag van € 6.655,-.’
6.2.4
Op 26 oktober 2016 heeft een zitting in het kort geding plaatsgevonden, maar tijdens die zitting heeft de kantonrechter beslist dat de behandeling van de zaak werd uitgesteld tot de volgende dag, omdat de wederpartij van [geïntimeerde] kort daarvoor aanvullende stukken had ingediend. De zitting is de volgende dag, op 27 oktober 2016 voortgezet. De kantonrechter heeft op 10 november 2016 vonnis in het kort geding gewezen.
6.2.5
[A Advocaten] heeft voor haar werkzaamheden de volgende facturen aan [geïntimeerde] gestuurd:
- factuur van 24 november 2016 van € 19.728,17 inclusief btw (€ 25.228,18 min voorschot van € 5.500,- exclusief btw);
- factuur van 12 december 2016 van € 2.720,56 inclusief btw; en een
- factuur van 30 januari 2017 van € 1.653,54 inclusief btw.
Opgeteld is dit, vermeerderd met het voorschot in de e-mail van 25 oktober 2016 van € 6.655,00, een bedrag van in totaal € 30.757,27. [geïntimeerde] heeft in totaal € 13.375,56 betaald.
6.2.6
[A Advocaten] heeft [geïntimeerde] op 30 januari 2017 voor een laatste maal gesommeerd om de openstaande facturen te voldoen. [geïntimeerde] is niet tot betaling overgegaan.
6.2.7
[A Advocaten] heeft op 21 maart 2017 conservatoir beslag op de woning van [geïntimeerde] laten leggen. [A Advocaten] is daarna deze procedure gestart.
De procedure bij de kantonrechter
6.3.1
[A Advocaten] vorderde in de procedure bij de kantonrechter, samengevat, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] hoofdelijk te veroordelen tot:
I. betaling van een bedrag van € 17.381,71, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
II. betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 2.607,26, althans van € 948,82;
III. en IV. betaling van de proceskosten en beslagkosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over de (na)kosten.
6.3.2
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [A Advocaten] . [geïntimeerde] heeft verkort weergegeven, gevorderd om:
1. voor recht te verklaren dat [A Advocaten] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [geïntimeerde] , althans dat [A Advocaten] onrechtmatig heeft gehandeld en [A Advocaten] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding op te maken bij staat, vermeerderd met rente en kosten;
2. te begroten en vast te stellen de vergoeding die [A Advocaten] maximaal kan toekomen en [A Advocaten] te veroordelen tot (terug)betaling van het bedrag van € 13.375,56, althans het verschil tussen dit bedrag en het bedrag dat door de kantonrechter is begroot en vastgesteld, vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
met veroordeling van [A Advocaten] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met nakosten en de wettelijke rente over de (na)kosten.
6.3.3
De kantonrechter heeft in het vonnis van 31 januari 2018 de vorderingen van beide partijen afgewezen. Over de proceskosten is beslist dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6.4
[A Advocaten] heeft in hoger beroep acht grieven aangevoerd (het principaal hoger beroep). Volgens [A Advocaten] moet het vonnis van de kantonrechter worden vernietigd voor zover haar vorderingen zijn afgewezen. [A Advocaten] heeft gevorderd om haar vorderingen bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog geheel of gedeeltelijk toe te wijzen, met bekrachtiging van het vonnis voor het overige en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van de procedure bij de kantonrechter en in hoger beroep.
