Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde] ,wonende te [woonplaats] ,
Filino B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
Nedax B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 23 oktober 2018 waarbij het hof een comparitie van partijen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 december 2018;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens akte wijziging van eis met producties;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel;
- de akte van [geïntimeerde] van 25 februari 2020;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
6.De beoordeling
In het kader van de door u aan [A Advocaten] Advocaten B.V. verstrekte opdracht met betrekking tot het kort geding tegen de stichting Nedubex bevestig ik namens [A Advocaten] Advocaten dat ik een dossier heb geopend (…)
In bovengenoemde zaak wens ik u volledigheidshalve te berichten dat ik en mijn medewerkers ten behoeve van het kort geding van morgen 26 oktober 2016 naast het opstellen van de pleitnota en het verzamelen en opstellen van producties ook uitvoerige werkzaamheden hebben verricht in uw belang. Dit met betrekking tot onder meer het herstellen van het een en ander, zoals het opstellen van de rectificatie (…). Ook met het opstellen van de producties met betrekking tot de deelnemers die op de website staan vermeld, is veel tijd gemoeid geweest. Ik heb daarbij mijn kantoorgenote ingeschakeld aangezien zij een lager uurtarief heeft.
- factuur van 24 november 2016 van € 19.728,17 inclusief btw (€ 25.228,18 min voorschot van € 5.500,- exclusief btw);
- factuur van 12 december 2016 van € 2.720,56 inclusief btw; en een
- factuur van 30 januari 2017 van € 1.653,54 inclusief btw.
Opgeteld is dit, vermeerderd met het voorschot in de e-mail van 25 oktober 2016 van € 6.655,00, een bedrag van in totaal € 30.757,27. [geïntimeerde] heeft in totaal € 13.375,56 betaald.
I. betaling van een bedrag van € 17.381,71, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
met veroordeling van [A Advocaten] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met nakosten en de wettelijke rente over de (na)kosten.
- [A Advocaten] te veroordelen tot onmiddellijke opheffing daarvan, op straffe van een dwangsom;
- te verklaren voor recht dat [A Advocaten] onrechtmatig heeft gehandeld door het (doen) leggen van conservatoir beslag op de woning van [geïntimeerde] ;
Bij gebreke van reclame of door betaling van de factuur binnen 15 dagen na factuurdatum vervalt bij wege van vaststelling ex art. 7:900 BW enig beroep op eventuele betwisting van de factuur en/of tenaamstelling uit welken hoofde dan ook en staat de instemming met de factuur vast. Betwisting laat de betalingsverplichting van cliënt onverlet.”.
In de Gedragsregels advocatuur 1992, die golden op het moment dat [A Advocaten] de werkzaamheden voor [geïntimeerde] verrichtte, staat dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden en het maken van onnodige kosten behoort te vermijden (art. 23) en bij het vaststellen van zijn declaratie een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk salaris in rekening behoort te brengen (art. 25).
Met betrekking tot het kort geding zijn volgens [A Advocaten] 36,6 uren gemoeid geweest (mvg onder 4.5.46). Uit de urenoverzichten van [A Advocaten] volgt dat dit aantal uren ziet op de werkzaamheden vanaf 26 oktober 2016 tot en met 31 oktober 2016, voor in totaal een bedrag van € 7.235,50 exclusief kantoorkosten en btw (productie 4 bij de dagvaarding in eerste aanleg).
Volgens [geïntimeerde] zijn door [A Advocaten] meer werkzaamheden verricht dan nodig waren, maar [geïntimeerde] heeft onvoldoende onderbouwd welke werkzaamheden niet nodig waren en waarom die niet in rekening gebracht hadden mogen worden. Dat [A Advocaten] in redelijkheid - omdat gezien de korte tijdspanne de inzet van meer advocaten nodig was - tijd in rekening heeft gebracht die is besteed aan overleg tussen kantoorgenoten of (jurisprudentie)onderzoek, heeft [geïntimeerde] onvoldoende betwist. Daarbij komt dat [A Advocaten] een aanzienlijk aantal gedeclareerde uren op de facturen in mindering heeft gebracht.
[geïntimeerde] is dan ook gehouden om het in de e-mail van 25 oktober 2016 genoemde bedrag van € 11.000,- en de ten behoeve van het kort geding gemaakte kosten van € 7.235,50, exclusief kantoorkosten en btw, aan [A Advocaten] te betalen. Opgeteld is dit een bedrag van € 18.235,50, te vermeerderen met 10% kantoorkosten en 21% btw, in totaal € 24.271,45.
[geïntimeerde] heeft onweersproken naar voren gebracht dat hij na de zittingen in het kort geding alleen de voorschotdeclaratie heeft ontvangen. Volgens [geïntimeerde] had hij op dat moment geen idee dat de uiteindelijke declaratie bijna vijf keer zo hoog zou worden, hij was daar door [A Advocaten] niet op gewezen en ook niet voor gewaarschuwd. [A Advocaten] heeft dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken.
Volgens [A Advocaten] heeft zij in de periode na het kort geding namens [geïntimeerde] Nedubex gesommeerd om over te gaan tot betaling van openstaande facturen, heeft [geïntimeerde] meerdere malen om advies gevraagd over zijn correspondentie met betrekking tot deelnemers van Nedubex en is [geïntimeerde] uitvoerig geadviseerd met betrekking tot het voorkomen van het verbeuren van dwangsommen, maar volgens [geïntimeerde] gaat het hierbij telkens om grotendeels standaardbrieven en korte e-mails zonder bijzondere inhoud die qua tijd hooguit enkele minuten kunnen hebben gekost.
heeft er verder terecht op gewezen dat in het urenoverzicht van de werkzaamheden in december 2016 het honorarium is weggevallen, zodat onduidelijk is voor welk bedrag deze werkzaamheden in rekening zijn gebracht, terwijl [A Advocaten] gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden.
De vorderingen van [geïntimeerde] in hoger beroep met betrekking tot het conservatoir beslag, waaronder begrepen opheffing daarvan of schadevergoeding daarvoor, worden afgewezen.
7.De uitspraak
€ 80,42 aan dagvaardingskosten;
€ 939,00 aan griffierecht;
€ 297,43 aan beslagkosten;
en voor wat betreft de nakosten op € 163,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 248,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
en bepaalt dat voornoemde bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak, maar dat het bedrag van € 248,00 vermeerderd met explootkosten binnen veertien dagen na de dag van betekening van deze uitspraak, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag van voldoening;
€ 81,00 aan dagvaardingskosten;
€ 1.978,00 aan griffierecht;
€ 2.785,00 aan salaris advocaat voor het hoger beroep;