6.5
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [A Advocaten] . [geïntimeerde] heeft zelf vier grieven aangevoerd (het incidenteel hoger beroep). Volgens [geïntimeerde] moeten zijn vorderingen alsnog geheel of gedeeltelijk worden toegewezen. [geïntimeerde] heeft in aanvulling daarop in hoger beroep zijn eis vermeerderd met betrekking tot het conservatoir beslag en gevorderd om, samengevat:
- [A Advocaten] te veroordelen tot onmiddellijke opheffing daarvan, op straffe van een dwangsom;
- te verklaren voor recht dat [A Advocaten] onrechtmatig heeft gehandeld door het (doen) leggen van conservatoir beslag op de woning van [geïntimeerde] ;
- [A Advocaten] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding wegens het op de woning van [geïntimeerde] gelegde conservatoir beslag, nader op te maken bij staat; en
met veroordeling van [A Advocaten] in de proceskosten van de procedure bij de kantonrechter en in hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.6
[A Advocaten] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van [geïntimeerde] . Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
Gehoudenheid tot betaling
6.7
Met grief 1 (in het principaal hoger beroep) betoogt [A Advocaten] dat [geïntimeerde] gehouden is om de facturen te betalen omdat de facturen niet binnen 15 dagen na de factuurdatum zijn betwist in de zin van artikel 14 van de algemene voorwaarden, met uitzondering van de factuur van 30 januari 2017. Het recht van reclame van [geïntimeerde] is in zoverre komen te vervallen (art. 6:89 BW). Daarbij komt dat [geïntimeerde] heeft toegezegd de facturen en de verder te verrichten werkzaamheden aan [A Advocaten] te betalen, aldus [A Advocaten] .
6.8
Het hof volgt [A Advocaten] hierin niet.
6.9
In artikel 14 van de algemene voorwaarden van [A Advocaten] staat:

Bij gebreke van reclame of door betaling van de factuur binnen 15 dagen na factuurdatum vervalt bij wege van vaststelling ex art. 7:900 BW enig beroep op eventuele betwisting van de factuur en/of tenaamstelling uit welken hoofde dan ook en staat de instemming met de factuur vast. Betwisting laat de betalingsverplichting van cliënt onverlet.”.
6.1
Het hof stelt voorop dat artikel 14 van de algemene voorwaarden van [A Advocaten] moet worden uitgelegd aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Dat betekent dat de betekenis van dit artikel moet worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, in hun onderlinge samenhang bezien.
6.11
Gesteld noch gebleken is dat partijen over artikel 14 van de algemene voorwaarden hebben onderhandeld of dat dit artikel voorafgaand aan het ondertekenen van de opdrachtbevestiging door [geïntimeerde] ter sprake is gekomen. Anders dan [A Advocaten] heeft betoogd, volgt naar het oordeel van het hof uit de tekst van dit artikel niet expliciet en ondubbelzinnig dat een beroep op betwisting vervalt als niet binnen 15 dagen na de factuurdatum is geklaagd, omdat de termijn van 15 dagen daaraan door het woord ‘of’ niet ondubbelzinnig is gekoppeld. [A Advocaten] heeft in de opdrachtbevestiging van 18 oktober 2016 weliswaar gewezen op een betalingstermijn van 15 dagen na factuurdatum, maar daaraan is niet toegevoegd dat de betreffende facturen daarna niet meer konden worden betwist. [geïntimeerde] heeft daarom terecht betoogd dat hij de opdrachtbevestiging in combinatie met artikel 14 van de algemene voorwaarden zo mocht begrijpen dat de termijn van 15 dagen slechts ziet op de betalingstermijn van de facturen en niet op het recht van reclame.
6.12
Vast staat dat [geïntimeerde] de facturen waarvan [A Advocaten] betaling vordert niet binnen 15 dagen na de factuurdatum heeft betaald. [A Advocaten] heeft zelf naar voren gebracht dat zij op 14 december 2016 een gesprek heeft gehad met [geïntimeerde] over de openstaande facturen en dat zij [geïntimeerde] op 20 december 2016 en 30 januari 2017 heeft gesommeerd om die facturen te betalen, waarna een andere advocaat namens [geïntimeerde] heeft gesteld dat een te hoog bedrag in rekening zou zijn gebracht. Het hof is van oordeel dat het (de andere advocaat van) [geïntimeerde] toen vrij stond om te reclameren over de hoogte van de facturen, zoals is gebeurd. Daarbij komt dat, anders dan [A Advocaten] heeft betoogd, het opstellen en het toezenden van een factuur niet gelden als een prestatie zoals bedoeld in art. 6:89 BW. Ook kan niet slechts binnen de door de schuldeiser gestelde betalingstermijn tijdig tegen de juistheid van een factuur bezwaar worden gemaakt (HR 11 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1565).
6.13
Het hof gaat voorbij aan de stelling van [A Advocaten] dat [geïntimeerde] heeft toegezegd de facturen en de verder te verrichten werkzaamheden aan [A Advocaten] te betalen. Volgens [A Advocaten] heeft [geïntimeerde] deze toezegging gedaan tijdens de bespreking op 14 december 2016 in het bijzijn van mr. [advocaat bij A advocaten] , maar [geïntimeerde] heeft ontkend betalingstoezeggingen te hebben gedaan. Uit een door [geïntimeerde] aan [A Advocaten] toegezonden e-mail van 20 december 2016 blijkt evenmin van een betalingstoezegging. Volgens [A Advocaten] heeft [geïntimeerde] in die e-mail geschreven dat hij ernaar zou streven om de betaling sneller te laten verlopen middels een incassoprocedure (jegens debiteuren van Filino), maar al zou dit zo zijn, dan heeft [A Advocaten] dit in de gegeven omstandigheden niet kunnen en mogen begrijpen als een toezegging tot betaling van de facturen van [A Advocaten] . Deze e-mail is daarvoor te weinig gedetailleerd en specifiek, zo is niet duidelijk welk bedrag volgens [geïntimeerde] aan [A Advocaten] moet worden betaald. Verder ligt in de door [geïntimeerde] betaalde (voorschot)facturen geen erkenning besloten van de verschuldigdheid van de overige facturen. Van de door [A Advocaten] gestelde toezegging is daarom niet, althans onvoldoende gebleken. Aan bewijslevering op dit punt door [A Advocaten] wordt niet toegekomen.
6.14
Grief 1 van [A Advocaten] (in het principaal hoger beroep) slaagt niet.
6.15
De grieven 2 tot en met 5 van [A Advocaten] (in het principaal hoger beroep) en de grieven 1 tot en met 3 van [geïntimeerde] (in het incidenteel hoger beroep) worden gezamenlijk besproken. Deze grieven hebben betrekking op de uitleg van de inhoud van overeenkomst van opdracht en de verschuldigdheid van de door [A Advocaten] aan [geïntimeerde] verzonden facturen.
Uitleg van de overeenkomst
6.16
Volgens [A Advocaten] heeft zij met [geïntimeerde] een overeenkomst van opdracht gesloten waarbij is overeengekomen dat werkzaamheden worden verricht op basis van een uurtarief. [A Advocaten] heeft daarom recht op het door haar bij [geïntimeerde] in rekening gebrachte loon voor alle door haar uitgevoerde werkzaamheden.
6.17
Volgens [geïntimeerde] is [A Advocaten] haar opdracht te buiten gegaan. De opdracht strekte enkel tot het voeren van verweer in een door Nedubex (aangekondigde en aanhangig gemaakte) kort gedingprocedure. [A Advocaten] kan dus geen werkzaamheden declareren die niet noodzakelijk zijn voor het verweer in die procedure, omdat [A Advocaten] daartoe geen opdracht had.
6.18
Het hof stelt voorop dat de inhoud van de overeenkomst tussen [A Advocaten] en [geïntimeerde] moet worden uitgelegd aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, in hun onderlinge samenhang bezien (zie rov. 6.10). Ook de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst kunnen van belang zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg.
6.19
Vast staat dat [geïntimeerde] opdracht heeft gegeven aan [A Advocaten] tot het verrichten van werkzaamheden voor het kort geding tegen stichting Nedubex. [geïntimeerde] heeft daartoe een opdrachtbevestiging van 18 oktober 2016 voor akkoord ondertekend. [A Advocaten] heeft één week later, in een e-mail van 25 oktober 2016 aan [geïntimeerde] geschreven dat daarnaast ook andere (advies)werkzaamheden zijn verricht, dat intussen al circa € 11.000,- aan kosten waren gemaakt en [geïntimeerde] is verzocht om in het kader van de zitting op de volgende dag een voorschot te betalen. [geïntimeerde] heeft niet weersproken dat [A Advocaten] die andere werkzaamheden ten behoeve van hem heeft verricht. Volgens [A Advocaten] gaat het onder andere om advies over het (niet) versturen van acquisitieve e-mails aan deelnemers van Nedubex, het opstellen van een reactie aan een internetprovider over het behoud van de domeinnaam Nedubex, advies over het staken van het voeren van de handelsnaam Nedubex en advies over de aanpassing van de website van Nedax. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] tegen het verrichten van andere (advies) werkzaamheden bezwaar heeft gemaakt. Anders dan [geïntimeerde] heeft betoogd, is het hof van oordeel dat in het licht hiervan aan de opdrachtbevestiging redelijkerwijs niet de betekenis kan worden toegekend die hij hieraan geeft, te weten dat de opdrachtbevestiging alleen ziet op het voeren van verweer in de kort gedingprocedure. Met name staan de omstandigheden die zich na de ondertekening van de opdrachtbevestiging hebben voorgedaan, zoals beschreven in de e-mail van [A Advocaten] van 25 oktober 2016 aan [geïntimeerde] , daaraan in de weg. Alle omstandigheden van dit geval in onderling verband en samenhang bezien, houdt de opdracht van [geïntimeerde] aan [A Advocaten] daarom niet alleen het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het kort geding, maar ook het verrichten van overige (advies)werkzaamheden door [A Advocaten] in.
Verschuldigdheid van de facturen
6.2
Met betrekking tot de verschuldigdheid van de facturen overweegt het hof als volgt. [geïntimeerde] is als opdrachtgever aan [A Advocaten] als opdrachtnemer loon verschuldigd. Vast staat dat partijen zijn overeengekomen dat [A Advocaten] werkzaamheden zou verrichten voor [geïntimeerde] op basis van een uurtarief variërend van € 140,00 tot € 260,00 per medewerker, exclusief 10% kantoorkosten en btw (art. 7:405 lid 1 BW).
6.21
Volgens [A Advocaten] is [geïntimeerde] haar in totaal € 30.757,27 verschuldigd, waarvan € 17.381,71 onbetaald is gelaten. [A Advocaten] stelt daartoe het volgende. [geïntimeerde] is op verkorte termijn gedagvaard en [A Advocaten] was genoodzaakt om het kort geding in het weekend, op basis van het spoedtarief, voor te bereiden. Het kort geding heeft op 26 oktober 2016 plaatsgevonden, maar omdat de wederpartij 30 pagina’s aan aanvullende stukken had ingediend, is de zitting verdaagd naar de volgende dag. [A Advocaten] heeft de aanvullende stukken moeten bespreken met [geïntimeerde] , zij heeft de pleitnota moeten aanpassen en tweemaal een zitting moeten bijwonen. [A Advocaten] heeft door het inschakelen van medewerkers met een lager uurtarief onnodige kosten vermeden. Verder is veelvuldig e-mailcontact met [geïntimeerde] geweest na het vonnis in kort geding. [A Advocaten] heeft in totaal 161 uren aan werkzaamheden verricht. Daarop is onverplicht het spoedtarief en een deel van de gemaakte uren, namelijk 51,70 uren, als coulance in mindering gebracht (in totaal € 9.821,67), zodat in totaal 109,30 uren zijn gedeclareerd (in totaal € 30.757,27). Dit is als redelijk loon aan te merken voor de werkzaamheden ten behoeve van het kort geding, de twee zittingen en overige (advies)werkzaamheden, aldus [A Advocaten] .
6.22
[geïntimeerde] betwist dat de door [A Advocaten] gedeclareerde werkzaamheden (bij benadering) zijn verricht, het aantal gedeclareerde uren is volgens hem niet juist en kan ook niet juist zijn. [geïntimeerde] stelt daartoe het volgende. Het bezwaar van [geïntimeerde] betreft met name de gedeclareerde tijdsbesteding door drie verschillende advocaten van hetzelfde kantoor, die tegelijk in het dossier hebben gewerkt en waarbij steeds intern overleg heeft plaatsgevonden. [A Advocaten] heeft zo onnodige kosten veroorzaakt. Verder is onduidelijk wat [A Advocaten] na afloop van de zitting op 27 oktober 2016 nog aan werkzaamheden heeft uitgevoerd. Na het vonnis heeft [A Advocaten] enkel drie korte e-mails gestuurd zonder bijzondere inhoud, met de boodschap aan [geïntimeerde] om zich aan het vonnis te houden. In de specificatie is bij een deel van de werkzaamheden van december 2016 het honorarium weggevallen. Deze werkzaamheden heeft [A Advocaten] wel in rekening gebracht, maar onduidelijk is voor welk bedrag.
Op het moment dat het uurtarief werd afgesproken, was het voor [geïntimeerde] niet duidelijk wat uiteindelijk aan loon zou moeten worden betaald. [A Advocaten] heeft geen maximum aantal uren genoemd, heeft geen inschatting gemaakt van het aantal uren en heeft niet met [geïntimeerde] afgesproken dat hij een waarschuwing zou krijgen als een bepaald aantal uren zou worden overschreden. [A Advocaten] heeft gelet op het voorgaande in strijd gehandeld met de Gedragsregels advocatuur 1992. Zelfs als moet worden aangenomen dat [A Advocaten] een bepaalde korting heeft toegepast, dan nog gaan de gedeclareerde uren een redelijk loon te buiten, aldus [geïntimeerde] .
6.23
Het hof overweegt als volgt. Op [A Advocaten] rust de stelplicht en, bij betwisting, de bewijslast van de verschuldigdheid van de door haar aan [geïntimeerde] verzonden facturen. [A Advocaten] beroept zich immers op het rechtsgevolg van de tussen haar en [geïntimeerde] bestaande overeenkomst, te weten een betalingsverplichting van [geïntimeerde] tegenover haar. Tussen [A Advocaten] en [geïntimeerde] bestaat geen discussie over de hoogte van het door [A Advocaten] in rekening gebrachte honorarium (€ 140,00 tot € 260,00 per medewerker, exclusief 10% kantoorkosten en btw).
In de Gedragsregels advocatuur 1992, die golden op het moment dat [A Advocaten] de werkzaamheden voor [geïntimeerde] verrichtte, staat dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden en het maken van onnodige kosten behoort te vermijden (art. 23) en bij het vaststellen van zijn declaratie een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk salaris in rekening behoort te brengen (art. 25).
6.24
Vast staat dat [geïntimeerde] voorafgaand aan het kort geding door [A Advocaten] in de e-mail van 25 oktober 2016 is gewaarschuwd dat uitvoerige werkzaamheden waren verricht, niet alleen met betrekking tot het kort geding maar ook andere werkzaamheden en dat de kosten toen al circa € 11.000,-, exclusief kantoorkosten en btw bedroegen. De reden van deze waarschuwing was volgens [A Advocaten] dat het kort geding in een korte tijd, binnen vier werkdagen, moest worden voorbereid, dat extra kosten zijn gemaakt omdat plotseling ook Nedax werd gedagvaard, dat [A Advocaten] advieswerkzaamheden heeft verricht en werkzaamheden heeft moeten verrichten met betrekking tot het (niet laten) versturen van acquisitieve e-mails door [geïntimeerde] . Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] tegen de waarschuwing van [A Advocaten] en het door haar tot dan toe berekende bedrag aan gemaakte kosten van € 11.000,- heeft geprotesteerd, terwijl het kort geding toen nog moest worden gehouden en [geïntimeerde] dus wist dat er kosten bij zouden komen.
Met betrekking tot het kort geding zijn volgens [A Advocaten] 36,6 uren gemoeid geweest (mvg onder 4.5.46). Uit de urenoverzichten van [A Advocaten] volgt dat dit aantal uren ziet op de werkzaamheden vanaf 26 oktober 2016 tot en met 31 oktober 2016, voor in totaal een bedrag van € 7.235,50 exclusief kantoorkosten en btw (productie 4 bij de dagvaarding in eerste aanleg).
6.25
Uit de door [A Advocaten] in het geding gebrachte urenoverzichten, die zien op de hiervoor genoemde periodes, staan per verrichting de datum, de tijdsbesteding, de betreffende advocaat en het bijbehorende uurtarief vermeld. [geïntimeerde] heeft deze overzichten in zoverre niet, althans onvoldoende gemotiveerd bestreden. Dit betekent dat ervan uit moet worden gegaan dat [A Advocaten] de daadwerkelijk gewerkte uren bij [geïntimeerde] in rekening heeft gebracht. Anders dan [geïntimeerde] heeft betoogd, is geen sprake van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis van [A Advocaten] jegens hem in die zin dat [A Advocaten] werkzaamheden in rekening heeft gebracht die niet zijn verricht.
Volgens [geïntimeerde] zijn door [A Advocaten] meer werkzaamheden verricht dan nodig waren, maar [geïntimeerde] heeft onvoldoende onderbouwd welke werkzaamheden niet nodig waren en waarom die niet in rekening gebracht hadden mogen worden. Dat [A Advocaten] in redelijkheid - omdat gezien de korte tijdspanne de inzet van meer advocaten nodig was - tijd in rekening heeft gebracht die is besteed aan overleg tussen kantoorgenoten of (jurisprudentie)onderzoek, heeft [geïntimeerde] onvoldoende betwist. Daarbij komt dat [A Advocaten] een aanzienlijk aantal gedeclareerde uren op de facturen in mindering heeft gebracht.
[geïntimeerde] is dan ook gehouden om het in de e-mail van 25 oktober 2016 genoemde bedrag van € 11.000,- en de ten behoeve van het kort geding gemaakte kosten van € 7.235,50, exclusief kantoorkosten en btw, aan [A Advocaten] te betalen. Opgeteld is dit een bedrag van € 18.235,50, te vermeerderen met 10% kantoorkosten en 21% btw, in totaal € 24.271,45.
6.26
[geïntimeerde] heeft in totaal € 13.375,56 aan [A Advocaten] betaald. Dat betekent dat zij nog een bedrag van € 10.895,89 aan [A Advocaten] verschuldigd is. Het standpunt van [geïntimeerde] dat het vast te stellen loon lager is dan dat hij al aan [A Advocaten] heeft betaald wordt daarom verworpen. Van onverschuldigde betaling en/of ongerechtvaardigde verrijking is geen sprake.
6.27
Voor het overige geldt dat [A Advocaten] , gelet op alle omstandigheden van het geval, met betrekking tot de periode na het kort geding geen redelijk salaris in rekening heeft gebracht.
[geïntimeerde] heeft onweersproken naar voren gebracht dat hij na de zittingen in het kort geding alleen de voorschotdeclaratie heeft ontvangen. Volgens [geïntimeerde] had hij op dat moment geen idee dat de uiteindelijke declaratie bijna vijf keer zo hoog zou worden, hij was daar door [A Advocaten] niet op gewezen en ook niet voor gewaarschuwd. [A Advocaten] heeft dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken.
Volgens [A Advocaten] heeft zij in de periode na het kort geding namens [geïntimeerde] Nedubex gesommeerd om over te gaan tot betaling van openstaande facturen, heeft [geïntimeerde] meerdere malen om advies gevraagd over zijn correspondentie met betrekking tot deelnemers van Nedubex en is [geïntimeerde] uitvoerig geadviseerd met betrekking tot het voorkomen van het verbeuren van dwangsommen, maar volgens [geïntimeerde] gaat het hierbij telkens om grotendeels standaardbrieven en korte e-mails zonder bijzondere inhoud die qua tijd hooguit enkele minuten kunnen hebben gekost.
heeft er verder terecht op gewezen dat in het urenoverzicht van de werkzaamheden in december 2016 het honorarium is weggevallen, zodat onduidelijk is voor welk bedrag deze werkzaamheden in rekening zijn gebracht, terwijl [A Advocaten] gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden.
Gelet op het voorgaande en mede bezien in het licht van alle overige omstandigheden van dit geval, slaagt het verweer van [geïntimeerde] dat [A Advocaten] in redelijkheid geen betaling van de facturen met betrekking tot de periode na het kort geding kan verlangen.
6.28
De vordering van [A Advocaten] moet daarom in zoverre worden afgewezen.
6.29
Het door [A Advocaten] en [geïntimeerde] gedane bewijsaanbod is, voor zover nog niet besproken, niet voldoende specifiek en/of niet ter zake dienend, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
6.3
De grieven 2 tot en met 5 van [A Advocaten] slagen gedeeltelijk en de grieven 1 tot en met 3 van [geïntimeerde] slagen niet. Voor zover grief 4 van [A Advocaten] ziet op de door de kantonrechter vastgestelde feiten, behoeft deze grief geen verdere bespreking. Het hof heeft hiervoor onder 5 een nieuw overzicht gegeven van de onbetwiste feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
6.31
Grief 6 van [A Advocaten] (in principaal hoger beroep) heeft betrekking op de wettelijke (handels)rente en buitengerechtelijke incassokosten.
6.32
[A Advocaten] vordert primair veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van de wettelijke handelsrente op grond van art. 11 van de algemene voorwaarden. In dat artikel is niets over de wettelijke handelsrente overeengekomen, zodat deze vordering zal worden afgewezen. De door [A Advocaten] subsidiair gevorderde wettelijke rente van art. 6:119 BW zal worden toegewezen. [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 10.895,89, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding (18 april 2017), nu andere aanknopingspunten voor de ingangsdatum van de wettelijke rente ontbreken.
6.33
De vordering van [A Advocaten] tot betaling van buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen ten aanzien van Filino en Nedax op grond van art. 12 van de algemene voorwaarden van [A Advocaten] . De enkele omstandigheid dat het gaat om eigen incassowerkzaamheden van [A Advocaten] , maakt dit in dit geval niet anders. Gesteld noch gebleken is dat de werkelijk door [A Advocaten] gemaakte kosten hoger zijn dan het toepasselijke tarief van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (BIK). Het hof ziet in deze omstandigheden aanleiding de overeengekomen buitengerechtelijke kosten met inachtneming van art. 2 BIK te matigen tot € 948,82. Filino en Nedax zullen worden veroordeeld tot betaling daarvan.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten zal ten aanzien van [geïntimeerde] worden afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat hij is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen, zoals bedoeld en vereist in art. 6:96 lid 6 BW.
Achterhouden van informatie
6.34
Met grief 7 betoogt [A Advocaten] dat de kantonrechter ten onrechte onbesproken heeft gelaten dat [geïntimeerde] niet heeft vermeld dat tweemaal een zitting in het kort geding heeft plaatsgevonden en dat [A Advocaten] uit coulance een bedrag van € 9.821,67 in mindering heeft gebracht op de facturen, zodat [geïntimeerde] in strijd heeft gehandeld met art. 21 Rv.
6.35
[A Advocaten] heeft geen belang bij deze grief. [geïntimeerde] heeft betwist dat hij met opzet informatie zou hebben achtergehouden en hij heeft de door [A Advocaten] genoemde feiten en omstandigheden in hoger beroep alsnog genoemd. Het hof heeft deze feiten en omstandigheden bij de beoordeling van de vordering van [A Advocaten] betrokken (rov. 6.2.4). Het hof gaat daarom aan deze grief van [A Advocaten] voorbij.
Conservatoir beslag
6.36
[A Advocaten] heeft met verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank conservatoir beslag laten leggen op de woning van [geïntimeerde] .
Anders dan [geïntimeerde] in hoger beroep heeft betoogd, kan niet worden vastgesteld dat [A Advocaten] hiertoe is overgegaan zonder overleg met de deken. [A Advocaten] heeft gemotiveerd naar voren gebracht dat zij overleg heeft gevoerd met de deken, die (bij brief van 3 maart 2017) te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen de door [A Advocaten] voorgenomen beslaglegging. [geïntimeerde] heeft dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken.
Nu in hoger beroep is geoordeeld dat [A Advocaten] nog een vordering heeft op [geïntimeerde] , kan evenmin worden geconcludeerd dat [A Advocaten] onrechtmatig jegens [geïntimeerde] heeft gehandeld door het (doen) leggen van conservatoir beslag op de woning van [geïntimeerde] .
De vorderingen van [geïntimeerde] in hoger beroep met betrekking tot het conservatoir beslag, waaronder begrepen opheffing daarvan of schadevergoeding daarvoor, worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
6.37
Het hof zal [geïntimeerde] als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure bij de kantonrechter en de beslag- en nakosten veroordelen. De door [A Advocaten] in eerste aanleg gevorderde wettelijke rente over de proceskostenveroordeling zal op de na te melden wijze worden toegewezen. Hieruit volgt dat grief 8 van [A Advocaten] (in principaal hoger beroep) slaagt en grief 4 van [geïntimeerde] (in incidenteel hoger beroep) niet slaagt. Het hof zal [geïntimeerde] als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij ook in de kosten van de procedure in het principaal en het incidenteel hoger beroep veroordelen, zoals door [A Advocaten] gevorderd.
Hoofdelijkheid
6.38
[A Advocaten] heeft hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde] gevorderd, waartegen [geïntimeerde] geen verweer heeft gevoerd. Vast staat dat [geïntimeerde] in de opdrachtbevestiging van 18 oktober 2016 met [A Advocaten] is overeengekomen dat hij hoofdelijk instaat voor nakoming van de gemaakte (betalings)afspraken. De door [A Advocaten] gevorderde hoofdelijke veroordeling zal dan ook worden toegewezen.
Slotsom
6.39
De slotsom is dat het hof het vonnis van de kantonrechter zal vernietigen. [geïntimeerde] , Filino en Nedax worden alsnog hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 10.895,89, te vermeerderen met de wettelijke rente. Filino en Nedax worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 948,82 wegens buitengerechtelijke incassokosten aan [A Advocaten] .
[geïntimeerde] , Filino en Nedax worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten, beslag- en nakosten aan de zijde van [A Advocaten] . Deze uitspraak zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals gevorderd.

7.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] , Filino en Nedax hoofdelijk tot betaling van € 10.895,89 aan [A Advocaten] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding (18 april 2017) tot de dag van betaling;
veroordeelt Filino en Nedax hoofdelijk tot betaling van € 948,82 aan [A Advocaten] wegens buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [geïntimeerde] , Filino en Nedax hoofdelijk in de proceskosten van de eerste aanleg en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [A Advocaten] op:
€ 80,42 aan dagvaardingskosten;
€ 939,00 aan griffierecht;
€ 750,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg; en
€ 297,43 aan beslagkosten;
en voor wat betreft de nakosten op € 163,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 248,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
en bepaalt dat voornoemde bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak, maar dat het bedrag van € 248,00 vermeerderd met explootkosten binnen veertien dagen na de dag van betekening van deze uitspraak, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] , Filino en Nedax hoofdelijk in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [A Advocaten] op:
€ 81,00 aan dagvaardingskosten;
€ 1.978,00 aan griffierecht;
€ 2.785,00 aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E. Smorenburg, A.L. Bervoets en J.K.B. van Daalen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 juli 2021.
griffier rolraadsheer